In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 30 juli 2024, is een kort geding aan de orde waarin HCI 360 Innsbruckweg B.V. als eiseres optreedt tegen de onbekende gedaagden die zich in een gekraakt bedrijfspand bevinden. De eiseres heeft verzocht om ontruiming van het pand, dat zich aan een specifieke straat in Rotterdam bevindt. De gedaagden zijn niet verschenen tijdens de zitting, waardoor verstek is verleend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding aan de wettelijke vereisten voldoet en heeft het gevraagde verstek verleend.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de ontruiming van de onroerende zaak moet plaatsvinden, maar niet onmiddellijk. De gedaagden moeten het pand binnen drie dagen na betekening van het vonnis ontruimen. De rechtbank heeft ook bepaald dat de eiseres het vonnis gedurende zes maanden na de ontruiming kan ten uitvoer leggen in geval van hernieuwde kraak. De gedaagden zijn als grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.650,37. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten is toegewezen, evenals de veroordeling tot betaling binnen veertien dagen na aanschrijving.
De rechtbank heeft verder de gevorderde machtiging tot het gebruik van sterke arm afgewezen, evenals de gevorderde dwangsom, omdat de mogelijkheid tot gedwongen ontruiming al een voldoende dwangmiddel is. De voorzieningenrechter heeft het meer of anders gevorderde afgewezen en verklaard dat de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad zijn. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. P. de Bruin.