ECLI:NL:RBROT:2024:7145

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juli 2024
Publicatiedatum
31 juli 2024
Zaaknummer
11160419 VV EXPL 24-313
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en ontruiming in kort geding met gewijzigde inkomenssituatie

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 17 juli 2024, hebben eisers, broer en zus, een kort geding aangespannen tegen de bewindvoerder van dhr. [persoon A] vanwege een aanzienlijke huurachterstand van € 14.461,03. De eisers, die de enige erfgenamen zijn van hun overleden vader, vorderen ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van de woning en betaling van de huurachterstand. De huurachterstand is ontstaan door niet-betaalde huur en naheffingen van stookkosten. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 juli 2024 werd de huurachterstand door de bewindvoerder niet betwist, maar de eisers hebben hun vordering ter zitting vermeerderd tot € 15.520,77, inclusief de huur voor juli 2024.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van een spoedeisend belang, maar heeft de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming afgewezen. De rechter overweegt dat ontruiming een laatste redmiddel is en dat dhr. [persoon A], die 68 jaar oud is en beginnende dementie heeft, sinds juni 2024 een substantieel hoger inkomen heeft, waardoor hij in staat is de huur te betalen. De kantonrechter heeft de bewindvoerder erop gewezen dat hij moet toezien op tijdige betalingen van huur en energie.

De rechter heeft de bewindvoerder veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten, die in totaal € 1.520,71 bedragen. De wettelijke rente over de proceskosten is eveneens toegewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11160419 VV EXPL 24-313
datum uitspraak: 17 juli 2024
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

eiser sub 1,
woonplaats: Sliedrecht,

2.[eiser 2]

eiser sub 2,
woonplaats: Oosterhout,
gemachtigde: mr. J.J. Morra,
tegen
[gedaagde] ,
in de hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van de heer [persoon A] ,
vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. A. Rhijnsburger.
Partijen worden hierna mw. [eiser 1] , dhr. [eiser 2] (samen: eisers), de bewindvoerder en dhr. [persoon A] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 26 juni 2024, met producties 1 tot en met 11;
  • productie 1 van de bewindvoerder.
1.2.
Op 9 juli 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig: dhr. [eiser 2] , mr. Morra en mr. Rhijnsburger.

2.De beoordeling

2.1.
Eisers zijn broer en zus. Zij zijn de enige erfgenamen van hun vader, de heer [persoon B] . Tot de nalatenschap van vader behoort onder meer het appartement aan de [adres] te ( [postcode] ) Rotterdam (hierna: ‘de woning’). Vader heeft dit appartement in 2005 geërfd van zijn broer, de oom van eisers, de heer [persoon C] .
2.2.
Dhr. [persoon A] huurt de woning al tientallen jaren. De huurovereenkomst is destijds gesloten met de heer [persoon C] .
2.3.
De huur bedraagt per 1 juli 2023 € 1.029,06 (€ 779,06 kale huur en € 250,- voorschot gas, water en licht). Per 1 juli 2024 is dit € 1.059,74 in totaal per maand bij een gelijkblijvend voorschot gas, water en licht.
2.4.
Dhr. [persoon A] heeft een huurachterstand van € 14.461,03 tot aan de dag van dagvaarding. Deze achterstand bestaat uit € 9.848,72 (12 maanden huur minus deelbetalingen van € 2.500,-) en € 4.612,31 (naheffing stookkosten). In 2021 en 2022 had dhr. [persoon A] ook een huurachterstand.
2.5.
In dit kort geding vorderen eisers (kort gezegd en na vermeerdering van eis) ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van de woning en betaling van de huur- en stookkostenachterstand tot en met juli 2024, met veroordeling van de bewindvoerder in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
2.6.
De kantonrechter overweegt dat het spoedeisend belang voldoende aannemelijk is, omdat er sprake is van een forse huurachterstand.
2.7.
De bewindvoerder betwist de huurachterstand niet. Onbetwist is ook dat de huurachterstand ten tijde van de mondelinge behandeling hoger is, omdat de huur over de maand juli 2024 ook niet is betaald. Eisers hebben hun eis ter zitting met toestemming van mr. Rhijnsburger vermeerderd, in die zin dat de bewindvoerder wordt veroordeeld tot betaling van de huurachterstand van € 15.520,77 (€ 14.461,03 + € 1.059,74). Deze vordering wordt toegewezen.
2.8.
De gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst wordt afgewezen. Ontbinding kan niet in kort geding worden gevorderd.
2.9.
De ontruiming wordt ook afgewezen. De kantonrechter licht dit als volgt toe. Dhr. [persoon A] is 68 jaar oud en heeft beginnende dementie. Sinds 1 juni 2024 heeft hij een substantieel hoger inkomen dan daarvoor, namelijk ± € 2.000,- per maand aan AOW en pensioen in plaats van € 700,- aan enkel AOW. Dit betekent dat hij de huur van dit inkomen kan betalen. Hoewel er dus sprake is van een forse huurachterstand, is er voldoende aanleiding om aan te nemen dat die achterstand niet verder zal oplopen. Een belangenafweging valt dan ook in het voordeel van dhr. [persoon A] uit. Ontruiming is een laatste redmiddel en vanwege het gewijzigde inkomen is het niet gerechtvaardigd om in deze procedure vooruit te lopen op de bodemprocedure en de bewindvoerder te veroordelen het gehuurde te ontruimen. Daarmee is de betalingsachterstand niet weg, maar die zou ook niet weg zijn bij een ontruiming.
2.10.
De kantonrechter wijst de bewindvoerder erop dat deze er scherp op moet toezien dat de huur en energie vanaf nu betaald wordt.
2.11.
Partijen worden over en weer in het (on)gelijk gesteld. Normaal betekent dit dat partijen ieder hun eigen proceskosten moeten dragen. De bewindvoerder heeft echter pas een dag voor de zitting stukken ingediend die er (mede) voor hebben gezorgd dat de gevorderde ontruiming wordt afgewezen. Van eisers kon niet worden verwacht dat zij het kort geding hadden ingetrokken op basis van de toegezonden informatie en zonder een toelichting op zitting. De bewindvoerder wordt dan ook in de proceskosten (inclusief nakosten) van deze procedure veroordeeld. De kosten van eisers worden begroot op:
- kosten dagvaarding € 136,71
- griffierecht € 706,00
- salaris gemachtigde € 543,00
- nakosten €
135,00
Totaal € 1.520,71
2.12.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de bewindvoerder om aan eisers te betalen € 15.520,77,
3.2.
veroordeelt de bewindvoerder in de proceskosten van € 1.520,71, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe; als de bewindvoerder niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet de bewindvoerder ook de kosten van betekening betalen,
3.3.
veroordeelt de bewindvoerder in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
3.4.
verklaart dit vonnis tot dus ver uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Doorduijn en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2024. 58190/58177