ECLI:NL:RBROT:2024:7143

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 augustus 2024
Publicatiedatum
31 juli 2024
Zaaknummer
10946221 CV EXPL 24-4987
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Waterweg Wonen en een gedaagde huurder. De eiseres, Waterweg Wonen, heeft de kantonrechter verzocht om ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een huurachterstand van € 7.563,12. De gedaagde, die zelf procedeert, is niet verschenen op de zitting, ondanks dat zij op de juiste wijze was opgeroepen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde sinds april 2021 niet of niet volledig heeft betaald, wat heeft geleid tot een ernstige huurachterstand. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurovereenkomst ontbonden moet worden, omdat de gedaagde in gebreke is gebleven met haar betalingsverplichtingen. De kantonrechter heeft ook bepaald dat de gedaagde de woning binnen veertien dagen moet ontruimen en een gebruiksvergoeding van € 496,45 per maand moet betalen tot de ontruiming plaatsvindt. Daarnaast zijn de incassokosten afgewezen, omdat de bepaling hierover in de huurvoorwaarden als oneerlijk werd beschouwd. De gedaagde is verder veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 1.473,72. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als de gedaagde in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10946221 CV EXPL 24-4987
datum uitspraak: 2 augustus 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Waterweg Wonen,
vestigingsplaats: Vlaardingen,
eiseres,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Waterweg Wonen’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 9 februari 2024, met bijlagen;
  • het antwoord.
1.2.
Op 2 juli 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij was mr. J.A. Wesdijk namens de gemachtigde van Waterweg Wonen aanwezig. [gedaagde] is, hoewel zij daarvoor op de juiste wijze is opgeroepen, zonder bericht, niet verschenen.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde] huurt vanaf 20 augustus 2007 de woning aan de [adres] in Vlaardingen van Waterweg Wonen. De huur is nu € 496,45 per maand. Op dit moment is er een huurachterstand. Waterweg Wonen eist dat [gedaagde] die huurachterstand betaalt en dat de kantonrechter de huurovereenkomst ontbindt. [gedaagde] moet van de kantonrechter inderdaad de huurachterstand betalen en de woning verlaten. Hierna wordt uitgelegd waarop deze beslissing is gebaseerd.
[gedaagde] moet een huurachterstand van € 7.563,12 betalen
2.2.
[gedaagde] wordt veroordeeld om € 7.563,12 aan Waterweg Wonen te betalen. Hoewel [gedaagde] bij antwoord de hoogte van de huurachterstand heeft betwist en heeft gesteld dat zij meerdere betalingen heeft gedaan, heeft zij dit niet verder onderbouwd met bijvoorbeeld betaalbewijzen. Waterweg Wonen heeft ter zitting de huurachterstand nogmaals toegelicht en onderbouwd dat de huurachterstand op het moment van de zitting € 7.563,12 was. De huur voor de maand juli 2024 zit hier dus bij. [gedaagde] heeft dit niet meer weersproken, zodat de kantonrechter ervan uit gaat dat de huurachterstand tot en met juli 2024 € 7.563,12 is.
De huurovereenkomst wordt ontbonden
2.3.
De huurovereenkomst wordt ontbonden, omdat [gedaagde] verplicht was om de huur op tijd te betalen en dat niet heeft gedaan (artikel 6:265 BW). De huurachterstand is ernstig genoeg om de huurovereenkomst te beëindigen. Dat is meestal zo bij een achterstand van meer dan drie maanden, maar de kantonrechter moet rekening houden met alle omstandigheden. [1] De kantonrechter heeft er in dit geval rekening mee gehouden dat de huur sinds april 2021 niet of niet volledig wordt betaald. De lopende huur wordt ook niet elke keer betaald en de achterstand is na de dagvaarding alleen maar opgelopen. Er is geen toekomstperspectief dat [gedaagde] de komende huurpenningen voortaan tijdig zal gaan betalen of de opgelopen achterstand zal gaan inlopen. Dat [gedaagde] in de woning verblijft met een minderjarig kind, doet aan het voorgaande niet af. [gedaagde] heeft niet gesteld dat voor haar kind een (acute) noodsituatie zal ontstaan als zij de woning moet verlaten. Het is bovendien [gedaagde] zelf die de primaire verantwoordelijkheid voor het welzijn van haar kind draagt. Tegen deze achtergrond komt de kantonrechter tot het oordeel dat niet is gebleken dat de belangen van het kind zich verzetten tegen een ontbinding van de huurovereenkomst. De overige door [gedaagde] genoemde persoonlijke en financiële omstandigheden staan, hoe vervelend deze ook zijn, ook niet in de weg aan ontbinding. Deze omstandigheden ontheffen haar niet van haar betalingsverplichting(en).
[gedaagde] moet de woning ontruimen en een gebruiksvergoeding betalen
2.4.
Omdat de huurovereenkomst is ontbonden, moet [gedaagde] de woning met al haar spullen verlaten. Dat moet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis. Tot en met de dag van de ontruiming moet [gedaagde] een gebruiksvergoeding van € 496,45 per maand betalen (artikel 7:225 BW). Waterweg Wonen heeft niet uitgelegd waarom [gedaagde] een vergoeding moet betalen voor de rest van die maand. Voor het verhogen van de gebruiksvergoeding gelden dezelfde regels (artikel 7:248 BW) als voor het verhogen van de huur.
[gedaagde] hoeft geen incassokosten te betalen
2.5.
De bepaling over de buitengerechtelijke kosten is oneerlijk. De bepaling wijkt namelijk in het nadeel van de huurder af van de wettelijke regeling (artikel 6:96 BW) of wekt die indruk. Een bepaling die de verhuurder recht geeft op buitengerechtelijke kosten is op zich toegestaan, maar dan moet wel zijn voldaan aan de volgende voorwaarden. De bepaling mag de verhuurder geen recht geven op een hoger bedrag dan is toegestaan op grond van de wet. Wel is toegestaan dat in de bepaling geen bedragen worden genoemd of als voor de hoogte van de vergoeding wordt verwezen naar de wet. De bepaling moet ook niet de indruk wekken dat de verhuurder eerder dan op grond van de wet recht krijgt op een vergoeding. Als er iets staat over het moment waarop de kosten verschuldigd worden, dan moet uit de bepaling dus blijken dat de huurder die vergoeding pas verschuldigd wordt nadat hij nog een kans heeft gekregen om binnen veertien dagen alsnog te betalen. Aan deze voorwaarden is hier niet voldaan. De bepaling is daarom oneerlijk zodat de vergoeding voor incassokosten wordt afgewezen.
[gedaagde] moet wettelijke rente betalen
2.6.
De wettelijke rente wordt toegewezen, omdat Waterweg Wonen genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist. Daarom zit in het totale bedrag dat [gedaagde] aan Waterweg Wonen moet betalen de wettelijke rente van € 152,- die Waterweg Wonen heeft berekend tot 9 februari 2024.
Verder geen oneerlijke bepalingen
2.7.
De kantonrechter heeft onderzocht of er nog andere oneerlijke bepalingen zijn, maar die zijn er niet. Daarbij is alleen gekeken naar bepalingen die voor deze zaak van belang zouden kunnen zijn. Bepalingen die voor beoordeling van de eis niet relevant zijn, heeft de kantonrechter dus niet getoetst.
2.8.
De kantonrechter heeft ook onderzocht of een deel van de eis moet worden afgewezen omdat [gedaagde] onvoldoende of onjuiste informatie heeft gekregen. Dat is niet het geval. De kantonrechter is dus van oordeel dat [gedaagde] voldoende informatie heeft gekregen of dat een eventuele schending van een informatieplicht niet ernstig genoeg is om een deel van de eis af te wijzen.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.9.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen, omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van Waterweg Wonen op € 136,72 aan dagvaardingskosten, € 524,- aan griffierecht, € 678,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 339,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.473,72. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Waterweg Wonen dat eist en [gedaagde] daar niet op heeft gereageerd (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Waterweg Wonen te betalen € 7.715,12 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over de hoofdsom die na iedere wijziging vanaf 9 februari 2024 heeft opengestaan tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen de partijen en veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis de woning aan de Klaproosstraat 3 in Vlaardingen te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Waterweg Wonen te stellen;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] om vanaf 1 augustus 2024 tot en met de dag waarop de ontruiming plaatsvindt aan Waterweg Wonen te betalen € 496,45 per maand met de verhoging die is toegestaan;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Waterweg Wonen worden begroot op € 1.473,72;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom en in het openbaar uitgesproken.
53954

Voetnoten

1.Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810