In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 2 augustus 2024, wordt het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van het UWV van 11 oktober 2023 behandeld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het te laat is ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. De rechtbank legt uit dat voor het indienen van een beroepschrift een termijn van zes weken geldt, die begint op de dag na de bekendmaking van het besluit. Eiser heeft aangevoerd dat hij het beroepschrift op 15 november 2023 per post heeft verstuurd, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift pas op 17 mei 2024 is ontvangen, wat na de termijn is. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij tijdig beroep heeft ingesteld, en het risico van verzending ligt bij de verzender. De rechtbank heeft eiser in de gelegenheid gesteld bewijsstukken te overleggen, maar hij heeft hier niet op gereageerd. Hierdoor blijft het bestreden besluit in stand en wordt het beroep niet inhoudelijk beoordeeld. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.