ECLI:NL:RBROT:2024:7101

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
30 juli 2024
Zaaknummer
FT RK\24.341
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsanering met toepassing van de hardheidsclausule

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 juni 2024 uitspraak gedaan over een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling door verzoeker, die in financiële problemen verkeert. Tijdens de zitting op 11 juni 2024 is het verzoek behandeld, waarbij de beschermingsbewindvoerder van de Sociale Dienst Drechtsteden aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker in een toestand verkeert waarin hij heeft opgehouden te betalen, en dat er onvoldoende gronden zijn om het verzoek af te wijzen. De rechtbank heeft ook gekeken naar de goede trouw van verzoeker met betrekking tot het ontstaan van zijn schulden. Hoewel er enkele schulden zijn die mogelijk niet te goeder trouw zijn ontstaan, heeft de rechtbank geoordeeld dat verzoeker onder bepaalde omstandigheden toch kan worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, op basis van de hardheidsclausule van de Faillissementswet. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker zijn situatie onder controle heeft gekregen en dat hij zich serieus inspant om zijn schulden te voldoen. De rechtbank heeft de termijn van de schuldsaneringsregeling vastgesteld op achttien maanden, te rekenen vanaf de datum van uitspraak, en heeft mr. M.C. Snel-van den Hout benoemd tot rechter-commissaris. Tevens zijn er voorwaarden gesteld aan de toelating, waaronder het behoud van beschermingsbewind.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
toepassing schuldsaneringsregeling
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 12 juni 2024
[verzoeker],
[adres] ,
[postcode 1] [woonplaats] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft het verzoek behandeld ter zitting van 11 juni 2024 te Dordrecht.
Daarbij zijn verschenen en gehoord:
- dhr. [verzoeker] , verzoeker;
- mw. E. Jansen, beschermingsbewindvoerder bij Sociale dienst Drechtsteden;
Op 11 juni 2024, na afloop van de zitting, heeft de beschermingsbewindvoerder een aanvullend stuk ingediend per e-mail.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling

Toelating tot de schuldsaneringsregeling
Het verzoekschrift voldoet aan de daaraan gestelde eisen. Verzoeker verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen, dan wel dat redelijkerwijs is te voorzien dat hij niet zal kunnen voortgaan met betaling van zijn schulden. Er is geen, althans onvoldoende grond gebleken voor afwijzing van het verzoek. Verzoeker zal daarom worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling.
Goede trouw
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als voldoende aannemelijk is dat verzoeker ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de drie jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend te goeder trouw is geweest. Voorts dient voldoende aannemelijk te zijn dat hij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan een verzoeker dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin verzoeker kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van verzoeker voor wat betreft zijn inspanningen de schulden te voldoen of acties zijnerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren.
In dit geval heeft de rechtbank onder meer gekeken naar de zeer recente schuld aan Gemeente Sliedrecht, afdeling invorderingen van 23 augustus 2023. Tijdens de zitting heeft de beschermingsbewindvoeder verklaard dat hiervoor kwijtschelding was aangevraagd en verkregen. Na afloop van de zitting heeft de rechtbank het bewijs hiervan ontvangen.
Daarnaast heeft de rechtbank gekeken naar de schuld aan het Centraal Justitieel Incassobureau, de schuld aan Belastingdienst Afdeling MSNP en de schuld aan Basic Fit. Verzoeker heeft eind juli 2021 twee verkeersboetes opgelegd gekregen. Deze schulden zijn naar hun aard niet te goeder trouw ontstaan, althans onbetaald gelaten, en staan in beginsel aan toelating in de weg. Ook de schuld aan Belastingdienst Afdeling MSNP van 17 juni 2022 en de schuld aan Basic Fit van 4 maart 2022 staan potentieel aan toelating in de weg, omdat deze schulden binnen de driejaarstermijn vallen.
Hardheidsclausule
Het verzoek kan ingevolge artikel 288, derde lid, van de Faillissementswet, ondanks het ontbreken van goede trouw, wel worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat verzoeker de omstandigheden, die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van de schulden, onder controle heeft gekregen. De rechtbank is van oordeel dat van een dergelijke situatie sprake is. Ter zitting heeft verzoeker verklaard geen auto meer in bezit te hebben en zich alleen nog per scootmobiel te verplaatsen, waardoor de kans op nieuwe verkeersboetes klein is. Daarnaast zijn de schulden aan Belastingdienst Afdeling MSNP en Basic Fit vlak voor het beschermingsbewind inging ontstaan. De beschermingsbewindvoerder gaf aan dat de situatie momenteel stabiel is. De schuld aan Belastingdienst Afdeling MSNP is een terugvordering huurtoeslag wegens verhuizing. Over de schuld aan Basic Fit heeft verzoeker ter zitting verklaard telefonisch contact te hebben gehad met Basic Fit, maar dat geen gehoor werd gegeven aan de opzegging van verzoeker. Ook heeft verzoeker ter zitting blijk gegeven van een serieuze en saneringsgezinde houding. Door het vorenstaande is bij de rechtbank het vertrouwen ontstaan dat verzoeker de verplichtingen uit de wettelijke schuldsaneringsregeling naar behoren zal nakomen. Verzoeker zal worden toegelaten tot de wettelijke schuldsanering, met als voorwaarde dat hij onder beschermingsbewind blijft.
Bevoegdheid rechtbank
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verzoeker in Nederland ligt.

3.De beslissing

De rechtbank:
- spreekt per de datum van dit vonnis de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum] -1967 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
wonende te [adres] , [postcode 1] [woonplaats] ;
voorheen handelende onder de naam [naam bedrijf]
gevestigd [vestigingsadres] , [postcode 2] [vestigingsplaats] ;
- stelt de termijn van de regeling vast op achttien maanden, te rekenen vanaf 12 juni 2024, waardoor deze termijn eindigt op 12 december 2025;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. M.C. Snel-van den Hout
en tot bewindvoerder M. Zomerdijk,
gevestigd te Postbus 81145,
3009 Rotterdam;
- kent toe, voor zover de boedel dit toelaat, een voorschot op de vergoeding van de bewindvoerder van een telkens aan het eind van de maand opeisbaar bedrag. Dit bedrag is gelijk aan 1/19e deel van de overeenkomstig artikel 2 van het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering (Staatsblad 2013, 308) te berekenen vergoeding, verhoogd met de verschuldigde omzetbelasting;
- bepaalt dat schuldenaar zich tijdens de schuldsaneringsregeling onder beschermingsbewind houdt;
- geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan de schuldenaar gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, en in aanwezigheid van L.M. Heinis, griffier, in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2024. [1]