ECLI:NL:RBROT:2024:7096

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
30 juli 2024
Zaaknummer
24/7079
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor maatschappelijke opvang van hoogzwangere verzoekster zonder vaste verblijfplaats

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 31 juli 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een hoogzwangere vrouw zonder vaste verblijfplaats, had een aanvraag ingediend voor maatschappelijke opvang, welke door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam was afgewezen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 25 juli 2024, waarbij verzoekster en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het college.

De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster sinds februari 2021 in Nederland verblijft en eerder bij een kennis en een nicht heeft gewoond, maar nu op straat staat. Het college had de aanvraag afgewezen omdat verzoekster in staat werd geacht om met hulp van haar netwerk zelf onderdak te vinden. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekster een spoedeisend belang had bij haar verzoek, gezien haar zwangerschap en gebrek aan een vaste verblijfplaats.

Echter, na beoordeling van de situatie kwam de voorzieningenrechter tot de conclusie dat verzoekster alleen een huisvestingsprobleem had en geen andere hulpvragen. De voorzieningenrechter volgde het standpunt van het college dat de maatschappelijke opvang niet bedoeld is om huisvestingsproblemen op te lossen, maar om mensen te helpen die niet zelfredzaam zijn. Aangezien verzoekster in staat werd geacht om zelf onderdak te vinden, werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak heeft geen gevolgen voor de mogelijkheid van verzoekster om in een eventueel bodemgeding haar zaak opnieuw aan te kaarten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/7079

uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 juli 2024 in de zaak tussen

[naam verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. G.A.S. Maduro),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam

(gemachtigde: mr. A. Zonneveld).

Inleiding

1. Met het bestreden besluit van 9 juli 2024 heeft het college verzoeksters aanvraag om maatschappelijke opvang afgewezen. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Ook heeft zij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 25 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, mr. M.J.G. Schroeder als waarnemer van de gemachtigde van verzoekster, [persoon A] (namens verzoekster) en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. Verzoekster verblijft sinds februari 2021 in Nederland en woonde tot maart 2024 bij een kennis in Rotterdam. Na een ruzie is verzoekster op straat gezet. Verzoekster verbleef daarna bij een nicht in Hellevoetsluis, waar ze tot begin juli 2024 kon verblijven. Verzoekster heeft op 4 juli 2024 een aanvraag ingediend voor maatschappelijke opvang.
Waar gaat het in deze zaak om?
4. Het college heeft de aanvraag afgewezen, omdat verzoekster in staat wordt geacht om zich op eigen kracht en met hulp van haar netwerk te handhaven in de samenleving. Verzoekster is het hier niet mee eens en wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat zij opvang krijgt in Rotterdam.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af
5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Heeft verzoekster een spoedeisend belang?

6. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift.
De voorzieningenrechter dient eerst te bepalen of er voldoende spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorziening is voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
7. Verzoekster verblijft een paar dagen per week bij haar nicht in Hellevoetsluis en op dit moment kan ze een paar nachten bij [persoon A] in Rotterdam verblijven. Zij heeft echter geen vaste verblijfplaats. Daarbij komt dat verzoekster hoogzwanger is.
De voorzieningenrechter vindt daarom dat verzoekster een spoedeisend belang heeft bij haar verzoek.
Is verzoekster zelfredzaam?
8. Een inwoner van Nederland komt – kort gezegd – in aanmerking voor opvang als hij de thuissituatie heeft verlaten en niet in staat is zich op eigen kracht of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te handhaven in de samenleving. In zo’n geval is iemand niet zelfredzaam.
9. Als een zelfredzaam iemand een woning krijgt, dan zijn de problemen van die persoon daarmee ook opgelost. Bij iemand die niet zelfredzaam is, is dat niet het geval.
De persoon die niet zelfredzaam is, zal ondanks het krijgen van een woning nog steeds geholpen moeten worden. Om die reden wordt bij maatschappelijke opvang het verlenen van opvang dan ook gekoppeld aan een hulptraject.
10. Gelet op de hulpvraag van verzoekster moet beoordeeld worden of haar huisvestingsprobleem wordt veroorzaakt doordat zij zich niet kan handhaven in de samenleving.
11. Uit het gesprek dat met verzoekster is gevoerd, komt naar voren dat zij alleen een huisvestingsprobleem heeft; er zijn geen andere hulpvragen. De voorzieningenrechter begrijpt dat verzoekster in een heel moeilijke situatie verkeert. Zij loopt tegen het probleem aan dat zij geen woning kan vinden. Dat betekent echter niet dat het college verplicht is voor opvang op grond van de Wmo te zorgen. De voorzieningenrechter volgt het college in zijn standpunt dat verzoekster in staat moet worden geacht om zelf onderdak te vinden. Verzoekster heeft in Nederland gewerkt en kan (bij de juiste gemeente) een bijstandsuitkering aanvragen. Hiermee zou ze in haar levensonderhoud moeten kunnen voorzien en woonruimte moeten kunnen huren. Daarnaast heeft zij hulp gekregen van diverse instanties en mensen binnen haar eigen netwerk. Uit wat verzoekster heeft aangevoerd, volgt niet dat zij problemen heeft bij het zich handhaven in de samenleving.
De problemen waar verzoekster tegenaan loopt, lijken eerder te maken te hebben met de schaarste op de woningmarkt. Het is voor veel mensen in Nederland moeilijk om een (betaalbare) woning te vinden. De maatschappelijke opvang op grond van de Wmo is echter niet bedoeld om hiervoor een oplossing te bieden.

Conclusie en gevolgen

12. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat het college verzoekster niet hoeft toe te laten tot de maatschappelijke opvang. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Rutten, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.