ECLI:NL:RBROT:2024:7096
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor maatschappelijke opvang van hoogzwangere verzoekster zonder vaste verblijfplaats
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 31 juli 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een hoogzwangere vrouw zonder vaste verblijfplaats, had een aanvraag ingediend voor maatschappelijke opvang, welke door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam was afgewezen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 25 juli 2024, waarbij verzoekster en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het college.
De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster sinds februari 2021 in Nederland verblijft en eerder bij een kennis en een nicht heeft gewoond, maar nu op straat staat. Het college had de aanvraag afgewezen omdat verzoekster in staat werd geacht om met hulp van haar netwerk zelf onderdak te vinden. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekster een spoedeisend belang had bij haar verzoek, gezien haar zwangerschap en gebrek aan een vaste verblijfplaats.
Echter, na beoordeling van de situatie kwam de voorzieningenrechter tot de conclusie dat verzoekster alleen een huisvestingsprobleem had en geen andere hulpvragen. De voorzieningenrechter volgde het standpunt van het college dat de maatschappelijke opvang niet bedoeld is om huisvestingsproblemen op te lossen, maar om mensen te helpen die niet zelfredzaam zijn. Aangezien verzoekster in staat werd geacht om zelf onderdak te vinden, werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak heeft geen gevolgen voor de mogelijkheid van verzoekster om in een eventueel bodemgeding haar zaak opnieuw aan te kaarten.