ECLI:NL:RBROT:2024:7061

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
30 juli 2024
Zaaknummer
10/305150-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing met vuurwapen door minderjarige

Op 23 juli 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2008, die beschuldigd werd van poging tot afpersing. De verdachte en medeverdachten hebben op 18 november 2022 in Puttershoek, gemeente Hoeksche Waard, een slachtoffer bedreigd met een vuurwapen tijdens een poging om vapes af te persen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, een plan had gemaakt om het slachtoffer te beroven. De aangever verklaarde dat hij door een van de jongens, die een bivakmuts droeg, met een vuurwapen werd bedreigd en gedwongen werd om zijn vapes in te leveren. De rechtbank achtte de verklaring van de aangever geloofwaardig en concludeerde dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen was. De verdachte werd veroordeeld tot een jeugddetentie van 34 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar, en er werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door de jeugdreclassering en deelname aan hulpverlening. Daarnaast werd de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding aan de benadeelde partij, die € 1.500,- aan immateriële schade vorderde, welke volledig werd toegewezen. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer, maar hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die geen eerdere veroordelingen had en positieve ontwikkelingen had doorgemaakt onder begeleiding van de jeugdreclassering.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/305150-22
Datum uitspraak: 23 juli 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2008,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] [postcode] [woonplaats] .

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 9 juli 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L. Goudzwaard heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 34 dagen met aftrek
  • met opdracht aan de jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte geen vuurwapen in zijn bezit heeft gehad. Ook heeft de verdachte die avond geen vuurwapen bij anderen gezien en was hij niet op de hoogte van de aanwezigheid daarvan bij een van de medeverdachten. De raadsman verzoekt de rechtbank de verdachte partieel vrij te spreken van het tonen en/of voorhouden en/of richten van een vuurwapen op het slachtoffer ten tijden van de poging tot beroving.
4.1.2.
Beoordeling
De aangever, [slachtoffer] , had op 18 november 2022 een afspraak met een potentiële koper van 80 Vapes voor 600 euro. De verdachte heeft verklaard dat hij zich vooraf tegenover de aangever als potentiële koper heeft voorgedaan, maar dat er een gezamenlijk plan was gemaakt om de aangever van de vapes te beroven. De aangever kreeg op de bewuste vrijdagavond een bericht van de verdachte dat hij in een steeg achter de Hema aan de Pieter Repelaerstraat in Puttershoek stond en dat de aangever daarheen kon komen. De verdachte heeft bekend dat hij een bivakmuts had opgedaan, net als de andere jongens. Toen de aangever op de afgesproken plek aankwam zag hij vijf personen staan. Aangever zag dat een van de jongens, geheel in het zwart gekleed en een bivakmuts op, hem met een vuurwapen bedreigde en naar hem riep “inleveren, inleveren”. Hierop is de aangever weggerend. Uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] blijkt dat er vooraf was afgesproken om een vuurwapen mee te nemen. Ook de verdachte was volgens [medeverdachte] daarvan op de hoogte. Bij medeverdachte [medeverdachte] is kort nadat het incident had plaatsgevonden een wapen aangetroffen dat lijkt op het door de aangever omschreven vuurwapen. De rechtbank ziet dan ook geen reden om te twijfelen aan de verklaring van de aangever. Voor een bewezenverklaring maakt het niet uit wie daadwerkelijk het vuurwapen heeft getoond. De verdachten hadden immers gezamenlijk het plan om de beroving met behulp van een vuurwapen uit te voeren, zodat sprake is van medeplegen.
4.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 18 november 2022 te Puttershoek, gemeente Hoeksche Waard,
op of aan de openbare weg, te weten de Pieter Repelaerstraat, tezamen en in vereniging met anderen,
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen
misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van vapes, die aan [slachtoffer] toebehoorden welke bedreiging met geweld bestond uit het met een dooreen bivakmuts bedekt gezicht,
- tonen en voorhouden en richten van een vuurwapen, althans een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp, op/aan die [slachtoffer] en
- aan die [slachtoffer] dreigend toevoegen van de woorden: "inleveren, inleveren!",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
poging afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op 18 november 2022 op veertienjarige leeftijd op de openbare weg samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing, waarbij er gedreigd is met geweld. De verdachte en de mededaders stonden met bivakmutsen op het slachtoffer op te wachten, hebben een wapen op het slachtoffer gericht en geroepen dat hij de Vapes moest inleveren. Afpersingen zijn ernstige feiten die grote impact hebben op het leven van slachtoffers en hun gevoel van veiligheid, wat ook blijkt uit de toelichtingen op de vorderingen tot schadevergoeding. Het slachtoffer geeft aan dat hij angstig is en zich onveilig voelt op straat. Dergelijke feiten zorgen bovendien voor gevoelens van onrust in de samenleving. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 juni 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 27 maart 2024. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
De verdachte lijkt vooral in contact te zijn gekomen met politie als gevolg van de beïnvloeding en omgang met antisociale leeftijdsgenoten. Het afgelopen jaar heeft de verdachte onder begeleiding van de jeugdreclassering een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Hij is niet meer in aanraking gekomen met politie en justitie. Desondanks worden er nog wel risicofactoren gezien op het vlak van zijn houding en zijn vaardigheden die de kans op herhaling van delictgedrag vergroten. De verdachte herkent probleemsituaties minder adequaat en is impulsief. De verdachte kan denkfouten maken, heeft problemen rondom de morele ontwikkeling en ziet onvoldoende in dat zijn gedragingen gevolgen hebben. Het is belangrijk dat er zicht op hem blijft. Er is net hulpverlening gestart middels een coach vanuit E25 en een gezingsgerichte interventie FAST vanuit de Waag. De Raad vindt het belangrijk dat deze hulpverlening gecontinueerd wordt en in combinatie met de jeugdreclassering wordt gekeken welke eventuele aanvullende hulp verder nodig is voor de verdachte.
De Raad adviseert om een voorwaardelijke werkstraf op te leggen, onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- medewerking verleent aan E25;
- medewerking verleent aan FAST De Waag;
Waarbij aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west opdracht wordt gegeven
toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Ter zitting heeft jeugdreclasseerder, mw. [persoon A], naar voren gebracht dat zij achter het advies van de Raad staat. Zij vindt het belangrijk dat naast de door de Raad genoemde bijzondere voorwaarden ook de voorwaarde wordt opgenomen dat de verdachte meewerkt aan school of een andere dagbesteding. In het afgelopen jaar is het beter gegaan met de verdachte, maar af en toe heeft hij een motivatiedip. Voordat de hulpverlening op gang kwam was de jeugdreclasseerder intensiever betrokken. In het afgelopen half jaar is de hulpverlening meer op de voorgrond getreden en is de jeugdreclasseerder meer op de achtergrond aanwezig. De hulpverlening verloopt goed.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Straf
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk op te leggen met de voorwaarden overeenkomstig het advies van de jeugdreclassering. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De verdachte is een first offender. Hij heeft de gevolgen van zijn daden niet goed overzien, maar sindsdien doet hij het goed. De verdachte heeft een lange periode een avondklok gehad waar hij zich goed aan heeft gehouden. Hij werkt mee aan de begeleiding van een coach en de hulpverlening van De Waag en de betrokken hulpverleners zijn positief over zijn inzet en motivatie. De rechtbank is van oordeel dat een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 30 dagen conform de eis van de officier van justitie passend is als stok achter de deur om te voorkomen dat de verdachte opnieuw de fout in zal gaan. De rechtbank zal echter - gelet op het tijdsverloop en de lange duur van de schorsing met de daaraan gekoppelde schorsingsvoorwaarden - de proeftijd beperken tot de duur van een jaar.
Algemene afsluiting
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd, [slachtoffer] , ter zake van het tenlastegelegde feit.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 500,- aan materiële schade en een bedrag van € 1500,- aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de gehele vordering hoofdelijk, toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, omdat deze niet goed is onderbouwd.
8.3.
Beoordeling
Materiële schade
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiele schade is onvoldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Dit deel van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.500,-, zodat de vordering in zijn geheel zal worden toegewezen.
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 18 november 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij (deels) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentie voor de duur van 34 (vierendertig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
30 (dertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt vastgesteld op
1 (een) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd zal meewerken aan coaching vanuit E25 of een soortgelijke instelling, te bepalen door de jeugdreclassering;
- gedurende de proeftijd zal meewerken aan behandeling bij de Waag (FAST) of een soortgelijke behandeling bij een vergelijkbare instantie, zolang als de jeugdreclassering nodig acht;
- gedurende de proeftijd zal meewerken aan school of een andere nuttige dagbesteding;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met het slachtoffer [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2003 te [geboorteplaats 2] ;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 1500,- (zegge: vijftienhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 18 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk samen met zijn mededaders
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] te betalen
€ 1500,-(hoofdsom,
zegge: vijftienhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 november 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.J. Loorbach, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. S. Riege en S.C. Sassen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.M. Borges Dias, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 juli 2024.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 18 november 2022 te Puttershoek, gemeente Hoeksche Waard,
op of aan de openbare weg, te weten de Pieter Repelaerstraat, althans een openbare
weg,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer vapes en/of een
geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer]
toebehoorde(n)
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
met een (door of met een bivakmuts) bedekt gezicht,
- tonen en/of voorhouden en/of richten van een vuurwapen, althans een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp, op/aan die [slachtoffer] en/of
- aan die [slachtoffer] (dreigend) toevoegen van de woorden: "inleveren, inleveren!",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;