ECLI:NL:RBROT:2024:7060

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
30 juli 2024
Zaaknummer
10/080156-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar

Op 23 juli 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2007, die beschuldigd werd van het medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen. De ontploffing vond plaats op 18 oktober 2023 bij een woning aan de Boterstraat in Schiedam, waarbij de verdachte samen met een ander een Cobra-vuurwerk tot ontploffing bracht, dat was bevestigd aan jerrycans met motorbenzine. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn zwijgrecht, impliciet betrokken was bij de explosie, gezien het bewijs van DNA op een aangetroffen dop en de historische verkeersgegevens van zijn telefoon die in de buurt van de plaats delict waren geregistreerd. De rechtbank legde een jeugddetentie op van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden, waaronder een locatieverbod en een contactverbod met de slachtoffers. Tevens werd de vordering van de benadeelde partijen deels toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de slachtoffers voor immateriële schade. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De uitspraak benadrukte de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers, die nog steeds last hebben van de gevolgen van de explosie.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/080156-24
Parketnummer vordering TUL VV: 10/275921-22
Datum uitspraak: 23 juli 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2007,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] [postcode] [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. A. Heida, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 9 juli 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.A.J.A. Welten heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar met de bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich houdt aan een locatieverbod, zich ter controle van het locatieverbod onder elektronische toezicht zal stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west (hierna: de jeugdreclassering), naar school en stage zal gaan volgens rooster, zich zal houden aan een contactverbod met de medeverdachte en met de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , onder toezicht van een volwassene (goedgekeurd door de jeugdreclassering) naar buiten gaat met uitzondering van zijn reisbewegingen naar school/stage/voetbal, zal meewerken aan hulpverlening noodzakelijk geacht door de jeugdreclassering, bijvoorbeeld bij de Waag of een soortgelijke instelling.
  • met opdracht aan de jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, nu de bewijsmiddelen waaruit de directe betrokkenheid van de verdachte afgeleid zou kunnen worden, ontbreken. Niet is gebleken dat de verdachte in de nacht van 18 oktober 2023 daadwerkelijk op de plaats delict aanwezig was. Daarnaast kan niet worden vastgesteld dat de dop die in de nabijheid van de woning is gevonden, waarop het DNA-profiel van de verdachte is aangetroffen, enige relatie heeft met de ontploffing welke op 18 oktober 2023 heeft plaatsgevonden. De dop is niet bemonsterd op benzine. Het is onduidelijk hoe die dop daar is gekomen en hoe lang deze dop daar al lag. Bovendien komen de processen-verbaal over het aangetroffen DNA spoor niet overeen. In dat licht bezien is het feit dat er DNA sporen van verdachte op een dop zijn aangetroffen in de buurt van de woning waar de ontploffing heeft plaatsgevonden geen redengevend bewijsmiddel voor enige betrokkenheid bij het teweegbrengen van die explosie. Ook uit het feit dat het telefoonnummer, welke volgens het Openbaar Ministerie in gebruik zou zijn bij de verdachte en in de nacht van 18 oktober 2023 tussen 0.08 en 00.31 in de buurt van de Boterstraat zou hebben aangestraald, volgt geen betrokkenheid van de verdachte bij het teweegbrengen van de explosie die nacht.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat in de nacht van 18 oktober 2023 een explosie plaatsvond bij een woning aan de [adres delict] te Schiedam. Uit de in het dossier omschreven camerabeelden volgt dat om 00:47 uur twee personen de Boterstraat inlopen. Om 00:48 uur lopen deze personen, allebei met een tas, naar de woning aan de [adres delict] . Om 00:49 uur is een lichtflits te zien en rennen de twee personen weg. Gebleken is dat de explosie is ontstaan door het tot ontploffing brengen van een Cobra, terwijl deze vastzat aan twee jerrycans met motorbenzine. De politie is daarop een onderzoek gestart. Voor de woning werden door het team Forensische Opsporing grote stukken plastic van de jerrycans aangetroffen die door de ontploffing uit elkaar gereten waren. Ook lagen op het wegdek enkele kleine stukken karton met een etiket behorend bij knalvuurwerk van het merk Cobra. Op de stoep in het grasveld tegenover de woning is een blauwe dop aangetroffen.
Uit het proces-verbaal van de forensische opsporing blijkt dat deze dop kennelijk van een van de uiteengereten jerrycans afkomstig is. De dop lag binnen het sporenveld van de uiteengereten jerrycans. De dop is tijdens het eerste onderzoek in beslag genomen en bemonsterd. Het NFI heeft vastgesteld dat het DNA op de blauwe dop afkomstig is van de verdachte. Vervolgens is onderzoek gedaan naar de historische verkeersgegevens van de telefoon van de verdachte (met telefoonnummer [gsm-nummer] ). Daaruit is gebleken dat de telefoon van de verdachte zich ten tijde van de ontploffing in de buurt van de [adres delict] te Schiedam bevond. De verdachte heeft in januari 2024 bij de politie verklaard dat hij de gebruiker is van het telefoonnummer [gsm-nummer] . Het telefoonnummer maakt om 00.42 uur gebruik van basisstation aan de Noodvest in Schiedam, dichtbij de plaats delict. Het toestel van de verdachte is tussen 00.42 en 02.41 onbereikbaar geweest. Er wordt in die periode getracht met het toestel contact te krijgen door het nummer van de moeder van de verdachte. De tijd van het delict, 00:51 uur, valt in deze periode van onbereikbaar zijn. Het telefoonnummer van verdachte straalt in de periode van 1 oktober 2023 tot en met 31 december 2023 niet aan bij de Boterstraat te Schiedam, met uitzondering van de nacht van 17 op 18 oktober 2023.
Verdachte heeft zowel tijdens het voorbereidend onderzoek door de politie als op de zittingen van de rechtbank gebruik gemaakt van zijn zwijgrecht en heeft geen enkele uitleg willen geven over de hiervoor genoemde bewijsmiddelen. Meer in het bijzonder geldt dat de verdachte geen verklaring heeft willen geven voor de aanwezigheid van zijn DNA op de dop van een van de uiteengereten jerrycans dan wel de omstandigheid dat zijn telefoon in de nacht van het incident een zendmast nabij de woning aan de Boterstraat heeft aangestraald, terwijl de verdachte daar niet woont. De rechtbank is van oordeel dat, nu deze feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang en combinatie bezien om een nadere uitleg vragen en de verdachte ervoor kiest deze vragen niet te beantwoorden, deze proceshouding in het nadeel van verdachte dient te worden uitgelegd. Nu de verdachte geen verklaring heeft gegeven voor de aanwezigheid van zijn DNA op de dop van een van de bij de ontploffing gebruikte jerrycans en de omstandigheid dat zijn telefoon in de nacht van het incident een zendmast nabij de woning aan de Boterstraat heeft aangestraald, gaat de rechtbank ervan uit dat de verdachte een van de twee personen is geweest die op de eerdergenoemde camerabeelden te zien zijn en die samen de twee jerrycans met motorbenzine tot ontploffing hebben gebracht voor de woning aan de [adres delict] te Schiedam.
4.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 18 oktober 2023 te Schiedam,
tezamen en in vereniging met een ander, bij een woning
aan de Boterstraat opzettelijk ontploffingen teweeg heeft gebracht
door een cobra, op meer
derejerrycans gevuld met
motorbenzine, in de nabijheid van die woning
tot ontploffing te brengen , terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten de voorgevel en ruiten en
voordeur en in de gang van die woning en de voorgevel en ruiten van
aangrenzende en nabijgelegen woningen en
- levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten
de bewoner
svan die woning, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te duchten was;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte, die op dat moment 16 jaar oud was, heeft zich in de nacht van 18 oktober 2023 samen met een ander schuldig gemaakt aan het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing bij een woning gelegen aan de [adres delict] te Schiedam, waardoor er schade is ontstaan aan deze woning en levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor het slachtoffer, [slachtoffer 1] , te duchten was. Het slachtoffer zat in de woonkamer en stond op het moment van de explosies in de gang bij de voordeur. Door de explosies is de voordeur opengeklapt en zijn de vlammen naar binnen geslagen. De vlammen kwamen tegen de nek en armen van het slachtoffer, waardoor hij eerstegraads brandwonden heeft opgelopen. Niet alleen de in de woning aanwezige bewoners, maar ook de buurtbewoners werden midden in de nacht opgeschrikt door de explosies. De ontploffing heeft een grote impact gehad op de psychische gesteldheid van de hoofdbewoner en zijn dochter (en vriend) die zich op dat moment op de bovenverdieping bevonden. Uit de slachtofferverklaringen die ter zitting zijn voorgelezen blijkt dat de gevoelens van angst bij de slachtoffers nog altijd onverminderd aanwezig zijn. Dergelijke strafbare feiten raken niet alleen de direct betrokkenen, maar veroorzaken ook gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Met zijn handelen heeft de verdachte hieraan bijgedragen. De rechtbank rekent de verdachte dit zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 juni 2024, waaruit blijkt dat de verdachte is veroordeeld voor afpersing en een winkeldiefstal.
7.3.2.
Rapportages en verklaring van deskundige op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 2 juli 2024. Hierin staat onder meer dat er veel risicofactoren aanwezig zijn welke van invloed zijn op herhaling van delictgedrag. Er zijn zorgen over de vaardigheden, probleem oplossend vermogen, impulsiviteit en relaties van de verdachte. Het is de verdachte voorheen ook niet gelukt om niet terug te vallen in delictgedrag en zijn eerder opgelegde straffen positief af te ronden. De verdachte laat op dit moment een prille positieve ontwikkeling zien. De Raad vindt het belangrijk dat de verdachte deze prille positieve lijn vast houdt en dat hij kan gaan profiteren van het hebben van een positieve schoolgang en dat hij behandeling en begeleiding krijgt die hem gaan helpen om zijn vaardigheden te vergroten en zijn emoties beter te reguleren wat de kans op herhaling op delictgedrag kan verkleinen. Daarbij is het van belang dat de verdachte onder begeleiding van de jeugdreclasseerder verder aan de slag gaat met het maken van keuzes die in het belang zijn voor zijn toekomst. De Raad vindt het belangrijk dat de bijzondere voorwaarden, die eerder zijn opgelegd, worden voortgezet. Binnen het jeugdreclasseringstraject kan naar de mening van de Raad in voldoende mate ingezet worden op het verbeteren van de vaardigheden en probleemoplossing van de verdachte. Het is van belang dat de verdachte binnen risicovolle situaties de meest adequate keuze leert maken, zodat delictgedrag voorkomen kan worden.
Naast toezicht en begeleiding, acht de Raad het opleggen van een voorwaardelijke jeugddetentie passend voor de verdachte en passend bij de zwaarte van het delict. De Raad hoopt dat deze voorwaardelijke straf een stok achter de deur is voor de verdachte om de reeds prille maar positieve lijn en inzet vast te houden. Ten aanzien van de eerder opgelegde voorwaardelijke straf geldt hetzelfde. Ondanks dat de verdachte zijn voorwaarden heeft geschonden zou opnieuw jeugddetentie betekenen dat de verdachte weer stil komt te staan in zijn ontwikkeling. De Raad hoopt dat de verdachte zich er van bewust is dat, indien hij opnieuw zijn voorwaarden schendt, er een flinke straf boven zijn hoofd hangt en deze kans nu aangrijpt om positieve stappen te blijven maken.
De Raad adviseert een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- zich houdt aan het locatieverbod;
- zich ter controle van het locatieverbod onder elektronisch toezicht zal stellen van de gecertificeerde instelling;
- naar school en stage zal gaan volgens rooster;
- verboden wordt contact te leggen met medeverdachten en slachtoffers;
- onder toezicht van een volwassene (goedgekeurd door de jeugdreclassering) naar buiten gaat met uitzondering van zijn reisbewegingen naar school/stage/voetbal;
- meewerken aan hulpverlening noodzakelijk geacht door de jeugdreclassering (instelling vergelijkbaar met de Waag).
waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten Jeugdbescherming west opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden.
De jeugdreclasseringheeft een rapport negatieve terugmelding ingediend, gedateerd 2 juli 2024. Dit rapport houdt - zakelijk weergeven en voor zover van belang - het volgende in.
Er zijn veel zorgen over de keuzes die de verdachte maakt. De verdachte maakt afwegingen in zijn eigen belang, die op dat moment voor hem belangrijk zijn ongeacht de consequentie. Anderzijds laat de verdachte ook een positieve ontwikkeling zien, hij heeft en behoudt zijn werk (stage). De jeugdreclassering ziet hierin ook stappen vooruit. De verdachte is vaak bewust gemaakt wat ‘’het niet houden aan’’ betekent, ondanks deze waarschuwingen maakt hij toch andere keuzes. Hierdoor is de jeugdreclassering genoodzaakt terug te melden bij de officier van Justitie.
Ter zitting is door jeugdreclasseerder, [persoon A], aanvullend naar voren gebracht dat de reden van terugmelding er met name in is gelegen dat de verdachte zich niet aan de avondklok houdt.
Gezien wordt dat de verdachte zijn verantwoordelijkheid neemt en naar school en stage gaat. Anderzijds vindt hij het moeilijk om zich te houden aan de afgesproken kaders. De verdachte was in het afgelopen weekend op 22, 23 en 24 juni 2024 driemaal ruim te laat thuis. Er is op 24 juni 2024 een gesprek met de verdachte gevoerd, waarbij hem is uitgelegd dat hij zich aan de afspraken moest houden en dat hij geen overtredingen meer mocht maken omdat er veel op het spel staat voor hem. De verdachte heeft toen een officiële waarschuwing gekregen. De volgende dag overtrad de verdachte opnieuw de avondklok, waarop hij is teruggemeld. De jeugdreclassering vindt dat het nog steeds belangrijk is dat de verdachte een behandeling volgt. De jeugdreclassering is bereid de verdachte nog een kans te geven, echter blijft de zorg of de verdachte zich kan houden aan de afgesproken kaders.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Straffen
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank weegt mee dat de verdachte gedurende de periode dat hij in een proeftijd liep een heftig feit heeft gepleegd. De verdachte laat met zijn houding ter zitting zien dat hij geen enkele verantwoordelijkheid wil nemen, en de rechtbank heeft niet de indruk dat hij inziet dat wat hij heeft gedaan verkeerd is. Een geheel voorwaardelijke jeugddetentie, zoals geadviseerd door de Raad, doet geen recht aan de ernst van de feiten.
De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte wel aanleiding om een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk op te leggen met de voorwaarden overeenkomstig het advies van de Raad. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Algemene afsluiting
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd,
[slachtoffer 1]en
[slachtoffer 2], ter zake van het tenlastegelegde feit. De benadeelde partijen vorderen een bedrag van € 68.631,97 aan materiële schade en een bedrag van € 50.000,- aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de gevorderde materiële schade integraal af te wijzen, omdat deze schade inmiddels door de verzekering is vergoed. De officier van justitie heeft voorts gevorderd de immateriële schade van [slachtoffer 1] te matigen tot een bedrag van
€ 5.000,-. en de immateriële van [slachtoffer 2] te matigen tot een bedrag van € 3.000,-.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de gevorderde materiele schade af te wijzen, nu deze reeds is vergoed. Ten aanzien van de immateriële vordering van [slachtoffer 1] is aangevoerd dat de gestelde klachten op geen enkele manier door de stukken worden onderbouwd en deze niet ontvankelijk dient te worden verklaard.
De verdediging heeft verzocht de immateriële vordering van [slachtoffer 2] buiten beschouwing te laten, aangezien feitelijk geen (aparte) vordering is ingediend door de benadeelde partij maar slechts mondeling ter zitting. Indien de rechtbank de vordering toch behandelt, stelt de verdediging dat deze vordering onvoldoende is onderbouwd.
8.3.
Beoordeling
De vordering betreffende de materiële schade zal worden afgewezen, omdat is gebleken dat deze schade is vergoed door de verzekering.
De rechtbank begrijpt de vordering ter zake de vergoeding van immateriele schade aldus dat zowel benadeelde partij [slachtoffer 1] als benadeelde partij [slachtoffer 2] , ieder voor zichzelf, om een immateriële schadevergoeding hebben verzocht. Voor zover de schriftelijk ingediende vordering daarover onduidelijkheid laat bestaan, is die onduidelijkheid tijdens de behandeling van de vordering ter zitting, door de toelichting daarop door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , voldoende weggenomen. De rechtbank zal de vordering dan ook als zodanig beoordelen.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid respectievelijk worden vastgesteld op € 5.000,- en € 3.000,-. De benadeelde partijen zullen voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 18 oktober 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partijen (in overwegende mate) zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partijen
[slachtoffer 1]en
[slachtoffer 2]respectievelijk een schadevergoeding betalen van € 5000,-, en € 3000,- vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 13 juli 2023 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal met geweld en bedreiging met geweld tegen personen in vereniging veroordeeld voor zover van belang tot een jeugddetentie van 90 dagen, waarvan een gedeelte groot 72 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 28 juli 2023.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke deel van de hiervoor genoemde straf toe te wijzen.
9.3.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering af te wijzen in verband met de gevorderde vrijspraak.
9.4.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van deze jeugddetentie, groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt vastgesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd zal meewerken aan de hulpverlening die door de jeugdreclassering noodzakelijk wordt geacht;
- gedurende de proeftijd naar school en stage zal gaan volgens rooster;
- gedurende de proeftijd niet zal bevinden in Schiedam(centrum), te weten het gebied tussen Broersvest, Schie en de Lange Haven, zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht; waarbij de veroordeelde zich onder elektronisch toezicht zal stellen ter nakoming van deze bijzondere voorwaarden, voor de maximale duur van zes maanden;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de slachtoffers [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1955 en
[slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] 1996, zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- zich zal houden aan een avondklok voor de maximale duur van zes maanden of zoveel
korter als de reclassering noodzakelijk acht. Deze avondklok houdt in dat de verdachte dagelijks om 19:00 thuis zal zijn en thuis zal blijven tot de volgende ochtend 07:00 uur, waarbij de veroordeelde zich onder elektronisch toezicht zal stellen ter nakoming van deze bijzondere voorwaarde, voor de maximale duur van zes maanden. De tijdstippen van de avondklok kunnen worden gewijzigd door de jeugdreclassering, in die zin dat de verdachte in dat geval ’s avonds later thuis mag komen en ’s ochtends eerder van huis mag;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht.
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte;
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1], te betalen een bedrag van
€ 5000,- (zegge: vijfduizend euro), bestaande immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 18 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] te betalen
€ 5000,-(hoofdsom,
zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2], te betalen een bedrag van
€ 3000,- (zegge: drieduizend euro), bestaande immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 18 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 2] te betalen
€ 3000,-(hoofdsom,
zegge: drieduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
gelast
de tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 13 juli 2023 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 72 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.J. Loorbach, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. S. Riege en S.C. Sassen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.M. Borges Dias, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 juli 2024.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 18 oktober 2023 te Schiedam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, bij een woning
aan de Boterstraat
opzettelijk een of meer ontploffing(en) teweeg heeft gebracht
door een cobra, althans zwaar knalvuurwerk op een of meer jerrycans gevuld met
motorbenzine, althans een ontbrandbare vloeistof, in de nabijheid van die woning
tot ontploffing te brengen en/of aan te steken,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten de voorgevel en/of ruiten en/of
voordeur en/of in de gang van die woning en/of de voorgevel en/of ruiten van
aangrenzende en/of nabijgelegen woningen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten
de bewoners van die woning, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
te duchten was;