ECLI:NL:RBROT:2024:704

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
6 februari 2024
Zaaknummer
ROT 23/2732
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbeslagname van een hond door de burgemeester wegens overtreding van muilkorf- en aanlijngebod

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 7 februari 2024, wordt het beroep van eiser tegen de inbeslagname van zijn hond door de burgemeester van Papendrecht behandeld. De burgemeester had op 1 november 2022 besloten om de hond in beslag te nemen, na meerdere bijtincidenten en overtredingen van het muilkorf- en aanlijngebod. Eiser had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de burgemeester handhaafde zijn beslissing op 10 maart 2023. De rechtbank heeft het beroep op 11 januari 2024 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door een gemachtigde.

De rechtbank oordeelt dat de burgemeester in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid tot inbeslagname. De rechtbank stelt vast dat de hond betrokken is geweest bij meerdere bijtincidenten en dat er een hoog risico bestaat op herhaling. De burgemeester heeft de belangen van de veiligheid van de omgeving zwaarder laten wegen dan de belangen van eiser. De rechtbank concludeert dat de burgemeester niet onterecht heeft gehandeld door de hond in beslag te nemen, ondanks de emotionele impact op eiser. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en de rechtbank bevestigt dat het bestreden besluit in stand blijft.

De rechtbank benadrukt dat de verantwoordelijkheid voor het gedrag van de hond bij de eigenaar ligt en dat de burgemeester terecht heeft geconcludeerd dat de hond een gevaar voor de maatschappij vormt. De rechtbank wijst erop dat de eerdere besluiten van de burgemeester, waaronder het muilkorf- en aanlijngebod, in rechte vaststaan en niet opnieuw beoordeeld worden in deze procedure. Eiser krijgt geen vergoeding van proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/2732

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 februari 2024 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaats] , eiser

en

de burgemeester van Papendrecht, de burgemeester

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het in beslag nemen van zijn hond [naam hond] . De burgemeester is hiertoe overgegaan met het primaire besluit van 1 november 2022. Met het bestreden besluit van 10 maart 2023 (op het bezwaar van eiser) is de burgemeester bij dat besluit gebleven. Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld.
1.1.
De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 11 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, bijgestaan door [persoon A] , en de gemachtigde van de burgemeester.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Bij besluit van 18 november 2019 heeft de burgemeester [naam hond] aangewezen als gevaarlijke hond als bedoeld in artikel 2.59 van de Algemene Plaatselijke Verordening Papendrecht. De burgemeester heeft daarbij bepaald dat [naam hond] een muilkorf dient te dragen en kort aangelijnd dient te zijn indien [naam hond] verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander. Dit gebod is opgelegd omdat [naam hond] in de twee jaar voordat dit besluit werd genomen, betrokken is geweest bij meerdere bijtincidenten. Daarnaast had de politie de burgemeester verzocht om handhavend op te treden. Uit een risicobeoordeling is gebleken dat een hoog risico bestaat op een nieuw incident en dat de kans op ernstig letsel reëel is.
2.2.
Bij brief van 15 juni 2022 heeft de burgemeester aan eiser laten weten dat van de politie een bestuurlijke rapportage over [naam hond] is ontvangen. Uit deze rapportage van 23 mei 2022 volgt dat [naam hond] op 15 mei 2022 een zwaar bijtincident heeft veroorzaakt. De burgemeester heeft eiser vervolgens de mogelijkheid geboden om zijn hond vrijwillig af te staan voor een gedragstest (risicoanalyse) door het bedrijf Hondencampus. Van deze mogelijkheid heeft eiser gebruikgemaakt.
2.3.
Op 26 juli 2022 heeft de burgemeester de uitslag hiervan ontvangen. In de conclusie is het volgende vermeld:
“Het gebrek aan management en controle van de eigenaar is een van de oorzaken dat er meerdere bijtincidenten hebben plaatsgevonden.
Hond [naam hond] heeft duidelijke sturing nodig.
Het risico op een volgend bijtincident met een andere hond is zeer hoog wanneer de hond geen muilkorf draagt en niet is aangelijnd.
De hond is trainbaar en te managen wanneer de eigenaar hiervoor open staat.”
2.4.
Eiser en [naam hond] hebben vervolgens een training gevolgd. In het rapport van Hondencampus over de training, dat de burgemeester op 21 oktober 2022 heeft ontvangen, is het volgende vermeld:
“ [naam hond] zou terug kunnen naar eigenaar dhr. [naam eiser] onder de volgende voorwaarden:
- De aanlijn- en muilkorfplicht blijft van kracht
- Meneer [naam eiser] gebruikt nu een muilkorf waarvan de voorkant open kan, dit is niet verantwoord. De muilkorf zal dus vervangen moeten worden door een muilkorf van bijv. het merk: Baskerville
- Er zijn maatregelen getroffen rondom het huis van de heer [naam eiser] zodat [naam hond] niet meer kan ontsnappen.
- De heer [naam eiser] blijft zich bewust van het feit dat er een risico blijft bestaan ondanks de trainingen. Het lot van [naam hond] , en dus het welzijn van [naam hond] , ligt in zijn handen.
- Hond [naam hond] is goed te sturen en te begeleiden onder een juiste verantwoordelijkheid van de eigenaar. Wanneer de heer [naam eiser] deze verantwoordelijkheid niet neemt, is het risico op nog een incident hoog.
De bovengenoemde voorwaarden zijn uiterst noodzakelijk om een incident in de toekomst te voorkomen. Hoewel de heer [naam eiser] zijn inzet en bereidheid om de training te volgen heeft laten zien,zijn wij niet overtuigd van het feit dat de heer [naam eiser] zich aan deze voorwaarden zal gaan houden. Trainster [persoon B] heeft, naast de praktijktraining, veel aandacht besteed om de heer [naam eiser] te doordringen van het feit dat [naam hond] een risico is voor de maatschappij en de kans hoog is dat [naam hond] nog een incident veroorzaakt wanneer hij zich niet aan de voorwaarden zal houden. De heer [naam eiser] blijft vaak bij het standpunt dat hij de hond tekortdoet wanneer hij haar beperkt met een muilkorf en een lijn en dat ze eigenlijk los rond moet kunnen lopen om met balletjes te kunnen spelen. Hij lijkt de ernst van de situatie niet in te zien. Ook blijkt de heer [naam eiser] niet in staat te zijn te anticiperen in onverwachte situaties, hij volgt de instructies van [persoon B] netjes op, maar is vervolgens weer zeer onoplettend op verschillende momenten.
De hond zou weer teruggeplaatst kunnen worden in de maatschappij met de bovengenoemde voorwaarden, maar de rol van de eigenaar is hierin zeer belangrijk. Het risico op nog een incident ligt namelijk in zijn handen. Het is de verantwoordelijkheid van de eigenaar om [naam hond] te beschermen zodat ze niet weer de fout in gaat en daarnaast zal ook hij verantwoordelijk zijn wanneer er toch weer een incident plaats zal vinden. [persoon B] heeft de heer [naam eiser] ook meerdere keren duidelijk gemaakt dat wanneer er toch een incident plaatsvindt, of wanneer hij zich niet aan de voorwaarden zal houden, dit het einde betekent en [naam hond] zal worden ingeslapen.
Hond [naam hond] is dus goed te sturen en te begeleiden mits de eigenaar de verantwoordelijkheid neemt. Zoals al eerder beschreven, zijn wij niet overtuigd dat de heer [naam eiser] deze verantwoordelijkheid aan kan. (…)”
2.5.
De burgemeester heeft op 24 oktober 2022 in een gesprek met eiser het voornemen geuit [naam hond] in beslag te nemen, waarna eiser in hetzelfde gesprek zijn zienswijze heeft gegeven. Vervolgens heeft de burgemeester het primaire besluit genomen.
3. Met het bestreden besluit heeft de burgemeester het primaire besluit in stand gelaten. Aan het bestreden besluit is het volgende ten grondslag gelegd. Het muilkorfgebod is overtreden, dus de burgemeester was op grond van artikel 5:29 van de Awb [1] bevoegd tot inbeslagname. Er is volgens de burgemeester geen minder ingrijpende maatregel dan inbeslagname mogelijk. De burgemeester heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de conclusies van Hondencampus. Met Hondencampus is de burgemeester er niet van overtuigd dat eiser de benodigde veiligheidsmaatregelen zal treffen om [naam hond] onder controle te houden. De burgemeester heeft de belangen van eiser afgewogen tegen het belang van een veilige omgeving en heeft geconcludeerd dat, hoewel de inbeslagname tot een moeilijke situatie voor eiser leidt, het belang van een veilige omgeving zwaarder weegt. Daarbij heeft de burgemeester onder meer meegewogen dat uit de bestuurlijke rapportage van 23 mei 2022 volgt dat er onrust heerst onder buurtbewoners en dat uit de risicoanalyse volgt dat het risico op nieuwe bijtincidenten groot is indien [naam hond] onder eisers verantwoordelijkheid terugkomt in de maatschappij.

Het beroep van eiser

4. Eiser is het niet eens met de inbeslagname. De burgemeester mag volgens eiser niet van zijn bevoegdheid uit artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet gebruikmaken om bijtende honden kortdurend of blijvend in beslag te nemen. [2]
[naam hond] is geen gevaar voor de maatschappij. Eiser heeft zich zoveel als mogelijk aan het muilkorf- en aanlijngebod gehouden en zal zich eraan blijven houden. Ten aanzien van het muilkorfgebod voert eiser aan dat dit gebod dieronvriendelijk is voor [naam hond] omdat [naam hond] ook een UV-werende bril moet dragen.
Ten aanzien van de bijtincidenten van 6 maart 2019 en 15 mei 2022 betoogt eiser dat hem geen verwijt kan worden gemaakt, nu sprake is geweest van overmacht. Omdat [naam hond] beide keren uit eisers woning is ontsnapt, is het logisch dat zij niet was gemuilkorfd.
Eiser stelt verder dat zonder overleg met hem een training bij een bepaalde partij is neergelegd, en dat hem geen mogelijkheid is geboden voor een second opinion.
Ten aanzien van de gevolgde training stelt eiser dat de trainster bij eiser sterk de indruk heeft gewekt dat zij een negatieve beoordeling zou geven (en dus vooringenomen was). Daarnaast vindt eiser dat een hondentrainster niet in staat is eisers toekomstige gedrag te voorspellen of te beoordelen. Een hondentrainster is immers geen psycholoog.
Eiser voert verder aan dat de burgemeester [naam hond] niet in beslag had mogen nemen omdat eiser zowel psychisch als lichamelijk erg lijdt onder het gemis van [naam hond] .

Beoordeling door de rechtbank

5. De voor het beroep relevante wet- en regelgeving is weergegeven in een bijlage bij deze uitspraak.
6. De rechtbank overweegt dat het besluit van 18 november 2019, waarbij een muilkorf- en aanlijngebod is opgelegd, in rechte vast staat. Dit besluit wordt in deze procedure dus niet beoordeeld. De rechtbank komt dan ook niet toe aan een beoordeling van de beroepsgronden van eiser die gaan over (de dieronvriendelijkheid van) het muilkorfgebod.
7. Gebleken is dat het op 18 november 2019 opgelegde genoemde muilkorf- en aanlijngebod op 15 mei 2022 is overtreden. [naam hond] bevond zich op de openbare weg zonder te zijn aangelijnd en zonder muilkorf, waarna een bijtincident heeft plaatsgevonden. Bij overtreding van een aanlijn- en muilkorfgebod is een burgemeester in beginsel bevoegd om op grond van artikel 5:29 van de Awb de desbetreffende hond in beslag te nemen om zo een herhaling van die overtreding, en het daarmee veroorzaakte gevaar voor de veiligheid van de omgeving, te voorkomen. [3] De burgemeester was dus in beginsel bevoegd tot inbeslagname. De burgemeester heeft geen gebruikgemaakt van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet.
8. De rechtbank beoordeelt vervolgens of de burgemeester in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid tot het in beslag nemen van [naam hond] . De rechtbank heeft uit wat eiser aan de rechtbank heeft geschreven en uit zijn toelichting op de zitting goed begrepen dat het in beslag nemen van [naam hond] voor eiser een zeer zware maatregel is. Toch is de rechtbank van oordeel dat de burgemeester hiertoe heeft mogen overgaan. De rechtbank oordeelt dat de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat inbeslagname van [naam hond] nodig is om zo een herhaling van de overtreding, en het daarmee veroorzaakte gevaar voor de veiligheid van de omgeving, te voorkomen.
9. Daarbij heeft de burgemeester terecht behalve het incident op 15 mei 2022 ook de verdere voorgeschiedenis van [naam hond] betrokken. Uit de bestuurlijke rapportage volgt dat in 2018 en 2019 diverse bijtincidenten hebben plaatsgevonden. Daarop heeft de burgemeester op 18 november 2019 een muilkorf- en aanlijngebod opgelegd. Vervolgens heeft het incident op 15 mei 2022 plaatsgevonden. [naam hond] is daarbij uit de woning van eiser ontsnapt, waarna [naam hond] een andere hond vijfmaal heeft gebeten. Eiser heeft gewezen op de omstandigheden waaronder dit incident heeft kunnen plaatsvinden. Er stond al lange tijd geen schutting om de tuin van eiser (die een huurwoning heeft). Eiser kon [naam hond] dus niet in de tuin laten. Hoewel eiser voorzorgsmaatregelen had genomen (het plaatsen van stoelen voor de deur), heeft [naam hond] toch de achterdeur weten open te krijgen. Omdat er geen schutting stond, kon [naam hond] vervolgens uit de tuin ontsnappen. De rechtbank heeft begrip voor het ongemak van het niet hebben van een schutting. Dat neemt niet weg dat het de verantwoordelijkheid van eiser was om te voorkomen dat [naam hond] uit de woning van eiser zou ontsnappen. Van overmacht is geen sprake.
10. De rechtbank oordeelt dat wat eiser heeft aangevoerd over het door Hondencampus uitgevoerde onderzoek, geen aanleiding geeft voor het oordeel dat de burgemeester zich hierop niet (mede) heeft mogen baseren. Voor de conclusie dat de hondentrainster vooringenomen was, bestaat onvoldoende aanleiding. Verder is de hondentrainster van Hondencampus inderdaad geen psycholoog, maar kan zij vanuit haar deskundigheid wel iets zeggen over wat [naam hond] aan sturing nodig heeft en over het gedrag van eiser als baas van [naam hond] . Uit de risicoanalyse volgt dat het risico op een volgend bijtincident met een andere hond zeer hoog is wanneer de hond geen muilkorf draagt en niet is aangelijnd. In het rapport van Hondencampus is onder meer vermeld dat eiser niet steeds in staat is geweest om goed om te gaan met onverwachte situaties en dat hij op verschillende momenten niet goed heeft opgelet. Zo heeft eiser eenmaal de hondenriem laten vallen, toen hij juist iets had vernomen waarvan hij was geschrokken. Eiser heeft hierover ter zitting gesteld dat dit geen gevaar heeft opgeleverd omdat hij en [naam hond] en de hondentrainster zich op dat moment in een sluis bevonden. In het rapport is echter vermeld dat de sluis aan één kant geopend was. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten om aan te nemen dat wat in het rapport is vermeld, niet klopt. Maar ook als van de lezing van eiser wordt uitgegaan, doet dit er niet aan af dat het rapport van Hondencampus onvoldoende aanknopingspunten biedt voor de conclusie dat een terugkeer van [naam hond] bij eiser verantwoord is.
11. Daarbij is van belang dat het besluit tot inbeslagname niet alleen op het rapport van Hondencampus is gebaseerd, maar ook op de eerdere incidenten (zie hiervoor) en op het gedrag van eiser. Wat dit laatste betreft: in de bestuurlijke rapportage is vermeld dat bij de politie op 28 maart 2020 (dus na het opleggen van het muilkorfgebod) een melding is binnengekomen dat buurtbewoners [naam hond] regelmatig buiten zien lopen zonder muilkorf. Eiser heeft de juistheid van deze melding betwist, maar dat betekent niet dat de burgemeester hieraan geen betekenis heeft kunnen toekennen. Overigens heeft eiser in zijn brief aan de burgemeester van 9 december 2023 (dat moet waarschijnlijk zijn: 9 december 2022) zelf ook erkend dat hij zich niet altijd aan het muilkorfgebod heeft gehouden:
“Ik ben de muilkorfplicht overigens zoveel mogelijk nagekomen hoewel ik ook regelmatig, met name 's avonds laat, [naam hond] zonder muilkorf uitliet omdat ik haar altijd aan de lijn heb. Een dubbel gebod lijkt mij dan ook niet redelijk omdat [naam hond] sowieso altijd aan de lijn loopt.”
12. Gelet op het vorenstaande heeft de burgemeester in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot inbeslagname gebruik mogen maken. De burgemeester heeft het algemeen belang van het voorkomen van meer bijtincidenten zwaarder mogen laten wegen dan het belang van eiser dat hij [naam hond] weer terugkrijgt. Van een onevenredig besluit is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 februari 2024.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: relevante wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 5:29

1. Voor zover de toepassing van bestuursdwang dit vergt, kan het bestuursorgaan zaken meevoeren en opslaan.
2. Het bestuursorgaan doet van het meevoeren en opslaan proces-verbaal opmaken. Een afschrift van het proces-verbaal wordt verstrekt aan degene die de zaken onder zijn beheer had.
3. Het bestuursorgaan draagt zorg voor de bewaring van de opgeslagen zaken en geeft deze zaken terug aan de rechthebbende.
4. Het bestuursorgaan kan de teruggave opschorten totdat de ingevolge artikel 5:25 verschuldigde kosten zijn voldaan.
5. Indien de rechthebbende niet tevens de overtreder is, kan het bestuursorgaan de teruggave opschorten totdat de kosten van bewaring zijn voldaan.

Algemene plaatselijke verordening Papendrecht

Artikel 2:59 Gevaarlijke honden

1. Als de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan hij de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.
2. De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijngebod is opgelegd, is verplicht de hond kort aangelijnd te houden, met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.
3. De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijn- en muilkorfgebod is opgelegd, is naast de verplichting bedoeld in het tweede lid verplicht de hond voorzien te houden van een muilkorf die:
a. vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;
b. door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en
c. zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.
4. In plaats van of aanvullend op het bepaalde in lid 1 van dit artikel kan het college een gedragscursus en/of een assessmenttest bij een door de dierenpolitie erkende instantie voor die hond aan de eigenaar of houder van die hond opleggen.
5. Onverminderd artikel 2:57, eerste lid, aanhef onder d, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de bevoegde minister op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht
2.Eiser verwijst hierbij naar ECLI:NL:RVS:2020:1266.
3.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2020:514.