ECLI:NL:RBROT:2024:7032

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
30 juli 2024
Zaaknummer
10/338384-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijke invoer van cocaïne met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 maart 2024 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van de opzettelijke invoer van 501 kilogram cocaïne in Nederland. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk binnenbrengen van deze grote hoeveelheid cocaïne, wat een ernstige schending van de Opiumwet inhoudt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met een vrachtwagencombinatie het haventerrein opreed en een container met daarin de cocaïne heeft opgehaald, wat duidt op een georganiseerde en doelbewuste aanpak van drugshandel.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact van de drugshandel op de volksgezondheid en de samenleving, en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en opname in een forensische verslavingskliniek, om de verdachte te helpen bij zijn rehabilitatie en om herhaling van delictgedrag te voorkomen.

De rechtbank heeft benadrukt dat de invoer van cocaïne via de Rotterdamse haven een groot probleem vormt en dat hoge straffen noodzakelijk zijn om dit fenomeen tegen te gaan. De verdachte heeft de kans gekregen om zijn leven te beteren, maar is gewaarschuwd dat bij herhaling van strafbare feiten de gevolgen ernstiger zullen zijn. De inbeslaggenomen telefoon is verbeurd verklaard, aangezien deze is gebruikt bij het plegen van het strafbare feit.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/338384-23
Datum zitting en uitspraak: 27 maart 2024
Tegenspraak
Verkort vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] , ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] , [postcode] [woonplaats] , raadsvrouw mr. P.M. Breukink, advocaat te Arnhem.
Officier van justitie: mr. B. Leeuw
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting op 27 maart 2024.

Beschuldiging

De verdachte wordt beschuldigd van de invoer van een partij cocaïne in Nederland. De volledige tenlastelegging houdt in dat de verdachte:
op of omstreeks 20 december 2023, te Rotterdam, althans in Nederland, opzettelijk
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 501 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair
op of omstreeks 20 december 2023, te Rotterdam, althans in Nederland, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
  • het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
  • het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
  • het opzettelijk vervaardigen
van een (grote) hoeveelheid cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet,
  • een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
  • zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
  • voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door
  • zich (onbevoegd) te begeven op de ECT Hutchison Ports Delta, gelegen aan de Europaweg 875 op de Maasvlakte te Rotterdam, en/of
  • als bestuurder van een vrachtwagen (met kenteken [kentekennummer 1] ) en chassis (met kenteken [kentekennummer 2] ) te pogen daarmede (wederrechtelijk) container [containernummer] (met daarin cocaïne) van de terminal van Hutchison Ports ECT Delta op/uit te halen, en/of
  • één of meer (organisatie)telefoon(s) voorhanden te hebben, en/of
  • met één of meer mededader(s) (telefonisch en/of via Whatsapp) contacten te onderhouden en/of informatie uit te wisselen en/of afspraken te maken over het afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van de container [containernummer] (met daarin de cocaïne).

Bewijs

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat het primair ten laste gelegde feit bewezen kan worden.
Bewezenverklaring
Bewezen is dat de verdachte:
op of omstreeks 20 december 2023, te Rotterdam opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht 501 kilogram cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Bewijsmotivering
De bewezenverklaring steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen. Dit verkorte vonnis bevat die bewijsmiddelen niet. Als tegen het vonnis hoger beroep wordt ingesteld zal het worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud van de bewijsmiddelen.

Verboden gedragingen en strafbaarheid

Kwalificatie
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid feiten en verdachte
De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

Straf

Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 21 maart 2024. Verder heeft hij gevorderd de inbeslaggenomen telefoon verbeurd te verklaren.
Oordeel rechtbank
Gepleegde feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de invoer van 501 kilogram cocaïne. De verdachte is met een vrachtwagencombinatie het haventerrein opgereden. Daar heeft hij een container opgehaald, met daarin verstopte pakketten cocaïne, gericht op de verdere invoer van die pakketten.
Met zijn handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de internationale drugshandel. Harddrugs vormen een groot gevaar voor de volksgezondheid. De handel in harddrugs gaat bovendien vaak direct dan wel indirect gepaard met andere vormen van (zware) criminaliteit, met alle gevolgen van dien. Dit alles vergroot de gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Deze invoer van cocaïne via de Rotterdamse haven is een ware plaag en de strafrechtsketen in het hele land wordt op dit moment overspoeld met zaken waarin (de handel in) cocaïne een (hoofd)rol speelt. Voor de havens, de haventerreinen, de bedrijven werkzaam in de containersector, douane, politie en justitie leveren de activiteiten rondom deze cocaïnetransporten een enorme kostenpost op. Ter voorkoming en bestrijding van dit fenomeen worden voor dat type feiten en meer in het bijzonder de invoer van cocaïne, in het algemeen hoge straffen opgelegd.
Persoon verdachte
Uit het strafblad van 28 februari 2024 blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Reclassering Nederland heeft een voortgangsrapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 21 maart 2024. Dit rapport houdt – kort gezegd – in dat er sprake is van ernstig, langdurig harddrugsgebruik en problemen betreffende het psychosociaal functioneren (ADHD en PTSS). Er is een forse schuldenlast en geen zinvolle dagbesteding.
Positief te noemen is de stabiele woonsituatie en de steun vanuit zijn familie. De verdachte wordt ambulant begeleid door instantie ‘Een Toekomst’ en staat open voor hulp.
De reclassering acht gezien zijn langdurige en forse verslaving een intensieve en langdurige
klinische behandeling nodig. Een traject binnen een Forensische Verslavingskliniek is op zijn plaats, gevolgd door een plaatsing bij een Forensisch Beschermde Woonvorm.
Straf
De ernst van het feit rechtvaardigt in beginsel een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Dat wordt onderstreept door uitspraken in soortgelijke zaken die de rechtbank op een rijtje heeft gezet. Toch zal de rechtbank niet overgaan tot alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank komt op een gevangenisstraf met een totaalduur van 30 maanden. Daarvan wordt 12 maanden onvoorwaardelijk en 18 maanden voorwaardelijk opgelegd met een proeftijd van drie jaren.
De totaalduur van de straf doet recht aan het element van leedtoevoeging dat gelet op de ernst van de feiten niet kan en mag ontbreken in de straf. Die totaalduur komt ook tegemoet aan de strafdoelen van preventie. De verdachte moet goed begrijpen dat bij herhaling in de toekomst het vergeldingsdeel in de straf steeds groter zal zijn en dat daarnaast een voorwaardelijke straf van 18 maanden boven zijn hoofd hangt.
Dat een groot deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk is, biedt de verdachte de kans om het anders te gaan doen. Daarbij wordt hij geholpen door de algemene voorwaarde en bijzondere voorwaarden. De algemene voorwaarde waarschuwt hem. Als hij in Nederland weer in de fout gaat en strafbare feiten pleegt kan het voorwaardelijke deel, 18 maanden gevangenisstraf, alsnog ten uitvoer worden gelegd.
De reclassering heeft geadviseerd om aan de verdachte bijzondere voorwaarden op te leggen. De bijzondere voorwaarden - kort gezegd: meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, beschermd- of begeleid wonen en dagbesteding - moeten de verdachte ook helpen om het niet meer zover te laten komen. De rechtbank acht het van groot belang dat de verdachte, zo snel mogelijk, behandeld en begeleid zal gaan worden.
Houdt hij zich niet aan deze bijzondere voorwaarden, dan kan ook de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf volgen.
De inbeslaggenomen telefoon zal, zoals door de officier van justitie ter zitting is gevorderd, worden verbeurdverklaard. Het bewezen feit is met behulp van dit voorwerp begaan.
Wettelijke voorschriften
Bij de strafoplegging is gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

Vorderingen tenuitvoerlegging

De vorderingen na voorwaardelijke veroordeling met parketnummers 10/024784-22, 16/231065-22 en 96/291674-22 worden afgewezen. De tenuitvoerlegging past niet bij de aan verdachte geboden kans om, na de opgelegde onvoorwaardelijk gevangenisstraf, spoedig behandeld en begeleid te worden.

Beslissingen

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, van 18 (achttien) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten en verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 (drie) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
  • de veroordeelde meldt zich bij Tactus Reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • de veroordeelde laat zich opnemen in een Forensische Verslavingskliniek (FVK) of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, voor de duur van maximaal 9 maanden. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
  • aansluitend aan de klinische behandeling laat veroordeelde zich behandelen door een forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering.
De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
aansluitend aan de klinische behandeling verblijft veroordeelde in een Forensische Beschermde Woonplek (FBW) of een andere instelling voor beschermd wonen, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 6 juni 2023 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 17 juli 2023 van de politierechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 15 augustus 2023 van de politierechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door J.H. Janssen, voorzitter,
C. Sikkel en A.A.T. Visscher, rechters,
in tegenwoordigheid van S.T.C.J.M. de Jongh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 27 maart 2024.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.