ECLI:NL:RBROT:2024:702

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
6 februari 2024
Zaaknummer
10-266341-23 en 10-156008-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot zware mishandeling en veroordeling voor mishandeling en bedreiging met gevangenisstraf en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 januari 2024 uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling, mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling, omdat het feit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. Echter, de verdachte is wel veroordeeld voor mishandeling en bedreiging, wat resulteerde in een gevangenisstraf van 161 dagen, waarvan 50 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft het beroep op noodweer en noodweerexces verworpen, omdat er geen sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij schadevergoedingen zijn opgelegd voor zowel materiële als immateriële schade. De rechtbank heeft de verdachte ook onderworpen aan reclasseringstoezicht en bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht en ambulante behandeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10-266341-23 en 10-156008-22
Datum uitspraak: 30 januari 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres01] ,
raadsvrouw mr. T. Arkesteijn, advocaat te Nieuwerkerk aan den IJssel.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 januari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S. Bosmans heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder parketnummer 10-266341-23 primair ten laste gelegde feit;
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10-266341-23 subsidiair ten laste gelegde feit en van de onder parketnummer 10-156008-22 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 160 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 50 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod met de aangevers [aangever01] en [aangever02] en andere voorwaarden het gedrag betreffende, inhoudende een inspanningsverplichting voor het verkrijgen en behouden van stabiliteit op het gebied van dagbesteding, huisvesting en financiën.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak parketnummer 10-266341-23 primair
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder parketnummer 10-266341-23 primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering parketnummer 10-266341-23 subsidiair en parketnummer
10-156008-22 feit 2
Parketnummer 10-266341-23 subsidiair
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat slechts wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte eenmaal met het mes een zwaaiende beweging heeft gemaakt en niet dat hij stekende bewegingen met het mes heeft gemaakt.
Beoordeling
De aangever heeft verklaard dat de verdachte meerdere malen met het mes heeft uitgehaald en dat de verdachte hem met het mes in zijn arm heeft gestoken. De verklaring van de aangever wordt ondersteund door de letselverklaring, waaruit blijkt dat de aangever een steekverwonding in zijn rechterarm had van 6 centimeter.
Noodweer
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder parketnummer 10-266341-23 onder subsidiair ten laste gelegde feit aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer, als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De raadsvrouw heeft gesteld dat de verdachte werd aangerand door de aangever en dat hij in paniek raakte toe de aangever niet wilde stoppen. Er was sprake van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van zijn lijf. De verdachte wilde dit stoppen en heeft toen zijn mes gepakt en zich hiertegen verweerd door één keer een zwaaiende beweging met het mes naar beneden te maken.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht het niet aannemelijk dat de verdachte door de aangever is aangerand en daarmee was er geen sprake van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van de verdachte, waartegen hij zich moest verdedigen. Het beroep op noodweer kan derhalve niet slagen.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat voor een geslaagd beroep op noodweer als bedoeld in artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht aannemelijk moet zijn geworden dat het handelen van de verdachte was geboden door de noodzakelijke verdediging van zijn eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat hij door de aangever werd aangerand en zich vervolgens hiertegen heeft verdedigd door met een mes te zwaaien niet aannemelijk. De aangever heeft verklaard dat de verdachte hem om geld heeft gevraagd en opeens een mes trok en de verdachte heeft de aangever hiermee in zijn rechter bovenarm gestoken. De verklaring van de aangever wordt ondersteund door de verklaring van de buurvrouw van de aangever, die heeft verklaard dat zij de aangever om hulp heeft horen roepen.
Het beroep op noodweer wordt verworpen, omdat er van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding geen sprake was, gelet op het hiervoor overwogene.
Conclusie
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10-266341-23 subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan.
Parketnummer 10-156008-22 feit 2
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder parketnummer 10-156008-22 onder 2 ten laste gelegde feit en heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte heeft verklaard dat hij de aangeefster eenmaal heeft geslagen met zijn vlakke hand en dat hij heeft ontkend haar een kopstoot en vuistslagen te hebben gegeven.
Beoordeling
De aangeefster heeft verklaard dat zij vanuit het niets een kopstoot van de verdachte tegen haar voorhoofd kreeg en dat zij vervolgens een vuistslag op haar achterhoofd kreeg. Nadat zij in elkaar zakte op de grond, kreeg zij nog een tweede vuistslag. De verklaring van de aangeefster wordt ondersteund door de verklaring van haar huisarts, die letsel heeft geconstateerd, passend bij een kopstoot en vuistslagen, welk letsel niet kan worden verklaard door een enkele klap met een vlakke hand.
Conclusie
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10-156008-22 onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.3.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering en parketnummer 10-156008-22 feit 1
Het onder parketnummer 10-156008-22 onder 1 ten laste gelegde feit is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10-266341-23 subsidiair ten laste gelegde feit en het onder parketnummer 10-156008-22 onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10-156008-22 onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Parketnummer 10-266341-23
subsidiair hij op 11 oktober 2023 te Rotterdam
[slachtoffer01] heeft mishandeld door met een mes, in de arm van die [slachtoffer01] te steken
Parketnummer 10-156008-22
1
hij op 1 januari 2022 te Capelle aan den IJssel,
[slachtoffer02] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht,
door die [slachtoffer02] (middels een spraakbericht via Whatsapp) dreigend de woorden
toe te voegen "Maar ik zweer ik knal jullie allemaal kapot. Ik knal jullie allemaal
dood. Allemaal dood, allemaal een voor een. Een voor een,"
2
hij op 12 december 2021 te Rotterdam
[slachtoffer02] heeft mishandeld door haar een kopstoot te geven en meerdere
malen, met zijn vuist op/tegen het achterhoofd te slaan;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10-266341-23
subsidiair,
mishandeling.
Parketnummer 10-156008-22
1.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
2.
mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder parketnummer 10-266341-23 onder subsidiair ten laste gelegde feit subsidiair aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweerexces in het geval een beroep op noodweer niet zal slagen, omdat hij heeft gehandeld vanuit een hevige gemoedsbeweging.
6.2.
Beoordeling
Omdat geen sprake is geweest van een noodweersituatie, slaagt ook het beroep op noodweerexces niet.
6.3.
Conclusie
Het beroep op noodweerexces wordt verworpen. Er is overigens ook geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft een persoon met wie hij een afspraak had gemaakt voor een seksdate mishandeld door hem met een mes in zijn arm te steken.
Daarnaast heeft de verdachte een vriendin mishandeld door haar een kopstoot te geven en haar meerdere malen met zijn vuist op haar achterhoofd te slaan. Ook heeft hij haar bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door middel van een spraakbericht via Whatsapp. Hij heeft daarbij onder meer gezegd dat hij hen allemaal dood zou knallen.
Verdachte heeft zich op een zeer agressieve manier jegens de slachtoffers gedragen en daarmee een ernstige inbreuk gemaakt op hun lichamelijke integriteit. Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaringen blijkt dat de aangevers tot op heden nog steeds de lichamelijke en psychische gevolgen van het handelen van de verdachte ondervinden. Dit rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
12 december 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
12 januari 2024. Dit rapport houdt het volgende in.
Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld-hoog. De reclassering ziet een verhogende kans op recidive als gevolg van ongunstige leefomstandigheden, impulsief gedrag, problematische coping en agressieregulatie en een beperkte mate van zelfreflectie. De verdachte beschikt niet over de vaardigheden en (zelf)inzicht om structuur aan te brengen in zijn leven. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod
met het slachtoffer uit de strafzaak met parketnummer 10-266341-23 en andere voorwaarden het gedrag betreffende, inhoudende een inspanningsverplichting
voor het verkrijgen en behouden van stabiliteit dagbesteding, huisvesting en financiën.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden en het op te leggen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

Benadeelde partij [benadeelde partij01]:
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij01] ter zake van het onder parketnummer 10-266341-23 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 104,45 aan materiële schade (bestaande uit € 58,50 voor een rolgordijn en 45,95 voor een Kandora) en een vergoeding van € 1.300,- aan immateriële schade.
Benadeelde partij [benadeelde partij02]:
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij02] ter zake van de onder parketnummer 10-156008-22 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 6.664,39 aan materiële schade (bestaande uit medische kosten, reiskosten, een bril en een camerabel) en een vergoeding van € 2.000,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
Benadeelde partij [benadeelde partij01]:
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Benadeelde partij [benadeelde partij02]:
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met uitzondering van de gevorderde materiële schade voor de bril van
€ 325,- en de camerabel van € 99,-, te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
Benadeelde partij [benadeelde partij01]:
De raadsvrouw heeft bepleit om de gevorderde materiële schade voor het rolgordijn van
€ 58,50 niet toe te wijzen, nu er geen rechtstreeks verband is tussen de schade en het feit en de vordering op dit punt onvoldoende onderbouwd is, en heeft voorts bepleit de gevorderde immateriële schade te matigen.
Benadeelde partij [benadeelde partij02]:
De raadsvrouw heeft primair bepleit tot niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij in de vordering, omdat de vordering laat is ingediend. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit tot afwijzing van de gevorderde materiële schade, nu onvoldoende is onderbouwd dat alle medische gevolgen het gevolg zijn van het feit. De gevorderde materiële schade voor de bril van € 325,- en de camerabel van € 99,-, dient te worden afgewezen. Er is geen rechtstreeks verband aangetoond tussen de schade aan de bril en het feit en de deurbel is niet door de benadeelde partij, maar door een ander betaald. De gevorderde immateriële schade dient te worden gematigd.
8.3.
Beoordeling
Benadeelde partij [benadeelde partij01]:
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder parketnummer
10-266341-23 subsidiair bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht tot een bedrag van € 45,95 voor de Kandora en de gevorderde schadevergoeding door de verdachte niet is weersproken, zal de vordering tot dit bedrag worden toegewezen.
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade voor het rolgordijn van € 58,50 zal de vordering worden afgewezen, nu niet is vastgesteld dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 10-266341-23 subsidiair bewezen verklaarde strafbare feit.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder parketnummer
10-266341-23 subsidiair bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.000,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 11 oktober 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Benadeelde partij [benadeelde partij02]:
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de onder parketnummer
10-156008-22 bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks materiële schade is toegebracht tot een bedrag van € 6240,39 en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks de betwisting door de verdachte, tot dit bedrag worden toegewezen. De rechtbank overweegt hierbij dat de benadeelde partij genoegzaam heeft onderbouwd dat alle medische kosten het rechtstreekse gevolg zijn van de onder parketnummer 10-156008-22 bewezen verklaarde strafbare feiten.
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade voor de bril van € 325,- zal de vordering worden afgewezen, nu niet is vastgesteld dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van de onder parketnummer 10-156008-22 bewezen verklaarde strafbare feiten.
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade voor de camerabel van € 99,- zal de vordering worden afgewezen, nu niet is vastgesteld dat de benadeelde partij deze schade heeft geleden. Zij heeft aangegeven dat deze camerabel niet door haar, maar door een ander is aangeschaft en betaald.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de onder parketnummer
10-156008-22 bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 12 december 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij01] een schadevergoeding betalen van
€ 1.045,95, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij02] een schadevergoeding betalen van
€ 6.740,39, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregelen als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder parketnummer 10-266341-23 onder primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder parketnummer 10-266341-23 onder subsidiair en onder parketnummer 10-156008-22 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 161 (honderdéénenzestig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
50 (vijftig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van een nader door de reclassering te bepalen ambulante forensische zorgverlener voor zijn problematiek. De behandeling start gedurende de proeftijd en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. de veroordeelde zal verblijven in een nader te bepalen instelling voor beschermd/begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start gedurende de proeftijd en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan
de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
4. de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met de aangevers [aangever01] en [aangever02] , gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
5. de veroordeelde wordt verplicht om zich, in samenwerking met een door de reclassering aan te wijzen maatschappelijke zorginstelling (al dan niet gespecialiseerd is in LVB problematiek), in te spannen voor het verkrijgen en behouden van stabiliteit op het gebied van dagbesteding (betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding), huisvesting en financiën, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasserings-instelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] , te betalen een bedrag van
€ 1.045,95 (zegge: duizendvijfenveertig euro en vijfennegentig eurocent), bestaande uit € 45,95 aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 11 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de overige gevorderde materiële schade;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij01] te betalen
€ 1.045,95(hoofdsom,
zegge: duizendvijfenveertig euro en vijfennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 oktober 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.045,95 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij02] , te betalen een bedrag van
€ 6.740,39 (zegge: zesduizendzevenhonderd veertig euro en negenendertig eurocent), bestaande uit € 6.240,39 aan materiële schade en
€ 500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 12 december 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de overige gevorderde materiële schade;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij02] te betalen van
€ 6.740,39(hoofdsom,
zegge: zesduizendzevenhonderd veertig euro en negenendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 december 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 6.740,39 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
68 (achtenzestig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. dr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. C. Laukens en A.B. Baumgarten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Hoeff, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10-266341-23
hij op of omstreeks 11 oktober 2023 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer01]
opzettelijk
van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat
opzet
meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig
voorwerp, in de arm van die [slachtoffer01] heeft gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1
Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 oktober 2023 te Rotterdam
[slachtoffer01] heeft mishandeld door met een mes, althans een scherp en/of puntig
voorwerp, in de arm van die [slachtoffer01] te steken en/of snijden;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Parketnummer 10-156008-22
1
hij op of omstreeks 1 januari 2022 te Capelle aan den IJssel, althans in Nederland,
[slachtoffer02] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer02] (middels een spraakbericht via Whatsapp) dreigend de woorden
toe te voegen "Maar ik zweer ik knal jullie allemaal kapot. Ik knal jullie allemaal
dood. Allemaal dood, allemaal een voor een. Een voor een,", althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 12 december 2021 te Rotterdam
[slachtoffer02] heeft mishandeld door haar een kopstoot te geven en/of meerdere
malen, althans eenmaal, met zijn vuist op/tegen het achterhoofd te slaan;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )