ECLI:NL:RBROT:2024:701

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
6 februari 2024
Zaaknummer
10-228943-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met minderjarige, meermalen gepleegd, met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 30 januari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontucht met een minderjarige. De verdachte, die zich voordeed als een 17-jarige jongen, heeft gedurende een periode van vier maanden ontuchtige handelingen gepleegd met een 14-jarig meisje. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het vertrouwen van het slachtoffer heeft misbruikt door zich voor te doen als een leeftijdsgenoot en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 11 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is er een taakstraf van 240 uur opgelegd en een maatregel tot beperking van de vrijheid voor 2 jaar, inhoudende een contactverbod met het slachtoffer.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer meegewogen. De verdachte heeft de ontuchtige handelingen gepleegd in de periode van 1 juni 2020 tot en met 11 oktober 2020, waarbij hij het slachtoffer online benaderde en haar vertrouwen won. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere strafblad en de rapportages van de reclassering, die een laag recidiverisico hebben vastgesteld. De vordering van de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 3.000,- vorderde, is toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 juni 2020.

De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van de benadeelde partij. De uitspraak is gedaan in tegenspraak en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-228943-21
Datum uitspraak: 30 januari 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsvrouw mr. J.M. Veldman, advocaat te Breda.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 16 januari 2024 en van 20 juni 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.B.L. Ten Have heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 met aftrek van voorarrest en de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Wetboek van Strafrecht voor de duur van 2 jaar, inhoudende dat de verdachte wordt bevolen zich te onthouden van contact met [slachtoffer01] , subsidiair 2 weken hechtenis per overtreding met een maximum van 6 maanden hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan op die wijze dat:
hij op tijdstippen in de periode van 1 juni 2020 tot en met 11 oktober 2020 te Rotterdam,
met [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02] 2005, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt,
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of
  • mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer01] , te weten het meermalen geven van tongzoenen aan die [slachtoffer01] en
  • aanraken van de borsten van die [slachtoffer01] en
  • likken van de vagina van die [slachtoffer01] en
  • laten vastpakken en vasthouden van zijn, verdachtes, stijve penis door die [slachtoffer01] en het laten maken van heen en weer gaande bewegingen van de hand van die [slachtoffer01] om zijn, verdachtes, penis en het brengen van zijn, verdachtes, vinger in de vagina van die [slachtoffer01] en het brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer01] en vervolgens het heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer01] ;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straffen en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte, destijds een 38-jarige man, heeft zich als 17-jarige jongen voorgedaan en gedurende een periode van ruim 4 maanden ontuchtige handelingen verricht met een 14-jarig meisje, welke handelingen mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van de aangeefster. De verdachte heeft aangeefster online benaderd en haar vertrouwen gewonnen. De verdachte is meerdere malen bij aangeefster thuis geweest, heeft kennis gemaakt met haar moeder en daar hebben de ontuchtige handelingen plaatsgevonden. De verdachte heeft aangeefster – en haar moeder – al die tijd in de waan gelaten dat hij 17 jaar oud was.
De verdachte heeft door zijn handelen zijn eigen (lust)gevoelens voorop gesteld zonder oog te hebben voor de wijze waarop aangeefster één en ander zou kunnen ervaren. Aangeefster heeft ingestemd met de seksuele handelingen maar dacht dit te doen met een leeftijdsgenoot. Door zich voor te doen als een leeftijdsgenoot heeft de verdachte het vertrouwen van aangeefster ernstig beschaamd. Gelet op de jonge leeftijd van het slachtoffer had hij zich bovendien überhaupt van iedere seksuele handeling met haar moeten onthouden. Het handelen van de verdachte kan nadelige psychische gevolgen met zich brengen van mogelijk lange duur. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 december 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 21 maart 2022. Dit rapport houdt het volgende in. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden. Zij vinden interventies of toezicht niet nodig. De verdachte heeft zich sinds mei 2021 op vrijwillige basis aangemeld bij de Waag en staat daar sindsdien onder behandeling. Hij is daarin afspraaktrouw gebleken en stelt zich hier gemotiveerd, transparant en meewerkend op. Een behandeling in een verplicht kader zou hierbij gezien kunnen worden als een contra-indicatie. Daarbij zijn zowel de algemene recidiverisico’s als die van seksuele recidive als laag in te schatten.
De reclassering adviseert om aan de verdachte een contactverbod met de aangeefster op te leggen.
Na de zitting van 20 juni 2023 heeft de reclassering op verzoek van de rechtbank een aanvullend rapport opgemaakt, waarbij de rechtbank heeft gevraagd naar de mogelijkheden van een locatiegebod met elektronische monitoring als bijzondere voorwaarden, ofwel thuisdetentie. De reclassering heeft op 22 november 2023 advies uitgebracht.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De rechtbank zal een groot deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen en zal daarnaast aan de verdachte een taakstraf opleggen. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank kiest hiervoor omdat het delict al geruimere tijd geleden is gepleegd, de verdachte ziet dat hij verkeerd heeft gehandeld en hij zijn leven inmiddels goed op de rit heeft. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de verdachte al snel na het plegen van het delict vrijwillig hulp heeft gezocht voor zijn problemen en dat de behandeling goed verloopt. De verdachte is afspraaktrouw en stelt zich gemotiveerd, transparant en meewerkend op.
Hoewel eerder is gedacht aan het opleggen van een bijzondere voorwaarden en hieraan invulling te geven door middel van thuisdetentie, blijkt dit bij nader inzien praktisch niet uitvoerbaar. De verdachte heeft aangegeven dat hij op steeds wisselende locaties in Nederland werkt en dat zijn werktijden vrijwel dagelijks van 3 uur ’s nachts tot 16 uur in de middag zijn. De officier van justitie heeft zich tegen het opleggen van een dergelijke straf verzet. De verdediging heeft de rechtbank niet verzocht de bovenbedoelde straf toch op te leggen. Zij heeft verzocht de zaak af te handelen op een manier waarop deze tot een afronding kan komen en aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen van korte duur en daarnaast een taakstraf.
Ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 2 jaar, inhoudende een contactverbod met de aangeefster [aangeefster01] , opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij01] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.000,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Beoordeling
De verdachte heeft onrechtmatig jegens de benadeelde gehandeld. Als de schade die het gevolg is van een onrechtmatige daad nadeel omvat dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde ingevolge art. 6:106 lid 1, aanhef en onder b, BW recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding indien hij lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
Van de in art. 6:106 lid 1, onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon op andere wijze is in ieder geval sprake indien de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Daarnaast kunnen de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106 lid 1, onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon op andere wijze sprake is. In beginsel zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. In dit geval brengen de aard en de ernst van de normschending mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon wordt aangenomen. Benadeelde is als 14-jarige benaderd door een volwassen man, waarbij ze zich na verloop van tijd veilig voelde. Er is vervolgens (seksueel) misbruik van haar gemaakt.
De schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 3.000,-, zodat de vordering zal worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 juni 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil
en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 3.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 57, 63 en 245 van het Wetboek van Strafrecht

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
11 (elf) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
240 (tweehonderd) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 2 (twee) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
zich te onthouden van direct of indirect contact met [slachtoffer01] , gedurende 2 (twee) jaren na het onherroepelijk worden van dit vonnis;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van
1 (één) week;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op en zal in totaal ten hoogste
6 (zes) maandenbedragen;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] , te betalen een bedrag van
€ 3.000,- (zegge: drieduizend euro)aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij01] te betalen
€ 3.000,-(hoofdsom,
zegge: drieduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 3000,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. dr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. C. Laukens en J. van de Klashorst, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Hoeff, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2020 tot en met 11 oktober 2020 te Rotterdam,
met [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02] 2005, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of
mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer01] , te weten het (meermalen)
  • geven van tongzoenen aan die [slachtoffer01] en/ of
  • aanraken van de borsten van die [slachtoffer01] en/ of
  • likken van de vagina van die [slachtoffer01] en/ of
  • laten vastpakken en vasthouden van zijn, verdachtes, (stijve) penis door die [slachtoffer01] en het laten maken van heen en weer gaande bewegingen van de hand van die [slachtoffer01] om zijn, verdachtes, penis en/ of
  • het brengen van zijn, verdachtes, vinger in de vagina van die [slachtoffer01] en/of
  • het brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer01] en vervolgens het heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer01] ;
( art 245 Wetboek van Strafrecht )