ECLI:NL:RBROT:2024:6993

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juli 2024
Publicatiedatum
29 juli 2024
Zaaknummer
11170991 VV EXPL 24-321
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding betreffende ontruiming van een woning en huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 26 juli 2024 uitspraak gedaan in een kort geding. Eiser, vertegenwoordigd door mr. K.L. Meijer, vorderde de ontruiming van een woning in Rotterdam en betaling van een huurachterstand van € 11.140,00, vermeerderd met wettelijke incassokosten en rente. De gedaagden, die niet verschenen waren, werden bij verstek veroordeeld. De procedure begon met een dagvaarding op 2 juli 2024, gevolgd door een zitting op 19 juli 2024 waar alleen eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren.

De kantonrechter oordeelde dat de vordering van eiser spoedeisend was, gezien de langdurige huurachterstand van meer dan 16 maanden. De rechter concludeerde dat het aannemelijk was dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst zou worden ontbonden en dat gedaagden verplicht zouden worden om het gehuurde te ontruimen. De ontruimingstermijn werd vastgesteld op 14 dagen na betekening van het vonnis.

Daarnaast werden de wettelijke incassokosten toegewezen, omdat aan de voorwaarden voor vergoeding was voldaan. De proceskosten werden eveneens aan gedaagden opgelegd, omdat zij grotendeels ongelijk kregen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk uitgevoerd kan worden, ook als een van de partijen in hoger beroep gaat. Het vonnis bevatte ook bepalingen over de betaling van de proceskosten en de kosten van betekening indien gedaagden niet tijdig aan de veroordeling voldoen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 11170991 VV EXPL 24-321
datum uitspraak: 26 juli 2024
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser,
gemachtigde: mr. K.L. Meijer te Beverwijk,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2. [gedaagde 2],
beiden wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagden,
die niet zijn verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 2 juli 2024;
  • de 9 producties van eiser.
1.2.
Op 19 juli 2024 is de zaak tijdens een zitting met eiser en mr. K.L. Meijer besproken. Gedaagden zijn niet verschenen.

2.De vordering

Eiser vordert – kort gezegd – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagden hoofdelijk te veroordelen:
  • de woning gelegen aan de [adres] , 1e verdieping, in Rotterdam te ontruimen en het in goede staat, zonder gebreken en vrij van schade en verder geheel ontruimd en behoorlijk schoongemaakt, onder afgifte van alle sleutels aan eiser op te leveren, zo nodig met behulp van de sterke arm;
  • tot betaling van een bedrag van € 11.140,00, te verhogen met € 1.081,01 aan wettelijke incassokosten en de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
  • in de kosten van het geding.

3.De beoordeling

3.1.
Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat tegen de niet verschenen gedaagden verstek wordt verleend.
3.2.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de eisende partij hierbij zoveel spoed heeft dat die de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten (artikel 254 lid 1 Rv). Uit de stellingen van eiser volgt dat deze spoed aanwezig is, ook ten aanzien van de geldvorderingen.
3.3.
Het is voldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst wordt ontbonden en gedaagden worden veroordeeld om het gehuurde te ontruimen. Er is al jarenlang sprake van een structurele en substantiële huurachterstand, die op dit moment € 11.140,- (meer dan 16 maanden huur) bedraagt. Gezien deze tekortkoming van gedaagden is het gerechtvaardigd om in deze procedure vooruit te lopen op de beslissing in een bodemprocedure en gedaagden te veroordelen het gehuurde te ontruimen.
3.4.
De vorderingen met betrekking tot de ontruiming van het gehuurde en de betaling van de huurachterstand en de wettelijke rente daarover komen de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor (artikel 139 Rv) en worden toegewezen zoals hierna vermeld. De ontruimingstermijn wordt bepaald op 14 dagen na de betekening van dit vonnis.
3.5.
De wet geeft aan de deurwaarder de bevoegdheid om een gedwongen ontruiming uit te voeren (artikel 556 lid 1 en artikel 557 juncto artikel 444 Rv). Daarbij kan de deurwaarder de hulp van politie en justitie inroepen. Een aparte beslissing op dit punt is niet nodig.
3.6.
De incassokosten van € 1.081,01 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
3.7.
Gedaagden moeten de proceskosten van eiser betalen, omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgen (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten op:
- dagvaarding € 138,81
- griffierecht € 248,00
- salaris gemachtigde € 543,00
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 1.064,81
Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
3.8.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat eiser dat vordert (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

4.De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
4.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagden;
4.2.
veroordeelt gedaagden om, binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, de woning gelegen aan de [adres] , 1e verdieping, te Rotterdam met de zijne en de zijnen te ontruimen en het gehuurde in goede staat, zonder gebreken en vrij van schade en verder geheel ontruimd en behoorlijk schoongemaakt, onder afgifte van alle sleutels aan eiser op te leveren;
4.3.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiser
te betalen een bedrag van € 11.140,00, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van
artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele
voldoening;
4.4.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiser
te betalen een bedrag van € 1.081,01 aan wettelijke incassokosten;
4.5.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de proceskosten van € 1.064,81, te betalen binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe; als gedaagden niet tijdig aan de veroordeling voldoen en het vonnis wordt betekend, moeten gedaagden ook de kosten van betekening betalen;
4.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken.
775