ECLI:NL:RBROT:2024:6988

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juli 2024
Publicatiedatum
29 juli 2024
Zaaknummer
C/10/682220 / KG ZA 24-676
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot verkoop van een woning in het kader van echtscheiding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een vrouw en een man die in 1997 met elkaar zijn getrouwd en gezamenlijk eigenaar zijn van een woning in Vlaardingen. De rechtbank had eerder, in een beschikking van 9 december 2021, de echtscheiding uitgesproken en bepaald dat de woning verkocht moest worden. De man had hiertegen hoger beroep ingesteld, maar het gerechtshof had de beschikking bekrachtigd. In juni 2023 had de vrouw een kort geding aangespannen om de verkoop van de woning te bespoedigen, waarbij de voorzieningenrechter had bepaald dat de man zijn medewerking moest verlenen aan de verkoop.

In het kort geding dat op 26 juli 2024 werd behandeld, verzocht de vrouw de voorzieningenrechter om haar te machtigen om alles te doen wat nodig was voor de verkoop van de woning, omdat de man weigerde mee te werken aan de verkoop en de prijsverlaging die door de makelaar was voorgesteld. De voorzieningenrechter oordeelde dat de man zijn medewerking moest verlenen aan de verkoop en dat het vonnis in de plaats kon treden van de handtekening van de man indien hij niet meewerkte. De vrouw kreeg de machtiging om de woning te verkopen en de man werd veroordeeld om mee te werken aan de gewenste leveringsdatum.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de weigering van de man om mee te werken aan de verkoop onterecht was en dat de vrouw aannemelijk had gemaakt dat de man een onwillige houding aanneemt. De vorderingen van de vrouw werden toegewezen, met uitzondering van enkele vorderingen die bij gebrek aan belang werden afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. P. de Bruin op 26 juli 2024.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/682220 / KG ZA 24-676
Vonnis in kort geding van 26 juli 2024
in de zaak van
[naam vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. D. Abotay te Schiedam,
tegen
[naam man],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. F.C. Frederiks te Zwijndrecht.
Partijen worden hierna de vrouw en de man genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 9 juli 2024, met 10 producties;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende voorwaardelijke eis in reconventie, met 5 producties;
  • de op 12 juli 2024 ontvangen aanvullende producties van de vrouw;
  • de mondelinge behandeling op 12 juli 2024;
  • de pleitnotitie van de vrouw.
1.2.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter, vanwege de bijzondere spoedeisendheid, op grond van artikel 29a lid 1 Rv mondeling uitspraak gedaan op vordering III. in conventie en op de vordering in reconventie. De uitspraak is vastgelegd in een proces-verbaal. Voor de overige vorderingen is de vonnisdatum bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 28 mei 1997 met elkaar getrouwd. Partijen zijn, ieder voor de helft, eigenaar van de woning, gelegen aan de [adres] in Vlaardingen (hierna: de woning).
2.2.
Bij beschikking van 9 december 2021 heeft de rechtbank Rotterdam de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. In die beschikking is ook bepaald dat de woning in het kader van de verdeling moet worden verkocht. De man heeft daartegen hoger beroep ingesteld. Bij beschikking van 15 februari 2023 heeft gerechtshof Den Haag de beschikking van 9 december 2021 bekrachtigd.
2.3.
In juni 2023 heeft de vrouw jegens de man een kort geding procedure aanhangig gemaakt in verband met de verkoop van de woning. Bij vonnis van 6 juli 2023 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank, voor zover relevant, het volgende beslist:
“5.1. veroordeelt de man zijn medewerking te verlenen aan de tenuitvoerlegging van de beschikking van 9 december 2021 van deze rechtbank (…) welke beschikking is bekrachtigd door het Gerechtshof Den Haag van 15 februari 2023 (…),in die zin dat de man zijn volledige medewerking verstrekt aan de verkoop van de woning aan de [adres] te Vlaardingen en alle instructies en adviezen van makelaar opvolgt, waaronder wordt begrepen:
om spoedig mogelijk, in ieder geval binnen een week na betekening van dit vonnis, een verkoopopdracht te geven aan een door de vrouw aan te wijzen makelaar;
het opvolgen van alle redelijke adviezen van de behandelend makelaar ter bespoediging van de verkoop van de woning;
het opvolgen van alle redelijke adviezen van de makelaar terzake de prijsstelling van de woning;
5.2.
bepaalt dat, in het geval de man binnen een week na betekening van dit vonnis weigert zijn medewerking daartoe te verlenen, dit vonnis in de plaats treedt van de door de man vereiste medewerking en handtekening(en) tot het geven van een verkoopopdracht aan een door de vrouw aan te wijzen makelaar;”
2.4.
Ergens in oktober 2023 is de woning in de verkoop gezet voor een vraagprijs van
€ 1.025.000,-.
2.5.
Met een e-mail van 16 april 2024 heeft de makelaar partijen geadviseerd om de verkoopprijs bij te stellen. Met een e-mail van 19 juni 2024 heeft de makelaar aan de advocaten van partijen gevraagd of de prijs van € 975.000,- in gang kan worden gezet. Vervolgens heeft de vrouw de makelaar opdracht gegeven om de prijs dienovereenkomstig te verlagen.
2.6.
Kort na de prijsverlaging heeft een geïnteresseerde contact opgenomen en is een afspraak gemaakt voor een bezichtiging op 15 juli 2024. Op 4 juli 2024 heeft de man per e-mail aan de makelaar meegedeeld dat hij niet akkoord is met de verlaging en dat de bezichtiging niet kan doorgaan totdat een en ander is opgelost.

3.De verdere beoordeling in conventie

3.1.
Bij mondelinge uitspraak van 12 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter in conventie de man – kort gezegd – veroordeeld om mee te werken aan alle bezichtigingen van de makelaar, op verbeurte van een dwangsom. In reconventie zijn de vorderingen van de man afgewezen, met compensatie van kosten.
3.2.
De resterende vorderingen van de vrouw in conventie luiden als volgt:
I.
dat de vrouw wordt gemachtigd om alles te doen wat noodzakelijk is voor de verkoop van de woning aan de [adres] te Vlaardingen:
II.
te bepalen dat het te wijzen vonnis in de plaats treedt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring van de man voor het in verkoop geven van deze woning;
III. [vzr: hierop is al beslist];
IV.
te bepalen dat het vonnis, twee dagen na betekening in de plaats zal treden van de door de man te verrichten noodzakelijke formaliteiten en te verlenen toestemming en/of wilsverklaring voor de verkoop van de woning voor een vraag- cq. verkoopprijs zoals hiervoor gevraagd, zijnde onder meer het sluiten van een onderhandse verkoopovereenkomst, notariële levering respectievelijk voor de te verlijden notariële akte, een en ander op de voet van artikel 3:300 lid 1 en 2 BW;
V.
de man te veroordelen om mee te werken aan de door de kopers gewenste leveringsdatum en uiterlijk twee dagen voor overdracht aan een derde(n) de woning ontruimd, schoon, in goede staat en tijdig voor notarieel transport op te leveren op straffe van een dwangsom van € 5.000,- per dag dat de man in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen;
VI.
de man te veroordelen in de kosten van de procedure, het salaris advocaat en het griffierecht daaronder begrepen.
3.3.
Uit de beschikking van 9 december 2021 van deze rechtbank (die in hoger beroep is bekrachtigd) en het vonnis van 6 juli 2023 van de voorzieningenrechter volgt dat tussen partijen in rechte vaststaat dat de woning in het kader van de verdeling moet worden verkocht en dat de man daartoe zijn volledige medewerking verstrekt door redelijke adviezen van de makelaar op te volgen.
3.4.
De voorzieningenrechter begrijpt de vordering onder I. als een machtiging aan de vrouw om een gemeenschappelijk goed te gelde te maken zoals bedoeld in artikel 3:174 lid 1 BW. Een dergelijke machtiging kan – ook in kort geding – worden verleend ten behoeve van de voldoening van een voor rekening van de gemeenschap komende schuld of om andere gewichtige redenen. In het mondelinge vonnis van 12 juli 2024 is geoordeeld dat de prijsverlaging naar € 975.000,- een redelijk advies is, zodat de man verplicht is om dat op te volgen. De weigering van de man om te luisteren naar het advies van de makelaar is dan ook ten onrechte en de vrouw heeft aannemelijk gemaakt dat de man tot op heden een onwillige houding aanneemt bij de verkoop van de woning. In het licht van de uitspraken zoals genoemd in 3.3., vormt dat een gewichtige reden voor toewijzing van de gevorderde machtiging. Vordering I. wordt daarom toegewezen.
3.5.
De vordering onder II. wordt bij gebrek aan belang afgewezen. In het vonnis van 6 juli 2023 heeft de voorzieningenrechter al bepaald dat dat vonnis in de plaats treedt van de door de man vereiste handtekening tot het geven van een verkoopopdracht aan de makelaar, voor het geval de man daar niet aan meewerkt.
3.6.
In de situatie dat de man weigert mee te werken aan het sluiten van de onderhandse koopovereenkomst en/of het verlijden van de notariële akte tot levering, heeft de vrouw er belang bij dat dit vonnis in de plaats treedt van de handtekening en/of de instemmende wilsverklaring van de man om de verkoop en levering van de woning aan de koper doorgang te laten vinden. Vordering IV. wordt dan ook toegewezen zoals hierna vermeld.
3.7.
De weigerachtige houding van de man rechtvaardigt ook toewijzing van de onder V. gevorderde ontruiming van de woning door de man, uiterlijk twee dagen vóór de levering van de woning aan de koper. De gevorderde dwangsom wordt beperkt en gemaximeerd toegewezen.
3.8.
Aangezien partijen ex-echtelieden zijn, worden de proceskosten tussen hen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. De voorzieningenrechter ziet geen reden om af te wijken van de hoofdregel. De reden dat de man weigert zijn medewerking te verlenen, is omdat hij – naar eigen zeggen – het niet eens is met de wijze waarop de makelaar te werk gaat. Er is geen sprake van misbruik van recht aan de kant van de man.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
4.1.
machtigt de vrouw om alles te doen wat noodzakelijk is voor de verkoop van de woning aan de [adres] te Vlaardingen;
4.2.
bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de handtekening en/of instemmende wilsverklaring van de man ten behoeve van de koopovereenkomst en de notariële leveringsakte in de zin van artikel 3:300 lid 1 BW, indien de man niet binnen 7 dagen na de betekening van dit vonnis meewerkt aan het sluiten van de koopovereenkomst en/of het verlijden van de notariële leveringsakte;
4.3.
veroordeelt de man om mee te werken aan de door de koper(s) gewenste leveringsdatum en uiterlijk twee dagen vóór overdracht aan een derde(n) de woning ontruimd, schoon, in goede staat en tijdig voor notarieel transport op te leveren, op verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag dat de man in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen, een en ander tot een maximum van € 50.000,-;
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2024.
2091 / 2009