ECLI:NL:RBROT:2024:6911

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
25 juli 2024
Zaaknummer
10/119398-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor vernieling en woninginbraken met bekentenis van de verdachte

In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1986 en preventief gedetineerd, heeft de rechtbank Rotterdam op 31 juli 2024 uitspraak gedaan. De verdachte is beschuldigd van vernieling en twee woninginbraken. Tijdens de zitting op 17 juli 2024 heeft de verdachte bekend dat hij op 6 april 2024 een ruit van een woning heeft vernield en op dezelfde dag in een andere woning heeft ingebroken, waarbij hij een telefoon en contant geld heeft gestolen. Daarnaast heeft hij op 18 februari 2024 in een woning meerdere sieraden, contant geld, brillen, een tas, schoenen, kledingstukken, en identiteitsdocumenten van de bewoners gestolen. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van een jaar geëist, wat de rechtbank heeft opgelegd, met inachtneming van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 5.011,80 aan de benadeelde partij toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering wordt gebracht. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de schade aan de sieraden is geschat op € 1.000,- en andere schadeposten zijn toegewezen of niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak benadrukt de impact van woninginbraken op de slachtoffers, die zich onveilig voelen in hun eigen huis.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/119398-24
Datum uitspraak: 31 juli 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] op [geboortedatum] 1986,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
preventief gedetineerd in de P.I. [naam PI] , locatie [detentielocatie] ,
raadsman mr. J. van der Stel, advocaat te Schiedam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 juli 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Groot heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van een jaar met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feit 3
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft partiële vrijspraak bepleit van waarde van de sieraden (€ 7.000,-) en het contante geldbedrag (€ 9.000,-). Aan de hand van het dossier kan de waarde van de sieraden niet worden vastgesteld. Daarnaast heeft de aangeefster wisselende verklaringen afgelegd over de hoogte van het weggenomen geldbedrag en heeft de verdachte verklaard dat hij slechts € 1.500,- heeft weggenomen. De verdediging heeft ook partiële vrijspraak bepleit van de goederen bij de gedachtestreepjes 3 t/m 6. De verdachte heeft namelijk verklaard deze goederen niet te hebben weggenomen.
4.2.2.
Beoordeling
Op 18 februari 2024 heeft de aangeefster aangifte gedaan van inbraak in haar woning aan de [adres delict 1] te Rotterdam. Daarbij heeft zij de in de tenlastelegging onder 3 opgesomde goederen opgegeven als gestolen. De verdachte heeft bekend dat hij op die datum heeft ingebroken in de woning van de aangeefster en dat hij daar meerdere sieraden, een contant geldbedrag van € 1.500,-, een iPhone 11, een Marokkaans paspoort en een Marokkaanse identiteitskaart heeft weggenomen.
De aangeefster heeft steeds consistent verklaard over de uit haar woning weggenomen goederen. Haar verklaring vindt steun in de bekennende verklaring van de verdachte. De rechtbank acht de verklaring van de aangeefster betrouwbaar en gaat uit van die verklaring. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte, naast de goederen die hij bekent te hebben weggenomen, ook de brillen, een tas, de schoenen en de kledingstukken heeft weggenomen.
Dit ligt anders voor wat betreft de waarde van de sieraden en het contante geldbedrag. Nu het dossier van de weggenomen sieraden enkel foto’s en geen bonnen of andere facturen bevat, is de rechtbank van oordeel dat de waarde van de sieraden niet kan worden vastgesteld. De verdachte wordt daarom partieel vrijgesproken van het onder het eerste gedachtestreepje ten laste gelegde “ter waarde van 7.000 euro”. Dat geldt eveneens voor het onder het tweede gedachtestreepje ten laste gelegde “9.000 euro”. De aangeefster heeft verklaard dat er € 9.000,- is weggenomen. De verdachte heeft verklaard een bedrag van € 1.500,- te hebben weggenomen. De rechtbank stelt daarom vast dat de verdachte “een contant geldbedrag” heeft weggenomen.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 3 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 6 april 2024 te Rotterdam,
opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning, die aan [slachtoffer 1] toebehoorde heeft vernield ;
2
hij op 6 april 2024 te Rotterdam,
in een woning aan de [adres delict 2] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een telefoon (iPhone 15 Pro) en een contant geldbedrag (800 Thaise baht), die aan [slachtoffer 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op 18 februari 2024 te Rotterdam,
in een woning te weten aan de [adres delict 1] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
- meerdere sieraden,
- een contant geldbedrag,
- meerdere brillen,
- een tas,
- drie paar schoenen,
- meerdere kledingstukken,
- een telefoon (iPhone 11 Pro Max),
- een Marokkaans paspoort, en
- een Marokkaans identiteitskaart,
die aan [slachtoffer 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
2.
diefstal, in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt;
3.
diefstal, in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt en waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een vernieling en aan twee woninginbraken. De verdachte heeft hierdoor blijk gegeven geen respect te hebben voor het eigendom van anderen. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht. Bovendien is een huis bij uitstek de plaats waar men zich veilig zou moeten kunnen voelen. De verdachte heeft door zijn handelen gevoelens van angst en onveiligheid teweeggebracht bij de slachtoffers. Dit bleek te meer uit de verklaring van een van de slachtoffers dat zij zich niet veilig meer voelt in haar eigen huis en uit angst samen met haar kinderen in de woonkamer slaapt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte van 5 juli 2024, waaruit blijkt dat de verdachte veelvuldig is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank zal geen voorwaardelijk strafdeel opleggen nu de verdachte illegaal in Nederland verblijft en derhalve geen gebruik kan maken van de sociale voorzieningen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer 2] , ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 17.622,60 aan materiële schade en een vergoeding van € 650,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht gebruik te maken van de schattingsbevoegdheid ten aanzien van de schade aan de sieraden en deze schade te schatten op € 1.000,-. De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij voor het overige in het geheel toe te wijzen tot een bedrag van € 11.622,60 en dat te vermeerderen met de wettelijke rente. Voorts heeft hij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de gevorderde schade aan de sieraden niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel af te wijzen. Het dossier bevat geen bewijs van de waarde van de sieraden, deze schade is niet onderbouwd en de verdachte heeft verklaard dat deze sieraden nep waren. Daarnaast heeft de verdediging verzocht een afschrijvingspercentage van 20% aan te houden bij het vaststellen van de schade aan de leesbril. Verder heeft de verdediging verzocht de immateriële schade te matigen.
8.3.
Beoordeling
Materiële schade
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 318,60 gevorderd voor het aanvragen van een nieuw paspoort en een nieuwe identiteitskaart. Deze schade is voldoende onderbouwd en zal door de rechtbank worden toegewezen.
Daarnaast heeft de benadeelde partij een bedrag van € 7.000,- gevorderd voor de weggenomen sieraden. Uit de vordering van de benadeelde partij kan niet worden opgemaakt wat de waarde van de weggenomen sieraden was. De rechtbank maakt gebruik van haar schattingsbevoegdheid en schat de geleden schade op een bedrag van € 1.000,-, zodat dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in het overige deel van de vordering.
Verder heeft de benadeelde partij een bedrag van € 9.000,- gevorderd voor het weggenomen contante geldbedrag. De benadeelde partij heeft verklaard dat een bedrag van € 2.000,- haar eigen geld was en dat zij een bedrag van € 7.000,- in bewaring had voor haar neef. Nu het bedrag van € 7.000,- van de neef van de benadeelde partij was en niet van haarzelf, gaat het hier om afgeleide schade die niet voor vergoeding aan de benadeelde partij in aanmerking komt. De benadeelde partij zal derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard in dit deel van de vordering. De rechtbank zal een bedrag van € 2.000,- toewijzen.
Tenslotte heeft de benadeelde partij een bedrag van € 1.304,- gevorderd voor de weggenomen leesbril. De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat op dit bedrag een afschrijvingspercentage moet worden toegepast en vindt een percentage van 20% per jaar redelijk. Het bedrag van € 1.304,- zal daarom worden verminderd met 20%, zodat de rechtbank een bedrag van € 1.043,20 zal toewijzen.
Immateriële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De benadeelde partij voelt zich niet meer veilig in haar eigen woning en slaapt samen met haar kinderen in de woonkamer. De immateriële schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 650,-.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 18 februari 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 5.011,80, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 57, 63, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) jaar;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , te betalen een bedrag van
€ 5.011,80 (zegge: vijfduizend en elf euro en tachtig eurocent), bestaande uit € 4.361,80 aan materiële schade en € 650,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 18 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 2] te betalen
€ 5.011,80(hoofdsom,
zegge: vijfduizend en elf euro en tachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 5.011,80 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Hello, voorzitter,
en mrs. M.I. Blagrove en L. Kunst-den Teuling, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 6 april 2024 te Rotterdam,
opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (van een woning), in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
2
hij op of omstreeks 6 april 2024 te Rotterdam,
in een woning op/aan de [adres delict 2] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een telefoon (iPhone 15 Pro) en/of een contant geldbedrag (800 Thaise baht), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op of omstreeks 18 februari 2024 te Rotterdam,
in een woning te weten op/aan de [adres delict 1] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
- een of meerdere sieraden (ter waarde van 7.000 euro),
- een contant geldbedrag (9.000 euro),
- een of meerdere (zonne)brillen,
- een tas,
- drie paar, althans een paar schoenen,
- een of meerdere kledingstukken,
- een telefoon (iPhone 11 Pro Max),
- een (Marokkaans) paspoort, en/of
- een (Marokkaans) identiteitskaart,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.