ECLI:NL:RBROT:2024:6868

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juli 2024
Publicatiedatum
24 juli 2024
Zaaknummer
ROT 24/6963
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing APV-vergunning voor autobedrijf in Rotterdam en voorlopige voorziening

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 juli 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een Algemene Plaatselijke Verordening (APV) vergunning door de burgemeester van Rotterdam. De burgemeester had op 17 juni 2024 de vergunningaanvraag van de verzoeker, die opereert onder de naam autobedrijf [naam autobedrijf], afgewezen omdat niet voldaan werd aan de vereisten uit het omgevingsplan. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende aanwijzingen zijn dat de verzoeker een bestaand autobedrijf voortzet, en niet een nieuw bedrijf start. Dit was van belang omdat de vergunningplicht voor automotivebedrijven in de Spaanse Polder per 1 mei 2024 van kracht werd, en de verzoeker niet voldeed aan de eis van een minimale oppervlakte van 1000 vierkante meter, terwijl zijn bedrijf slechts 91 vierkante meter groot was.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, wat betekent dat de verzoeker zijn werkzaamheden mag voortzetten totdat er een beslissing op het bezwaar tegen de afwijzing van de vergunning is genomen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een spoedeisend belang, aangezien de verzoeker afhankelijk is van zijn garage voor zijn inkomsten. De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat de burgemeester de proceskosten van de verzoeker moet vergoeden, evenals het griffierecht. De voorlopige voorziening vervalt zes weken na de beslissing op bezwaar.

Deze uitspraak is van belang voor de interpretatie van de vergunningplicht voor bestaande bedrijven en de toepassing van het omgevingsplan in Rotterdam.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/6963

uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 juli 2024 in de zaak tussen

[naam verzoeker] , h.o.d.n. autobedrijf [naam autobedrijf] , uit [plaats] , verzoeker

(gemachtigden: mr. G. van der Wende en mr. F. Huisman),
en

de burgemeester van Rotterdam, de burgemeester

(gemachtigde: [persoon A] ).

Inleiding

1.1.
Met het primaire besluit van 17 juni 2024 heeft de burgemeester de vergunningaanvraag van verzoeker afgewezen. Tegen dit besluit heeft verzoeker bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 22 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, bijgestaan door [persoon B] (administrateur), verzoekers gemachtigden, en namens de burgemeester de gemachtigde, [persoon C] en [persoon D] .

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Totstandkoming van het primaire besluit
2. Op 1 november 2023 heeft de burgemeester bepaald dat automotivebedrijven in de Spaanse Polder vanaf 1 mei 2024 vergunningplichtig zijn. Uit het register van de KvK [1] en feitelijke controle is gebleken dat het bedrijf van verzoeker onder de vergunningplicht valt. Uit de gegevens van de KvK is gebleken dat verzoeker per 1 april 2024 op het adres aan de [adres] in Rotterdam personenauto’s en kleine bedrijfswagens repareert en verbetert. Dit lijkt een voortzetting te zijn van “garagebedrijf [naam autobedrijf] ” dat tot 2 februari 2024 op hetzelfde adres stond ingeschreven. Op 30 april 2024 heeft verzoeker een aanvraag ingediend voor een APV [2] -vergunning. Met het primaire besluit heeft de burgemeester deze aanvraag afgewezen, omdat verzoeker niet voldoet aan de daarvoor gestelde eisen in het omgevingsplan. Eén van de vereisten is dat een nieuw bedrijf een minimale omvang van minimaal 1000 vierkante meter moet hebben. Het bedrijf van verzoeker voldoet daar (met 91 vierkante meter) niet aan. De burgemeester heeft verder bepaald dat verzoeker zijn bedrijfsmatige activiteiten uiterlijk op 15 juli 2024 moet staken. Verzoeker wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat hij (in ieder geval) zijn werkzaamheden kan voortzetten totdat is beslist op zijn bezwaar tegen de afwijzing van de vergunning.
Spoedeisend belang
3. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Deze procedure kan alleen worden gevoerd als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaarschrift. De voorzieningenrechter moet eerst beoordelen of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden behandeld.
4. Doordat verzoeker niet over de vereiste vergunning beschikt, kan hij zijn werkzaamheden niet uitvoeren en moet hij deze (op basis van het primaire besluit) vanaf 15 juli 2024 staken. Het bedrijf is op 18 juli 2024 gesloten. Verzoeker is voor zijn inkomsten en levensonderhoud afhankelijk van de garage. De voorzieningenrechter ziet hierin voldoende spoedeisend belang om het verzoek inhoudelijk te kunnen beoordelen.
Inhoudelijke beoordeling
5. De voorzieningenrechter beoordeelt vervolgens of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet. Voor de relevante regelgeving verwijst de voorzieningenrechter naar de bijlage bij deze uitspraak.
6. Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. Met de inwerkingtreding van deze wet heeft elke gemeente direct een omgevingsplan van rechtswege dat regels geeft over de fysieke leefomgeving voor het gehele grondgebied van de gemeente. Ter plaatse van het perceel geldt het Omgevingsplan gemeente Rotterdam. Dat omgevingsplan bestaat voor nu uit een tijdelijk deel, waarin onder meer alle bestemmingsplannen zijn opgenomen die vóór 1 januari 2024 golden. [3] Op het adres was voor zover relevant vóór 1 januari 2024 (sinds 2014) het bestemmingsplan “Spaanse Polder” van kracht. Dit bestemmingsplan maakt dus onderdeel uit van het tijdelijk deel van het omgevingsplan van de gemeente Rotterdam.
7. Op basis van het Aanwijzingsbesluit automotive Spaanse Polder en Bedrijventerrein Noord-West geldt voor het tegen betaling verrichten van reparaties, verbeteringen of andere handelingen aan auto’s een vergunningsplicht vanaf 1 mei 2024. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekers vergunningaanvraag met het primaire besluit is afgewezen op grond van artikel 2:36, vierde lid, onder g, van de APV Rotterdam 2012.
In het primaire besluit heeft de burgemeester op basis van de inschrijving in het handelsregister van de KvK toegelicht dat verzoeker per 1 april 2024 personenauto’s en bedrijfswagens repareert en verbetert. Daarbij heeft de burgemeester het standpunt ingenomen dat dit autobedrijf een voortzetting lijkt te zijn van het garagebedrijf “ [naam autobedrijf] ” dat tot 2 februari 2024 op hetzelfde adres stond ingeschreven. Op zitting heeft de burgemeester toegelicht dat de bedrijfsvoering van het vorige autobedrijf werd voortgezet na het overlijden van de vorige eigenaar. Dit blijkt onder andere uit het voldoen van betalingen van rekeningen van de afvalstoffenheffing op naam van de overleden eigenaar.
In het primaire besluit heeft de burgemeester bepaald dat verzoekers bedrijf niet aan het omgevingsplan voldoet. In het bestemmingsplan Spaanse Polder staat in artikel 4.1, onder a, onder b, dat voor nieuwe bedrijven geldt dat deze uitsluitend zijn toegelaten als deze een minimale bruto vloeroppervlak (BVO) hebben van 1000 vierkante meter. De burgemeester heeft op zitting het standpunt ingenomen dat uitgegaan wordt van een nieuw autobedrijf omdat eiser pas sinds 1 april 2024 staat ingeschreven bij de KvK.
8. Verzoeker is het niet eens met de weigering om een vergunning te verlenen. Er is geen sprake van een volledig nieuw automotivebedrijf, maar van een reeds 40 jaar bestaand autobedrijf dat wordt voortgezet. Het autobedrijf is onder leiding van de vorige eigenaar sinds 2011 gevestigd aan de [adres] in Rotterdam. Sinds 2018 is verzoeker bezig met het verkrijgen van het eigendom door middel van deelbetalingen. Ter onderbouwing hiervan heeft verzoeker een tweetal bankafschriften overgelegd. In juli 2022 overleed de vorige eigenaar ( [persoon E] ) plotseling. In verband met problemen rond de afwikkeling van de erfenis was het makkelijker om het oude bedrijf eerst uit te schrijven en vervolgens (opnieuw) in te schrijven bij de KvK. Verzoeker heeft in april 2024 het eigendom over het autobedrijf verkregen, maar runde het autobedrijf feitelijk al sinds 2018. Gelet op wat is aangevoerd acht de voorzieningenrechter het niet onaannemelijk dat sprake is van een voortzetting van een bestaand autobedrijf.

Conclusie en gevolgen

9. Op dit moment kan niet worden gezegd dat het bezwaar geen redelijke kans van slagen heeft. Er bestaat daarom aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Verzoeker mag zijn bedrijfsmatige activiteiten (het repareren en verbeteren van personenauto’s en kleine bedrijfswagens) voortzetten tot zes weken na de beslissing op bezwaar.
10. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat de burgemeester aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
11. De voorzieningenrechter veroordeelt de burgemeester verder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. De proceskosten worden als volgt berekend. Verzoeker heeft zich laten bijstaan door een gemachtigde. Deze gemachtigde heeft de volgende proceshandelingen verricht: het indienen van een verzoekschrift en het deelnemen aan de zitting. Deze proceshandelingen leveren twee punten op met een waarde van € 875,- per punt. Dat betekent dat de totale proceskosten (die de burgemeester moet vergoeden) € 1.750,- bedragen.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- bepaalt dat verzoeker zijn bedrijfsmatige activiteiten mag blijven verrichten;
- bepaalt dat deze voorziening vervalt na zes weken nadat de burgemeester heeft beslist op
het bezwaar van verzoeker;
- veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,-;
- bepaalt dat de burgemeester het betaalde griffierecht van € 187,- moet vergoeden aan
verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage: relevante regelgeving

Algemene plaatselijke verordening Rotterdam 2012
Artikel 2:36 Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat
(…)
4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid weigeren:
(…)
g. indien de vestiging of de exploitatie in strijd is met het omgevingsplan.
(…)

Bestemmingsplan Spaanse Polder

Artikel 4 Bedrijventerreinen

4.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor het in dit lid genoemde gebruik, alsmede voor de daarbij behorende opslag-, parkeer- en werkterreinen, (ontsluitings)wegen en -paden, groen, water, nutsvoorzieningen en parkeerplaatsen:
a. bedrijven als bedoeld in categorie 1 t/m 5 van de bij deze regels behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:
(…)
b. voor wat betreft activiteit 50 inclusief subcategorieën van de bij deze regels behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten (handel/reparatie van auto's, motorfietsen) nieuwe bedrijven als hiervoor bedoeld uitsluitend zijn toegelaten als deze een minimale omvang (b.v.o) hebben van 1000 m2;
(…)

Aanwijzingsbesluit automotive Spaanse Polder en Bedrijventerrein Noord-West

Artikel 1
In dit besluit wordt verstaan onder automotive: activiteit die in ieder geval bestaat uit het bedrijfsmatig of in een omvang dat zij bedrijfsmatig is, tegen betaling verrichten van reparaties, verbeteringen of andere handelingen aan auto’s anders dan door de fabriek in oorsprong aangebracht en zoals het voertuig fabrieksmatig is afgeleverd.
(…)

Voetnoten

1.Kamer van Koophandel
2.Algemene plaatselijke verordening
3.Zie artikel 22.1, aanhef en onder a, van de Omgevingswet in samenhang met artikel 4.6, eerste lid, van de Invoeringswet Omgevingswet.