ECLI:NL:RBROT:2024:6855
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening bijstandsuitkering op basis van gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 juli 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die een bijstandsuitkering aanvroeg. De aanvraag was afgewezen door Stroomopwaarts, omdat de verzoeker volgens hen een gezamenlijke huishouding voerde met zijn ex-vriend. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.
Tijdens de zitting op 22 juli 2024 werd het verzoek behandeld. De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek spoedeisend was, maar dat er geen duidelijke aanwijzingen waren om dit te betwisten. De kern van de zaak was of er sprake was van een gezamenlijke huishouding, zoals gedefinieerd in de Participatiewet (PW). De voorzieningenrechter concludeerde dat Stroomopwaarts in redelijkheid had kunnen concluderen dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding, aangezien de verzoeker en zijn ex-vriend geregistreerd stonden als fiscaal partners op de aangiftes inkomstenbelasting van 2022 en 2023.
De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het primaire besluit naar verwachting in stand zou blijven. Er was geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening, en er werd geen griffierecht of proceskostenveroordeling toegewezen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.