ECLI:NL:RBROT:2024:6854

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juli 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
ROT 24/6776
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet na niet voldoen aan medewerkingsplicht

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 juli 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster behandeld. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen de intrekking van haar bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, welke per 5 juni 2024 is ingetrokken. De intrekking is gebaseerd op het feit dat verzoekster niet is verschenen op afspraken met verweerder en niet de benodigde informatie heeft verstrekt. Verzoekster stelt dat zij door medische beperkingen moeite heeft met het afhandelen van haar post en dat er afspraken waren gemaakt met haar oude klantmanager over telefonische communicatie. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 22 juli 2024 behandeld, waarbij zowel verzoekster als haar gemachtigde en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af, omdat verzoekster niet heeft voldaan aan de medewerkingsplicht zoals bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Participatiewet. De voorzieningenrechter concludeert dat verweerder terecht de bijstandsuitkering heeft ingetrokken, aangezien verzoekster niet is verschenen op de afspraken en de gevraagde gegevens niet heeft overgelegd. De voorzieningenrechter benadrukt dat het verzoek om voorlopige voorziening een spoedprocedure is en dat er geen aanwijzingen zijn dat er geen spoedeisend belang is. De uitspraak heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een eventueel bodemgeding niet.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af en er bestaat geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/6776

uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 juli 2024 in de zaak tussen

[naam verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. B.B.A. Willering),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. J.F. Jim).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de intrekking van haar bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw).
1.2.
Met het bestreden besluit van 20 juni 2024 heeft verweerder de bijstandsuitkering van verzoekster per 5 juni 2024 ingetrokken. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 22 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, haar gemachtigde (via Teams) en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Waar gaat deze zaak over?
3. Verweerder heeft met het besluit van 5 juni 2024 de uitkering van verzoekster opgeschort omdat zij op deze datum zonder bericht niet is verschenen op een afspraak met verweerder. Daarbij is verzoekster in de gelegenheid gesteld haar verzuim te herstellen door te verschijnen op een afspraak op 12 juni 2024. Nadat verzoekster ook op deze afspraak zonder bericht niet is verschenen, heeft verweerder haar bijstandsuitkering per 5 juni 2024 ingetrokken. Aan dit besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat niet kan vaststellen of verzoekster recht heeft op bijstand, nu zij niet is verschenen op afspraken en verweerder niet alle informatie heeft gegeven waarom hij heeft verzocht.
Het standpunt van verzoekster
4. Verzoekster voert aan dat zij door medische beperkingen moeite heeft met het afhandelen van haar post. Met haar oude klantmanager had zij daarom de afspraak dat zij gebeld zou worden als zij bij verweerder op gesprek moest komen. De nieuwe klantmanager heeft deze afspraak over het hoofd gezien en alleen brieven gestuurd. Verzoekster heeft op 5 juli 2024 met verweerder gebeld om te vragen wanneer zij een afspraak had. Een medewerker heeft haar toen medegedeeld dat haar uitkering reeds was beëindigd en dat een nieuwe afspraak daarom niet nodig was. Verzoekster stelt zich op het standpunt dat nu verweerder op de hoogte is van haar psychische gesteldheid, zij in de gelegenheid gesteld had moeten worden alsnog de benodigde inlichtingen te verstrekken.
Is er sprake van een spoedeisend belang?
5. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Deze procedure kan alleen worden gevoerd als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaarschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te kijken of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden behandeld.
6. Het verzoek heeft betrekking op algemene bijstand, een vangnetvoorziening. Een dergelijk verzoek is naar zijn aard spoedeisend, tenzij er duidelijke aanwijzingen zijn voor het tegendeel. Van dergelijke aanwijzingen is niet gebleken. Daarom zal de voorzieningenrechter deze zaak inhoudelijk beoordelen.
Wat vindt de voorzieningenrechter van deze zaak?
7. Bij de beantwoording van de vraag of de bijstandverlenende instantie op grond van artikel 54, vierde lid, van de Pw bevoegd is tot intrekking van de aan een betrokkene verleende bijstand, moet worden beoordeeld of de betrokkene het bij het opschortingsbesluit vastgestelde verzuim binnen de daarvoor gestelde termijn heeft hersteld. Verzoekster is niet verschenen op de genoemde afspraken en heeft de gevraagde gegevens niet overgelegd. Verweerder heeft zich daarom op het standpunt kunnen stellen dat verzoekster het genoemde verzuim niet binnen de daarvoor gestelde termijn heeft hersteld. Verweerder heeft zich ook op het standpunt kunnen stellen dat dit verzoekster kan worden verweten. Verzoekster heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij met haar (voormalig) klantmanager de afspraak had dat zij altijd gebeld wordt als zij een gesprek heeft met verweerder. Dit blijkt evenmin uit het overzicht contacten van verweerder (het RAAK-overzicht). Verzoekster heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat zij als gevolg van medische beperkingen niet in staat is tot een adequate afhandeling van haar post.”

Conclusie en gevolgen

8. Verzoekster heeft, gelet op het voorgaande, niet voldaan aan de medewerkingsplicht als bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Pw. Verweerder heeft daarom de bijstandsuitkering terecht ingetrokken per 5 juni 2024.
9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.