ECLI:NL:RBROT:2024:6848

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
10/131380-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van witwassen en bewezenverklaring van vernieling en poging tot woninginbraak

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 juli 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1995, die verdacht werd van meerdere strafbare feiten, waaronder witwassen, vernieling en poging tot woninginbraak. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het witwassen, omdat de officier van justitie niet in staat was om wettig en overtuigend bewijs te leveren voor deze beschuldiging. Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de vernieling van een voordeur en twee pogingen tot woninginbraak. De feiten vonden plaats in april en maart 2024, waarbij de verdachte werd betrapt op het inbreken in woningen in Rotterdam. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 15 april 2024 op heterdaad werd betrapt met inbrekersgereedschap en dat hij op 4 en 8 maart 2024 had geprobeerd in te breken in een woning met een sleutelbos die eerder was gestolen. De rechtbank achtte de verklaringen van de verdachte ongeloofwaardig en concludeerde dat zijn handelingen gericht waren op het plegen van woninginbraken. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 135 dagen, met aftrek van voorarrest.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/131380-24
Datum uitspraak: 18 juli 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1995,
feitelijk verblijvende op het adres:
[verblijfadres] , [postcode] [verblijfplaats] ,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te [naam PI] ,
raadsvrouw mr. K. Cras, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 4 juli 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Kort gezegd komen de verdenkingen erop neer dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een vernieling (feit 1), twee pogingen tot woninginbraak (feiten 2 en 3) en witwassen (feit 4).

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. W.L. van Prooijen, heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 4 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering (feiten 1, 2 en 3)
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht ten aanzien van feit 1 het ten laste gelegde medeplegen bewezen. Immers, de rollen van de verdachte en de medeverdachte waren inwisselbaar. Daarnaast was er sprake van een taakverdeling en was vooraf duidelijk wat de intentie van beiden was.
4.2.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van deze feiten. Bij feit 1 wordt primair aangevoerd de verklaring van verdachte, dat iemand vóór hem het slot en de deurpost heeft beschadigd, te volgen. Subsidiair vraagt de verdediging verdachte partieel vrij te spreken van het ten laste gelegde medeplegen, omdat de eventuele rol van de verdachte slechts als medeplichtigheid kan worden aangemerkt. Ten aanzien van de feiten 2 en 3 voert de verdediging aan dat op basis van het dossier het oogmerk om goederen weg te nemen, niet is vast te stellen.
4.2.3.
Beoordeling
De rechtbank gaat op basis van de zich in het dossier bevindende stukken en hetgeen ter terechtzitting is verhandeld uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 15 april 2024 kregen verbalisanten de melding om te gaan naar een woning aan de [adres 1] te Rotterdam. Volgens de melder zou verdachte samen met een andere man proberen in te breken in die woning. Hierbij zou de medeverdachte op de uitkijk staan. Verdachte werd omschreven als de man met de groene bodywarmer, die bij de voordeur van de woning bezig zou zijn. De meldster gaf aan gezien te hebben dat de verdachte een voorwerp tussen de deur plaatste, daar kracht op zette en het heen en weer bewoog, waarna zij een metaalachtig geluid hoorde. Nadat de verbalisanten ter plaatse aankwamen, werd de verdachte in de achtertuin van deze woning aangetroffen en aangehouden. Bij de fouillering van de verdachte werd in zijn nabijheid een rugzak met een koevoet erin en in zijn jaszak een schroevendraaier en een goudkleurig omhulsel van een slot van een deur aangetroffen. De verbalisanten constateerden dat dit omhulsel precies paste op het slot van de voordeur van de woning aan de [adres 1] . Tevens constateerden zij dat het slot en de deurpost van die woning waren beschadigd. De verdachte stelt ter terechtzitting dat niet hij, maar iemand vóór hem de beschadigingen heeft veroorzaakt, dat hij alleen naar binnen wilde om er te slapen en dat hij wel een koevoet bij zich had, maar deze niet heeft gebruikt..
Op 8 maart 2024 wordt door de bewoonster aangifte gedaan van poging tot inbraak in haar woning aan de [adres 2] te Rotterdam. Uit de beelden van de video-deurbel van aangeefster blijkt dat een man de woning probeert binnen te komen met een sleutelbos, die zij herkent als haar sleutelbos. Immers, enkele dagen eerder, op 4 maart 2024, is deze sleutelbos uit haar auto weggenomen. Uit andere beelden van de video-deurbel van aangeefster blijkt dat een man met precies hetzelfde signalement als de man op 8 maart 2024 daags eerder, op 4 maart 2024, ook heeft gepoogd binnen te treden in de woning.
Wanneer de verbalisanten de verdachte op 16 april 2024 verhoren, wordt hij geconfronteerd met de beelden van 4 en 8 maart 2024. In dit verhoor bekent de verdachte dat hij degene op de beelden is. De verdachte ontkent echter dat hij op 4 en 8 maart 2024 bij de woning was met de intentie om in te breken: hij zou de sleutels hebben gevonden onder een bankje, waarna hij op beide dagen zou hebben geprobeerd de sleutels terug te geven aan de rechtmatige eigenaar. Dat zou hij hebben willen doen door eerst de sleutels aan de sleutelbos uit te proberen en wanneer ze bleken te passen, bij de woning aan te bellen. Uiteindelijk heeft hij de sleutelbos weggegooid.
(Medeplegen) vernieling (feit 1)
De rechtbank acht de onder 1 ten laste gelegde vernieling wettig en overtuigend bewezen en overweegt daartoe als volgt. Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de verdachte degene is geweest die het slot van de voordeur en de deurpost heeft vernield. De lezing van de verdachte, dat iemand vóór hem het slot en de deurpost reeds had vernield, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Immers, uit de melding volgt een duidelijk signalement en een duidelijke omschrijving van de verrichte handelingen. Kort hierop treffen de verbalisanten in de achtertuin van de woning een man aan, met een schroevendraaier, een koevoet en het bijpassend omhulsel van het slot van de voordeur van de woning in diens bezit, en die precies voldoet aan het opgegeven signalement uit de melding: de verdachte.
De rechtbank zal de verdachte partieel vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om tot de conclusie te komen dat de verdachte in voldoende mate nauw en bewust samenwerkte bij het plegen van de vernieling.
Pogingen tot woninginbraak (feiten 2 en 3)
Ook de onder 2 en 3 ten laste gelegde pogingen tot woninginbraak acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen. Uit het dossier blijkt dat de verdachte op 4 maart 2024 rond middernacht en op 8 maart 2024 in de ochtend heeft gepoogd in te breken in de woning aan de [adres 2] te Rotterdam. Op de aangeleverde beelden is door de politie waargenomen dat de verdachte op beide dagen met de sleutelbos van aangeefster in zijn hand meerdere sleutels in het sleutelgat steekt. Kort voor de eerste poging op 4 maart 2024 blijken diezelfde sleutels te zijn gestolen uit de auto van aangeefster. De verdachte heeft verklaard dat hij de sleutels heeft gevonden, maar heeft wisselend verklaard over de vindplaats van de sleutels. De verdachte stelt later in het verhoor bij de rechter-commissaris dat hij voornemens was de door hem gevonden sleutels terug te geven in ruil voor een beloning. De rechtbank acht deze verklaring onaannemelijk. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de hiervoor omschreven handelingen naar de uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer te zijn gericht op het plegen van een woninginbraak, dat het niet anders kan zijn dan dat bij de verdachte het oogmerk op die woninginbraak aanwezig was.
4.2.4.
Conclusie
Het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij,
op15 april 2024 te Rotterdam, opzettelijk en wederrechtelijk een slot van een voordeur en een deurpost, die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of Havensteder Rotterdam, toebehoorde(n) heeft, beschadigd
2
hij, op 8 maart 2024, te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in een woning,
aan de[adres 2] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een of meer goed(eren) van zijn, verdachtes gading die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel,
te wetenmeerdere sleutels toebehorend aan die [slachtoffer 2] , tot welk gebruik hij, verdachte onbevoegd en niet gerechtigd was, de (voor)deur van bovengenoemde woning heeft geprobeerd te openen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij, op 4 maart 2024, te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in een woning ,
aan de[adres 2] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een of meer goed(eren) van zijn, verdachtes gading die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel,
te wetenmet meerdere sleutels toebehorend aan die [slachtoffer 2] , tot welk gebruik hij, verdachte onbevoegd en niet gerechtigd was, de (voor)deur van bovengenoemde woning heeft geprobeerd te openen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
Poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels;
Poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie strafbare feiten. De rechtbank rekent het de verdachte ernstig aan dat hij tot tweemaal toe heeft gepoogd in te breken in een woning. Woninginbraken zijn ernstige feiten, die niet alleen overlast en schade veroorzaken, maar ook gevoelens van onveiligheid veroorzaken bij de bewoners in het bijzonder en in de maatschappij in het algemeen. Een woning is bij uitstek dé plek waar men zich veilig moet kunnen voelen en waar spullen veilig moeten kunnen worden opgeborgen.
Daarnaast heeft de verdachte een slot van een voordeur en een deurpost beschadigd.
Met zijn handelen geeft verdachte aan geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 31 mei 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten. De rechtbank houdt hier in het nadeel van de verdachte rekening mee.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht de eis van de officier van justitie aanzienlijk te matigen. Echter, hiervoor bestaat, gelet op de ernst van de feiten, geen aanleiding.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45, 57, 63, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
135 (honderdvijfendertig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele, voorzitter,
en mr. M.J.C. Spoormaker en mr. dr. S. Wahedi, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. J.R. de Graaf en E.P. de Jong, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij, in of omstreeks de periode van 15 april 2024 tot en met 16 april 2024 te Rotterdam, althans Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een slot van een voordeur en/of een deurpost, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of Havensteder Rotterdam, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt
2
hij, op of omstreeks 8 maart 2024, te Rotterdam, althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, [adres 2] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een of meer goed(eren) van zijn, verdachtes gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed(eren)onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel met meerdere althans één sleutel(s) toebehorend aan die [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte, tot welk gebruik hij, verdachte onbevoegd en/of niet gerechtigd was, de (voor)deur van bovengenoemde woning heeft geprobeerd te openen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij, op of omstreeks 4 maart 2024, te Rotterdam, althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, [adres 2] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een of meer goed(eren) van zijn, verdachtes gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel met meerdere althans één sleutel(s) toebehorend aan die [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte, tot welk gebruik hij, verdachte onbevoegd en/of niet gerechtigd was, de (voor)deur van bovengenoemde woning heeft geprobeerd te openen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4
hij, in of omstreeks de periode van 4 maart 2024 tot en met 8 maart 2024, te Rotterdam (van) een of meerdere (huis)sleutel(s), althans een of meer voorwerpen
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den)
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, in of omstreeks de periode van 4 maart 2024 tot en met 8 maart 2024 te Rotterdam, althans in Nederland, (huis)sleutel(s), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof