ECLI:NL:RBROT:2024:6847

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
10/273536-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van verkrachting van minderjarige dochter door verdachte met verminderd toerekeningsvatbaarheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 juli 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van de verkrachting van zijn minderjarige dochter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1974, zijn dochter op 17 oktober 2023 in hun woning in Rotterdam heeft verkracht. De rechtbank heeft de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar verklaard, wat betekent dat zijn geestelijke toestand op het moment van het delict een rol heeft gespeeld in zijn handelen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn licht verstandelijke beperking en zijn verslaving aan alcohol en cocaïne. De rechtbank heeft ook de impact van de daden op het slachtoffer, de dochter van de verdachte, benadrukt, en heeft geconcludeerd dat de verdachte een ernstige inbreuk heeft gemaakt op haar lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer. De rechtbank heeft de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven, gezien de ernst van het feit en de maatschappelijke belangen. De uitspraak is gedaan in tegenspraak en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/273536-23
Datum uitspraak: 18 juli 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum 1] 1974,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [postcode 1] [woonplaats] ,
verblijvende te [verblijfadres] , [postcode 2] [verblijfplaats] ,
raadsman mr. P.T.P. van der Made, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 4 juli 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W. van Prooijen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde verkrachting;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar;
  • opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de datum van de einduitspraak.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering van het primair ten laste gelegde (verkrachting)
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en heeft hiertoe aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het seksueel binnendringen van [slachtoffer] (hierna: [voornaam slachtoffer] ). De verklaring van [voornaam slachtoffer] is summier en deze wordt niet ondersteund door andere bewijsmiddelen. Het aangetroffen DNA-materiaal onder de nagel van de verdachte kan worden verklaard door aanraking van de onderbroek van [voornaam slachtoffer] door de verdachte; op die plek zitten ook vaginale cellen. Bij binnendringen van het lichaam van [voornaam slachtoffer] zouden ook vaginale cellen moeten zijn aangetroffen op de vingertoppen of op een ander deel van de hand van de verdachte; dat is niet het geval. [voornaam slachtoffer] heeft gezegd dat zij ‘bij haar vagina’ zou zijn vastgepakt en zij heeft via de app ook alleen gezegd dat de verdachte ‘aan haar heeft gezeten’.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank gaat uit van de volgende, aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
[voornaam slachtoffer] stuurt op 17 oktober 2023 per WhatsApp diverse berichten naar haar moeder, waarin zij onder meer het volgende schrijft over wat haar vader, de verdachte, bij haar zou hebben gedaan: ‘hij doet weer hetzelfde net als die ene keer’. Op de vraag van haar moeder, waar haar vader [voornaam slachtoffer] zou hebben aangeraakt, schrijft zij: ‘bij mijn tiet, bij mijn poenie’. Ook schrijft [voornaam slachtoffer] aan haar moeder: ‘ging hem net proberen weg te halen waar hij zet kracht’. De moeder van [voornaam slachtoffer] maakt hierna melding bij de politie en zegt dat haar dochter thuis is aangerand door haar vader. Ter plaatse treft de politie [voornaam slachtoffer] emotioneel aan; zij huilt, snikt en heeft betraande ogen. [voornaam slachtoffer] vertelt tegen de politieagenten dat zij aan het douchen was en dat zij zich hierna wilde gaan omkleden in haar slaapkamer. Daar, zegt [voornaam slachtoffer] , is zij door haar vader betast bij haar vagina, borsten en billen.
In het informatieve gesprek, dat [voornaam slachtoffer] dezelfde dag met de politie heeft, verduidelijkt zij wat er in haar slaapkamer heeft plaatsgevonden nadat zij uit de badkamer kwam. [voornaam slachtoffer] zegt dat haar vader haar borsten aanraakte over haar bh. Ook ging hij met zijn handen in haar onderbroek en betastte hij haar ‘punani’, zowel op en over als tussen haar schaamlippen, aldus [voornaam slachtoffer] tegen de politie. Verder vertelt [voornaam slachtoffer] dat zij heeft geprobeerd om de hand van haar vader weg te duwen, maar dat dit niet meteen lukte. Toen dit haar wel lukte, ging haar vader weg, maar hij kwam terug en hij betastte haar weer bij haar borsten en hij ging wederom met zijn handen in haar onderbroek. Nadat het [voornaam slachtoffer] lukte om hem weg te duwen, heeft zij haar vader meegedeeld dat zij haar moeder ging appen. Haar vader zou hierop hebben gereageerd met: ‘doe dat alsjeblieft niet’. [voornaam slachtoffer] vertelt de politie ook dat haar vader al eerder, namelijk drie jaar geleden, aan haar ‘punani’ heeft gezeten.
De politie bemonstert dezelfde dag de nagels en de vingers van de verdachte op de mogelijke aanwezigheid van celmateriaal. Op 18 oktober 2023, de dag na het voorval, bemonstert de forensisch arts onder meer de vagina van [voornaam slachtoffer] . Het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) doet onderzoek naar de lichaamsbemonsteringen en concludeert in een aanvullend onderzoek naar de aard van het aanwezige celmateriaal op/onder de nagel van de rechtermiddelvinger van de verdachte, dat dit een relatief grote hoeveelheid DNA bevat, dat zeer waarschijnlijk van [voornaam slachtoffer] afkomstig is, tegenover een relatief kleine hoeveelheid DNA van de verdachte zelf. Het NFI concludeert dat het veel waarschijnlijker is (bewijskracht 100-100.000) dat deze uitslag wordt gezien als de bemonstering vaginale cellen of menstruele secretie bevat dan dat het gaat om andersoortig celmateriaal.
Het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, leidt tot de conclusie dat de verdachte zijn dochter, [voornaam slachtoffer] , heeft verkracht door niet alleen haar borsten en vagina te betasten, maar ook zijn vingers tussen haar schaamlippen te brengen. Dat, zoals betoogd door de raadsman van de verdachte, het vaginale celmateriaal onder/op de nagel van de verdachte terecht zou zijn gekomen door aanraking van de onderbroek van [voornaam slachtoffer] , is niet vast komen te staan. De grote hoeveelheid vaginale cellen en/of menstruele secretie onder/op de nagel van de verdachte strookt niet met die stelling. Bovendien betreft dit slechts een door de raadsman geponeerde mogelijkheid en niet een door de verdachte zelf naar voren gebracht alternatief scenario. Het verweer van de verdediging wordt in het licht van al het voorgaande verworpen.
4.1.3.
Conclusie
De primair ten laste gelegde verkrachting is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 17 oktober 2023 te Rotterdam door feitelijkheden zijn dochter [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2009) heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het
- brengen/houden van zijn vingers tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] en
- betasten van en/of wrijven over de vagina en borsten van die [slachtoffer] , en
defeitelijkhedenhebben bestaan uit het
- voorbijgaan aan de fysieke uitingen van die [slachtoffer] dat zij het niet wilde en
- feit dat er sprake was van een afhankelijkheids
- en/of machtsrelatie en
- feit dat er sprake was van een lichamelijk en/of een geestelijk en/of een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht op die [slachtoffer] en dat hij (aldus) een voor die [slachtoffer] dreigende/intimiderende situatie heeft doen ontstaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
verkrachting, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn kind, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft met de bewezen verklaarde handelingen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van zijn minderjarige dochter. Hij heeft, terwijl hij onder invloed was van drank en verdovende middelen, zijn dochter gevolgd naar haar slaapkamer en heeft haar daar verkracht door zijn vingers tussen haar schaamlippen te brengen en te houden en haar borsten te betasten. Nadat het haar lukte om zijn handen weg te duwen en hij de slaapkamer had verlaten, kwam hij terug en heeft hij haar nogmaals betast bij haar borsten en vagina.
In zijn algemeenheid worden deze handelingen door een slachtoffer als (zeer) ingrijpend en traumatisch ervaren. Kinderen bevinden zich nog in de fase van hun (psycho-)seksuele ontwikkeling en de verdachte heeft met zijn handelen de normale seksuele ontwikkeling verstoord. De verdachte heeft zich kennelijk laten leiden door zijn eigen lustgevoelens en hij heeft de bevrediging daarvan vooropgesteld. Hij heeft zich niet bekommerd om de (ernstige) gevolgen die deze gedragingen (op latere leeftijd) voor zijn dochter zouden kunnen hebben.
De verdachte heeft daarnaast misbruik gemaakt van zijn positie als ouder. Zijn dochter had zich bij uitstek veilig moeten kunnen voelen bij haar eigen vader. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan. De verdachte heeft bovendien geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelingen, hetgeen de rechtbank zeer zorgelijk acht.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 juni 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Op verzoek van de officier van justitie heeft er op 22 november 2023 een trajectconsult strafrechtspleging plaatsgevonden. Op advies van [psychiater 1] (psychiater), in samenwerking met [aio/psychiater] (arts in opleiding tot psychiater), is er een enkelvoudige pro Justitia rapportage aangevraagd.
Hierop heeft dr. [psychiater 2] (psychiater) op 16 januari 2024 een rapport over de verdachte opgemaakt. De verdachte weigerde mee te werken aan het onderzoek, waardoor vragen niet konden worden beantwoord. Geadviseerd werd om de verdachte te observeren bij het Pieter Baan Centrum om tot een actuele diagnose en eventueel advies te komen.
De verdachte heeft uiteindelijk (toch) meegewerkt aan het opstellen van een pro Justitia rapportage. Door [neuropsycholoog] (neuropsycholoog) en door [psychiater 3] (psychiater), in samenwerking met [psychiater i.o.] (psychiater in opleiding) zijn op 27 juni 2024 respectievelijk 1 juli 2024 rapporten over de verdachte opgemaakt. Deze rapporten houden – zakelijk weergegeven – het volgende in.
De verdachte lijdt aan een licht verstandelijke handicap. Er is daarnaast sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische kenmerken en een stoornis in het gebruik van alcohol en cocaïne. Deze stoornissen waren bij de verdachte aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde en dit beïnvloedde mogelijk zijn gedragskeuzes en gedragingen. Er is geen scenario mogelijk waarbij geen doorwerking aanwezig is van deze stoornissen bij het ten laste gelegde.
Het vermogen van de verdachte om impulsen tegen te houden, is vanwege zijn persoonlijkheidsstoornis en licht verstandelijke beperking beperkt. Deze gebrekkige impulscontrole is volgens de onderzoekers waarschijnlijk door het middelengebruik, dat vooraf is gegaan aan het ten laste gelegde, verder afgenomen. De verdachte is hierdoor niet goed in staat geweest om de bij hem op dat moment kennelijk aanwezige seksuele lustgevoelens te beheersen. Van de verdachte kan worden verondersteld dat hij wist (en weet) dat hij onder invloed van middelen eerder tot grensoverschrijdend gedrag kan komen. Tegelijkertijd is er echter sprake van een ernstige stoornis in het middelengebruik, dan wel van een pathologische afhankelijkheid daarvan. Dit wordt mede in stand gehouden door zijn verstandelijke beperking en persoonlijkheidsstoornis en de daaraan gerelateerde beperkte copingsvaardigheden.
Het voorgaande brengt met zich mee dat de onderzoekers adviseren het ten laste gelegde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
Het risico op recidive wordt door de psychiater ingeschat als laag-matig. Het contact met zijn partner vormt mogelijk een negatieve invloed en het vermogen van de verdachte om een stabiele relatie te hebben, is beperkt. Daarnaast laat hij impulsief gedrag zien omtrent werk en middelengebruik. Hij heeft beperkte probleemoplossende vaardigheden en gebruikt daarvoor verdovende middelen (alcohol en cocaïne). Er is daarnaast sprake van negatieve emotionaliteit en vijandigheid. Als beschermende factoren noemt de psychiater de woonplek van de verdachte en het feit dat hij gemotiveerd is om zijn verslaving te behandelen.
Door beide onderzoekers wordt geadviseerd om de verdachte een behandeling te laten ondergaan om het recidiverisico zoveel mogelijk te beperken. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de verstandelijke en mogelijk cognitieve beperkingen van de verdachte en dient met name aandacht te zijn voor een blijvend behoud van abstinentie van verdovende middelen. Daarnaast dient te worden ingezet op het adequaat leren omgaan met en het beheersen van grensoverschrijdende impulsen en kan nader onderzoek worden gedaan naar de seksuele belevingswereld van de verdachte en de daaruit voortvloeiende risico’s. Verder dient er aandacht te zijn voor het aanleren van gezonde copingsvaardigheden, het aanleren/vergroten van empathisch vermogen en het verbeteren van ziekte- en probleembesef.
Hoewel het bij de verdachte ontbreekt aan zelf reflecterend vermogen, heeft hij wel probleembesef en geeft hij aan open te staan voor behandeling en begeleiding. Hij houdt zich bovendien aan de huidige gestelde voorwaarden in het kader van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis en de verwachting is dat hij zich hieraan zal houden. Gezien de bestaande stoornissen, is het echter volgens de psycholoog de vraag in hoeverre hij de door hem getoonde motivatie voor langere tijd kan vasthouden. De behandeling lijkt daarom slechts haalbaar binnen een gedwongen kader. Door zowel de psycholoog als de psychiater wordt geadviseerd om bij een bewezenverklaring als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf een ambulante behandeling bij een forensisch-psychiatrische instelling op te leggen. De verwachting is dat er met deze voorwaarden voldoende toezicht zal zijn. Een TBS-kader is door de psychiater overwogen, maar dit wordt vanuit gedragskundig oogpunt niet geïndiceerd geacht om het recidiverisico verder te doen verlagen.
Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) heeft hierop op 2 juli 2024 eveneens een rapport over de verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt, samengevat, het volgende in.
De verdachte is een kwetsbare man met een licht verstandelijke beperking, een persoonlijkheidsstoornis met narcistische kenmerken en een stoornis in cocaïne- en alcoholgebruik. Hij kent een turbulent leven, waarin met name middelengebruik en criminaliteit centraal stonden. Ten tijde van het ten laste gelegde verbleef de verdachte bij zijn gezin, dat regelmatig getuige is geweest van het overmatig alcohol- en cocaïnegebruik door de verdachte. Het sociaal netwerk bestond voornamelijk uit mensen met een negatieve invloed waarbij ook sprake was van middelengebruik en criminaliteit.
Hoewel de verdachte heeft verklaard te willen meewerken aan bijzondere voorwaarden om zijn kans buiten detentie te kunnen grijpen en zijn leven op orde te brengen, heeft de reclassering ten tijde van het schorsingstoezicht veel weerstand en wantrouwen ervaren in een relatief korte toezichtperiode. De verdachte heeft het gevoel dat de reclassering hem wil belazeren en negatief over hem zal zijn vanwege zijn achtergrond en het ten laste gelegde. Hij heeft nauwelijks medewerking verleend aan het onderzoek naar het (zeden specifieke) recidiverisico. Dit maakt het voor de reclassering niet mogelijk om met de verdachte te werken aan gedragsverandering. Ook kan er niet aan recidivepreventie worden gewerkt, omdat de verdachte ontkent.
Bij een veroordeling wordt dan ook een straf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd. De reclassering ziet een persoon die zich ogenschijnlijk coöperatief opstelt, maar zodra hij kritisch wordt bevraagd en hij wordt gewezen op zijn eigen verantwoordelijkheid, is er veel weerstand, ontkenning en bagatellisering. De reclassering ziet dan ook geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen.
De rechtbank heeft acht geslagen op de hiervoor genoemde rapportages.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psychiater en neuropsycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt zij die tot de hare. De verdachte wordt dus in enigszins verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens, in verband waarmee hij in enigszins verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Hierbij wordt in strafverzwarende zin rekening gehouden met het feit dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verkrachting van zijn eigen minderjarige dochter. Deze verkrachting heeft bovendien plaatsgevonden in haar eigen woning, de plek waar zij zich bij uitstek veilig had moeten kunnen voelen.
De verdediging heeft verzocht een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk op te leggen, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank ziet hiervoor echter, mede gelet op de conclusies in het reclasseringsrapport, geen aanleiding. Zoals reeds onder 7.3 besproken, ziet de reclassering vanwege de (berekenende) houding van de verdachte geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken en het gedrag van de verdachte te veranderen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.Voorlopige hechtenis

De voorlopige hechtenis van de verdachte is met ingang van 29 april 2024 geschorst. De officier van justitie heeft verzocht de schorsing van de voorlopige hechtenis met ingang van de datum van de einduitspraak op te heffen.
De rechtbank zal dit verzoek toewijzen. Met dit vonnis is vast komen te staan dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. De ernstige bezwaren en gronden zijn om die reden nog altijd aanwezig. Dit vonnis, waarbij de verdachte tot een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt veroordeeld, vormt een zwaarwegend maatschappelijk belang bij het voortduren van zijn voorlopige hechtenis. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte wegen daar niet tegen op.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57, 242 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele, voorzitter,
en mr. M.J.C. Spoormaker en mr. dr. S. Wahedi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. de Graaf, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 oktober 2023 te Rotterdam door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld
en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) zijn dochter [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2009) heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het
- brengen/houden van zijn vinger(s) in de vagina, althans tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] en/of
- betasten van en/of wrijven over de vagina en/of borst(en) van die [slachtoffer] het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
- voorbijgaan aan de verbale en fysieke uitingen van die [slachtoffer] dat zij het niet wilde en/of
- feit dat er sprake was van een afhankelijkheids- en/of machtsrelatie en/of
- feit dat er sprake was van een lichamelijk en/of een geestelijk en/of een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht op die [slachtoffer] en
dat hij (aldus) een voor die [slachtoffer] een dreigende/intimiderende situatie heeft doen ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 oktober 2023 te Rotterdam met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had bereikt, te weten met zijn dochter, [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2009), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het
- brengen/houden van zijn vinger(s) in de vagina, althans tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] en/of
- betasten van en/of wrijven over de vagina en/of borst(en) van die [slachtoffer] , terwijl die [slachtoffer] aan zijn zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd.