ECLI:NL:RBROT:2024:6844

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
C/10/682720 / JE RK 24-1558
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige in Rotterdam

Op 18 juli 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van een minderjarige, geboren in 2011, die momenteel vermist is. De gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering heeft een verzoek ingediend voor een machtiging tot gesloten jeugdhulp. De ouders van de minderjarige zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de minderjarige vertoont ernstig problematisch gedrag, waaronder weglopen en agressie. De kinderrechter heeft vastgesteld dat jeugdhulp noodzakelijk is vanwege ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de minderjarige belemmeren. Ondanks eerdere plaatsingen en behandelingen is er geen verbetering zichtbaar. De kinderrechter heeft besloten om de machtiging voor gesloten jeugdhulp te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 27 september 2024, om de minderjarige de benodigde hulp te bieden en te voorkomen dat hij zich aan de jeugdhulp onttrekt. De beslissing is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/682720 / JE RK 24-1558
Datum uitspraak: 18 juli 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2011 in [geboorteplaats],
hierna te noemen [minderjarige],
advocaat mr. J.E.F.K. Liauw, kantoorhoudende in Rotterdam.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam 1],
hierna te noemen de moeder,
wonende in op een bij de rechtbank bekend adres,
[naam 2],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaatsnaam].

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in zijn beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 16 juli 2024;
  • de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper [naam 3] van
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 18 juli 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de advocaat van [minderjarige];
- de moeder;
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, te weten [naam 4] en
[naam 5].
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat hij wel juist is opgeroepen.
1.3.
Op grond van artikel 6.1.10 lid 1 van de Jeugdwet dient de kinderrechter ook de jeugdige te horen. [minderjarige] is in de gelegenheid gesteld om zijn mening kenbaar te maken, maar is na aankomst bij de rechtbank vlak voor de aanvang van de zitting weggelopen. Nu [minderjarige] ter zitting door zijn advocaat wordt vertegenwoordigd, heeft de kinderrechter afgezien van een verhoor van [minderjarige].

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.2.
[minderjarige] is bij Schakenbosch geplaatst en is momenteel vermist.
2.3.
Bij beschikking van 8 september 2023 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 27 september 2024.
2.4.
Bij beschikking van 21 juni 2024 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend met ingang van 12 juli 2024 tot
27 september 2024.
2.5.
Bij beschikking 16 juli 2024 is een spoedmachtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verleend met ingang van 16 juli 2024 voor de duur van vier weken en is de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden.

3.Het (aangehouden) verzoek

3.1.
De GI verzoekt in aansluiting op een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp een machtiging om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van de ondertoezichtstelling.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft ter zitting het resterende deel van het verzoek gehandhaafd en heeft geen actuele informatie.
4.2.
De moeder heeft ter zitting verklaard dat zij het eens is met het verzoek van de GI.
4.3.
Namens de minderjarige [minderjarige] heeft zijn advocaat ter zitting primair aangevoerd dat [minderjarige] het niet eens is met een plaatsing binnen de gesloten jeugdhulp en subsidiair verzocht de machtiging in duur te beperken tot een maand of twee.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die hij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw)).
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [minderjarige] een kwetsbare en beïnvloedbare jongen is die forse gedragsproblemen laat zien en moeite heeft om zijn emoties te reguleren. Zo heeft [minderjarige] spullen en geld gestolen en heeft hij een scooter van zijn zus total loss gereden. Daar komt bij dat [minderjarige] verbaal en fysiek dreigend naar gezinsleden is en wegloopgedrag laat zien. [minderjarige] gebruikt softdrugs en mogelijk ook andere middelen. De ouders zijn in staat om [minderjarige] de begrenzing te bieden die hij nodig heeft. Zij zijn onvoldoende beschikbaar voor [minderjarige]. Ondanks de inzet van Forensische Ambulante Systeem Therapie (FAST) is het niet gelukt om de (thuis)situatie van [minderjarige] te verbeteren.
5.3.
Vanwege de zorgen is [minderjarige] in mei 2024 met een machtiging uithuisplaatsing bij Boomerang zorg in Amsterdam geplaatst. Ook op deze plek is [minderjarige] zeer regelmatig weggelopen en is hij verbaal agressief en dreigend naar de groepsleiding. Volgens de groep glijdt [minderjarige] steeds verder af. Vanwege het open karakter kan de groep [minderjarige] onvoldoende veiligheid bieden. Vanuit De Waag wordt aangegeven dat een ambulante behandeling momenteel niet haalbaar lijkt. Na een incident op de groep op 16 juli 2024, waarbij [minderjarige] met een mes heeft gedreigd en vervolgens is gevlucht, kan hij ook op de groep bij Boomerang niet langer blijven. Daarom heeft de GI dezelfde dag een spoedverzoek bij de rechtbank ingediend en is een spoedmachtiging voor een plaatsing van [minderjarige] bij Schakenbosch binnen de gesloten jeugdhulp verleend.
5.4.
Het is van belang dat er zicht komt op de oorzaak van het gedrag van [minderjarige] en dat zodra hij weer gevonden is, [minderjarige] van zijn behandeling bij Schakenbosch kan gaan profiteren. Daarbij houdt de kinderrechter ook rekening met de verklaring van de gedragswetenschapper, [naam 3] van 18 juli 2024, die heeft ingestemd met een plaatsing van [minderjarige] binnen de gesloten jeugdhulp. De gedragswetenschapper verwacht dat een periode van ruim twee maanden onvoldoende zal zijn om de bedreigde ontwikkeling van [minderjarige] af te wenden. Onder de huidige omstandigheden kan naar het oordeel van de kinderrechter niet worden verwacht dat de problematiek op korte termijn duidelijk zal worden en kan worden behandeld. Beperking in duur van de machtiging, zoals namens [minderjarige] door zijn advocaat is verzocht, is dan ook niet zinvol.
5.5.
Gelet op al het voorgaande zal de kinderrechter een machtiging voor gesloten jeugdhulp verlenen voor de door de GI verzochte duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 27 september 2024.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 13 augustus 2024 tot 27 september 2024.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2024 door
mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in aanwezigheid van D. van der Aa als griffier, en op schrift gesteld op 19 juli 2024. De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.