ECLI:NL:RBROT:2024:6843

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
C/10/682599 / JE RK 24-1541
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van de kinderbescherming

Op 18 juli 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2009. De kinderrechter heeft de moeder, die belast is met het ouderlijk gezag, als belanghebbende aangemerkt. De moeder was afwezig tijdens de zitting om medische redenen, maar was wel opgeroepen. De kinderrechter heeft de minderjarige gehoord, die momenteel bij haar grootmoeder moederszijde in België verblijft. De Raad heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, omdat de moeder een alcoholverslaving heeft en er zorgen zijn over de veiligheid van de minderjarige. De grootmoeder heeft verklaard dat de minderjarige bij haar kan blijven wonen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige in een onveilige opvoedsituatie bij de moeder opgroeit en dat er geen verbetering in de situatie te verwachten is. Daarom is de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 14 oktober 2024, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De beschikking is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/682599 / JE RK 24-1541
Datum uitspraak: 18 juli 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats],
hierna te noemen [minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam 1],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaatsnaam 1],
advocaat mr. J.E.F.K. Liauw, kantoorhoudende in Rotterdam.
De kinderrechter merkt als informanten aan:
[naam 2],
hierna te noemen de grootmoeder moederszijde,
wonende in [plaatsnaam 2],
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
hierna te noemen de GI,
gevestigd te Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in zijn beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 15 juli 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 18 juli 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de advocaat van de moeder;
- een vertegenwoordiger van de Raad, te weten [naam 3];
- een vertegenwoordigster van de GI, te weten [naam 4].
De moeder is met bericht van afwezigheid om medische redenen niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen.
1.3.
Aan de moeder is in het kader van de pilot kosteloze rechtsbijstand als advocaat mr. J.E.F.K. Liauw aangewezen.
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een telefoongesprek gevoerd met de kinderrechter vanwege haar verblijf bij de grootmoeder moederszijde in België. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren. Na het gesprek met [minderjarige] heeft de kinderrechter met de grootmoeder moederszijde een telefoongesprek gehad over het verzoek van de GI en heeft zij haar mening kenbaar kunnen maken.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.2.
[minderjarige] verblijft verblijft bij de grootmoeder moederszijde in Oostende, België.
2.3.
Bij beschikking van 14 juli 2024 [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld met ingang van 14 juli 2024 tot 14 oktober 2024, is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] binnen het netwerk, te weten bij grootmoeder moederszijde, verleend met ingang van 14 juli 2024 voor de duur van vier weken en is de beslissing op het resterende deel van het verzoek aangehouden.

3.Het (aangehouden) verzoek

3.1.
De Raad verzoekt in aansluiting op een spoedmachtiging voor de duur van vier weken een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in het netwerk, te weten bij grootmoeder moederszijde, [naam 2], [adres], te verlenen voor de duur van drie maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De Raad heeft ter zitting het resterende deel van het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht. De moeder heeft een alcoholverslaving en neemt beslissingen die niet in het belang van [minderjarige] zijn. [minderjarige] doet suïcidale uitspraken en maakt zich ernstige zorgen over haar moeder. Door de situatie laat [minderjarige] wisselend gedrag zien. Het is in het belang van [minderjarige] dat er rust en duidelijkheid komt en dat het perspectief wordt bepaald.
4.2.
De GI heeft ter zitting het resterende deel van het verzoek van de Raad ondersteund en het volgende meegedeeld. [minderjarige] is gebaat bij rust. Dit wordt haar de bij de grootmoeder moederszijde geboden. De komende periode moet worden bezien hoe scholing en hulpverlening in België voor [minderjarige] kan worden geregeld.
4.3.
Namens de moeder heeft haar advocaat ter zitting primair verzocht om het resterende deel van het verzoek af te wijzen en subsidiair verzocht om de machtiging uithuisplaatsing voor een zeer korte termijn te verlengen en een nieuwe zitting te bepalen zodat de moeder de zitting kan bijwonen. Ter onderbouwing van dit standpunt is het volgende aangevoerd. De moeder kan om medische redenen de zitting niet bijwonen.
De zorgen over een alcoholverslaving bij de moeder zijn gebaseerd op vermoedens. De moeder wil het beste voor [minderjarige]. Een vriend van de moeder genaamd [naam 5] heeft op haar verzoek objectieve informatie aan de advocaat verstrekt, waaruit blijkt dat er zorgen zijn over de relatie tussen de moeder, de grootmoeder moederszijde en [minderjarige]. De moeder vraagt zich af of [minderjarige] veilig is bij de grootmoeder moederszijde. Tijdens het eerdere verblijf van [minderjarige] bij de grootmoeder moederszijde heeft [minderjarige] al na twee dagen huilend contact met haar moeder opgenomen. [minderjarige] krijgt tegen de afspraken in bij de grootmoeder moederszijde veel snoep terwijl [minderjarige] best fors is en is tot 22:00 uur bezig met haar IPad. De moeder is het dan ook niet eens met de plaatsing van [minderjarige] bij de grootmoeder moederszijde. Het gaat om het belang van [minderjarige] en om de gehechtheid. Het is de vraag hoe dat zich verhoudt bij een verhuizing van [minderjarige] naar België, of een verhuizing naar België in het belang is van [minderjarige] en hoe dat gaat met school.
4.4.
De grootmoeder moederszijde heeft verklaard dat [minderjarige] zo lang als nodig bij haar kan blijven wonen.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat [minderjarige] in een instabiele en onveilige opvoedsituatie bij de moeder opgroeit. Vanwege de zorgen over het alcoholgebruik van de moeder is [minderjarige] op 12 maart 2023 in het kader van een voorlopige ondertoezichtstelling met een machtiging bij de grootmoeder moederszijde geplaatst. Na toetsing door de Raad is de ondertoezichtstelling op 5 juni 2024 beëindigd. Naar aanleiding van een melding van de moeder op 12 juli 2024 hebben de medewerkers van het Crisis Interventie Team (CIT) en van de politie bij de moeder een sterke alcohollucht geroken. Er lijkt dan ook sprake te zijn van een patroon van alcoholgebruik bij de moeder. Daar komt bij dat uit informatie van het CIT blijkt dat de moeder in het weekend van 12 juli 2024 de strijd met [minderjarige] heeft opgezocht en belastende berichten aan haar heeft gestuurd. Ook heeft de moeder meermalen met het CIT contact opgenomen, waarbij zij zich verbaal agressief naar het CIT heeft opgesteld en heeft aangegeven dat zij expres alcohol gaat drinken om de situatie te laten escaleren Daarbij heeft de moeder gedreigd [minderjarige] iets aan te doen. De moeder maakt een overbelaste indruk en kan niet meer in het belang van [minderjarige] beslissingen nemen. Vanwege de zorgen is [minderjarige] op 14 juli 2024 opnieuw in het kader van een voorlopige ondertoezichtstelling met een spoedmachtiging bij de grootmoeder moederszijde geplaatst.
5.2.
Mogelijk door een loyaliteitsconflict tussen haar moeder en de grootmoeder moederszijde is [minderjarige] wisselend over waar zij wil wonen. De relatie tussen [minderjarige] en haar moeder is verstoord. [minderjarige] voelt zich thuis onveilig. Tijdens het kindgesprek heeft [minderjarige] aan de kinderrechter verteld dat zij bij de grootmoeder moederszijde wil blijven, waar zij zich veilig voelt en rust ervaart. De moeder geeft hiervoor echter geen toestemming.
5.3.
Gelet op al het voorgaande is het naar het oordeel van de kinderrechter niet de verwachting dat de situatie vóór de afloop van de spoedmachtiging uithuisplaatsing gewijzigd zal zijn. De moeder heeft zich vlak voor de zitting om medische redenen ziek gemeld. Daarmee lijken de zorgen over haar persoonlijke problematiek te worden bevestigd. Er is ook geen reden om de behandeling van de zaak aan te houden. [minderjarige] heeft behoefte aan rust en duidelijkheid. Het is in het belang van [minderjarige] dat haar plaatsing bij de grootmoeder moederszijde wordt voortgezet. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting ziet de kinderrechter ook geen aanleiding om de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige], die noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek), in duur te beperken, zoals namens de moeder is verzocht. Daarom zal de kinderrechter de machtiging uithuisplaatsing voor de door de Raad verzochte resterende periode verlengen, te weten tot 14 oktober 2024.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in het netwerk, te weten bij grootmoeder moederszijde, [naam 2], [adres], tot 14 oktober 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2024 door
mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in aanwezigheid van D. van der Aa als griffier, en op schrift gesteld op 19 juli 2024. De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.