ECLI:NL:RBROT:2024:6837

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
C/10/666127 / JE RK 23-2291
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige met ontwikkelingsbedreiging

Op 5 juli 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2008, die onder toezicht staat van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. De moeder van de minderjarige, die het ouderlijk gezag heeft, woont in [plaatsnaam]. De Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht was betrokken bij de procedure. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 juli 2024 werd duidelijk dat de minderjarige ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd, met name door schoolverzuim en het gebrek aan acceptatie van hulpverlening door de moeder. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat is om de ontwikkeling van de minderjarige zelfstandig te waarborgen en dat hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk blijft. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 19 november 2024, met de mogelijkheid van een Boba coach voor de minderjarige om hem te ondersteunen in zijn ontwikkeling. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/666127 / JE RK 23-2291
Datum uitspraak: 5 juli 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats],
hierna te noemen [minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam 1],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaatsnaam].
In zijn adviserende taak is betrokken:
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen: de Raad.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 17 mei 2024 en de daaraan ten grondslag liggende stukken.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 5 juli 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van de Raad, te weten [naam 2];
- een vertegenwoordiger van de GI, te weten [naam 3] en
[naam 4].
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.2.
[minderjarige] woont bij zijn moeder.
2.3.
Bij beschikking van 17 mei 2024 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 19 juli 2024 en is de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden.

3.Het (aangehouden) verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Er dient nog te worden beslist over de periode tot 19 november 2024.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft ter zitting het resterende deel van het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht. Bij [minderjarige] is nog steeds sprake van een ontwikkelingsbedreiging. Sinds februari 2024 is hij niet naar school geweest. In de periode daarvoor was hij weinig op school aanwezig. [minderjarige] zou het eerste leerjaar opnieuw moeten overdoen, maar dit is vanwege zijn leeftijd niet mogelijk. In de afgelopen periode heeft de leerplichtambtenaar geen contact met de moeder gekregen. Ook de jeugdbeschermer krijgt moeizaam contact met de moeder. Recent heeft zij vanwege een tandartsbezoek opnieuw een afspraak met de jeugdbeschermer afgezegd. Ook zegt de moeder regelmatig de taxi voor [minderjarige] af of beantwoordt zij het gesprek niet wanneer de taxichauffeur haar belt terwijl hij op [minderjarige] staat te wachten. De moeder accepteert geen hulpverlening. Het is dan ook de vraag op welke wijze de GI de ondertoezichtstelling kan uitvoeren. De door de Raad tijdens de zitting geadviseerde BOBA coach voor [minderjarige] is een goede optie om de komende periode te proberen.
4.2.
De moeder heeft zich ter zitting verzet tegen het resterende deel van het verzoek van de GI en het volgende verklaard. [minderjarige] heeft sociale contacten. Elke dag chat hij online met zijn vrienden in het buitenland. [minderjarige] spreekt veel Engels. Het gamen is niet schadelijk voor hem. Wel moet [minderjarige] weer naar school. Hij krijgt slechts twee uur per dag les met één op één begeleiding, op vrijdag is hij vrij en hij heeft geen klasgenoten. De moeder wil in overleg met school bespreken wat voor [minderjarige] passend is. Verder is er niets aan de hand. De moeder is slim genoeg om de situatie met school zelf aan te pakken en heeft geen hulp nodig. [minderjarige] is ook niet toe aan een coach. De moeder heeft twijfels of [minderjarige] daadwerkelijk autisme heeft. Zij voelt zich gedwongen om mee te werken aan hulpverlening voor [minderjarige]. Omdat het moet zal de moeder wel meewerken aan het plan om een BOBA coach in te zetten.
4.3.
De Raad heeft ter zitting het volgende meegedeeld. [minderjarige] en zijn moeder zijn op een bijzondere manier met elkaar vergroeid. Het zou een hele belangrijke stap zijn als [minderjarige] naar school gaat en onderwijs volgt met andere kinderen in de klas. Dit zal heel moeilijk zijn voor [minderjarige] en zijn moeder, omdat zij moeten leren om elkaar los te laten. Ook is het belangrijk dat [minderjarige] leert om zelfstandig met het openbaar vervoer naar school te gaan. Dit lukt hem nog niet door zijn kind-eigen problematiek. Hoe langer [minderjarige] thuis blijft hoe groter de problemen worden. [minderjarige] heeft autisme, maar ook talenten. Zo heeft hij door middel van het internet zichzelf de Engelse taal aangeleerd en heeft hij door het gamen contact met ‘vrienden’. Ondanks zijn beperking probeert [minderjarige] activiteiten te ondernemen. Het is in zijn belang dat de moeder [minderjarige] gaat loslaten. Kinderen met autisme hebben structuur en dagelijkse activiteiten nodig. Dit moet [minderjarige] leren. De structuur van school kan daarbij helpend zijn. Om [minderjarige] van zijn moeder los te maken, is een maatregel als een machtiging uithuisplaatsing mogelijk. Deze maatregel moet vooralsnog echter worden voorkomen. Het is wel belangrijk dat de moeder in samenwerking met de GI een plan gaat maken en dat erop wordt toegezien dat dit plan ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd. De Raad geeft als advies mee om een Boba coach, voor kinderen met autisme, voor [minderjarige] in te zetten zodat hij ook met een ander persoon dan zijn moeder kan praten.

5.De beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [minderjarige] nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. In het verleden is bij [minderjarige] autisme vastgesteld. Er is nog steeds sprake van fors schoolverzuim. [minderjarige] gaat niet tot nauwelijks naar school. De school heeft aangegeven [minderjarige] geen onderwijs meer te kunnen bieden door zijn leeftijd in relatie tot de leeftijd van zijn klasgenoten. De moeder heeft er niet voor gezorgd dat [minderjarige] op tijd klaar staat voor de taxi of heeft het taxivervoer om [minderjarige] naar school te brengen afgezegd. Door de langdurige problematiek waarbij de moeder geen hulpverlening accepteert, stagneert [minderjarige] in zijn ontwikkeling. De moeder stelt zich hulpmijdend op. Zo zegt zij nog steeds afspraken af en is zij moeilijk bereikbaar. Nu de moeder nog niet zelfstandig in staat is om de bedreigde ontwikkeling van [minderjarige] af te wenden, blijft ook de komende periode hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk.
5.2.
De kinderrechter onderschrijft het advies van de Raad dat het in het belang van [minderjarige] is dat zijn moeder hem gaat loslaten, dat [minderjarige] op school onderwijs gaat volgen in een klas met andere leerlingen en dat een Boba (of vergelijkbare) coach voor [minderjarige] wordt ingezet zodat hij zich stap voor stap verder kan ontwikkelen. Daarbij is het noodzakelijk dat de moeder toestemming zal geven voor de inzet van een dergelijke gespecialiseerde (Boba) coach voor [minderjarige]. Als de moeder hulpverlening blijft weigeren en hulpverlening onvoldoende van de grond komt, zal de GI een machtiging uithuisplaatsing overwegen.
5.3.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarom zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de resterende duur van vier maanden (artikel 1:260, eerste lid, BW).

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 19 november 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2024 door
mr. A.J. van Dijk, kinderrechter, in aanwezigheid van D. van der Aa als griffier, en op schrift gesteld op 12 juli 2024. De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.