ECLI:NL:RBROT:2024:6833

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 juli 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
ROT 24/5771 en 24/6090
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk wegens niet-betaald griffierecht

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 juli 2024, wordt beslist over de verzoeken om voorlopige voorzieningen van de verzoekster tegen de afwijzing van haar aanvraag om bijzondere bijstand voor verhuiskosten en de toekenning van € 3.541,- voor inrichtings- en stofferingskosten. De verzoeken zijn kennelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat de griffierechten niet zijn betaald. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoekster, ondanks meerdere aanmaningen van de griffier, het verschuldigde griffierecht van € 51,- per verzoek niet tijdig heeft voldaan. Dit is in strijd met artikel 8:82 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat bepaalt dat indien het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, het verzoek niet-ontvankelijk verklaard kan worden.

De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat er redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat de gemachtigde van verzoekster in verzuim is geweest. Hierdoor zijn de verzoeken niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:83, derde lid, van de Awb, en er is geen mogelijkheid voor hoger beroep of verzet tegen deze uitspraak. De beslissing is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 24/5771 en 24/6090

uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 juli 2024 in de zaken tussen

[naam verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. I. Car),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op de verzoeken om voorlopige voorzieningen van verzoekster tegen de afwijzing van haar aanvraag om bijzondere bijstand voor verhuiskosten en de toekenning van € 3.541,- aan bijzondere bijstand voor inrichtings- en stofferingskosten.
1.1.
Omdat de verzoeken kennelijk niet-ontvankelijk zijn doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom de verzoeken kennelijk niet-ontvankelijk zijn.
1.2.
Met de besluiten van 27 mei 2024 heeft verweerder de aanvraag van verzoekster om bijzondere bijstand voor verhuiskosten afgewezen en haar aanvraag om bijzondere bijstand voor inrichtings- en stofferingskosten toegekend tot een bedrag van € 3.541,-. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Op grond van artikel 8:82, eerste lid, van de Awb wordt door de griffier van de indiener van het verzoekschrift een griffierecht geheven.
2.
Bij aangetekende brieven (nota’s) van 13 juni 2024 en 21 juni 2024 heeft de griffier (de gemachtigde van) verzoekster erop gewezen dat zij per verzoek een griffierecht van
€ 51,- verschuldigd is en haar aangemaand dit bedrag uiterlijk twee weken na de datum van de nota te voldoen, of als de zitting eerder is, uiterlijk voorafgaande aan de zitting. Het vermelde bedrag is, ook na een rappel per e-mail aan de gemachtigde van verzoekster, niet binnen de gestelde termijn bijgeschreven of ter griffie gestort.
3. Op grond van artikel 8:82, derde lid, en 8:41, zesde lid, van de Awb wordt, indien het verschuldigde bedrag niet of niet tijdig is bijgeschreven of gestort, het verzoek niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het verzoekschrift in verzuim is geweest.
4. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan redelijkerwijs worden geoordeeld dat (de gemachtigde van) verzoekster in verzuim is geweest. De verzoeken zijn daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart de verzoeken niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.J. Adriaansen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Grondman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.