In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 juli 2024, wordt beslist over de verzoeken om voorlopige voorzieningen van de verzoekster tegen de afwijzing van haar aanvraag om bijzondere bijstand voor verhuiskosten en de toekenning van € 3.541,- voor inrichtings- en stofferingskosten. De verzoeken zijn kennelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat de griffierechten niet zijn betaald. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoekster, ondanks meerdere aanmaningen van de griffier, het verschuldigde griffierecht van € 51,- per verzoek niet tijdig heeft voldaan. Dit is in strijd met artikel 8:82 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat bepaalt dat indien het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, het verzoek niet-ontvankelijk verklaard kan worden.
De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat er redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat de gemachtigde van verzoekster in verzuim is geweest. Hierdoor zijn de verzoeken niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:83, derde lid, van de Awb, en er is geen mogelijkheid voor hoger beroep of verzet tegen deze uitspraak. De beslissing is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.