ECLI:NL:RBROT:2024:681

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 januari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
10/167632-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in de zaak van het medeplegen van het invoeren van cocaïne en verboden verblijf in de Rotterdamse haven

Op 9 januari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam vonnis gewezen in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het invoeren van 441 kilogram cocaïne en van verboden verblijf in de Rotterdamse haven. Deze zaak werd behandeld onder de nieuwe Rotterdamse STMK (Snelle Toekomstgerichte Meervoudige Kamerzitting), die gericht is op een snelle en efficiënte afhandeling van strafzaken. De verdachte, geboren op Curaçao en ingeschreven in Nederland, heeft openhartig verklaard over zijn betrokkenheid bij de drugshandel en heeft aangegeven in de toekomst betere keuzes te willen maken met hulp van de reclassering.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot jeugddetentie van 420 dagen, waarvan 315 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 120 uren. De rechtbank volgde het advies van de reclassering om het jeugdstrafrecht toe te passen, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die op het moment van de feiten 19 jaar oud was. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, waarbij de verdachte een belangrijke rol speelde in de internationale drugshandel, maar ook de positieve ontwikkeling die de verdachte heeft doorgemaakt sinds zijn aanhouding. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een locatieverbod voor de Rotterdamse havens, om de verdachte te helpen zijn leven weer op te bouwen en recidive te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/167632-23
Datum uitspraak: 9 januari 2024
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte01]

geboren op [geboortedatum01] te Curaçao (Nederlandse Antillen),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] [postcode01] te [plaats01] ,
raadsman G.J. Woodrow, advocaat te Tilburg.
Officier van justitie: M.L.M. Kuiper.

Beschuldiging

De verdachte wordt beschuldigd van het invoeren van cocaïne in Nederland, deelneming aan een criminele organisatie en verboden verblijf in de Rotterdamse haven. De volledige tenlastelegging houdt in dat de verdachte:
1.
hij, in of omstreeks de periode van 5 juli 2023 tot en met 7 juli 2023, te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 441 kilogram,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair
hij, in of omstreeks de periode van 5 juli 2023 tot en met 7 juli 2023, te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
  • het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
  • het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
  • het opzettelijk vervaardigen
van (ongeveer) 441 kilogram cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet,
  • een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
  • zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
  • voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door
  • contacten te onderhouden en/of informatie uit te wisselen en/of afspraken te maken met (andere) leden van de criminele organisatie over het invoeren en/of afleveren en/of uithalen van voornoemde hoeveelheid cocaïne in de haven van Rotterdam en/of
  • één of meerdere tassen, containerzegels en/of (organisatie)telefoons voorhanden te hebben en/of
  • plaats te nemen in een gemanipuleerde container, welke container was geplaatst op een vrachtwagen en/of
  • zich in deze container naar het terrein van Hutchison Ports ECT Delta, gelegen aan de Europaweg op de Maasvlakte Rotterdam, te laten brengen en/of
  • in deze container heimelijk en onbevoegd het terrein van Hutchison Ports ECT Delta te betreden en/of
  • zich aldaar gedurende enkele tijd op te houden in voornoemde container, in afwachting van instructies en/of
  • de container [containernummer01] open te knippen en/of
  • (vervolgens) voornoemde hoeveelheid cocaïne van voornoemde container [containernummer01] naar de container [containernummer02] te verplaatsen.
2.
hij, in of omstreeks de periode van 5 juli 2023 tot en met 7 juli 2023, te Rotterdam, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) medeverdachte(n) [medeverdachte01] en/of [medeverdachte02] en/of [medeverdachte03] en/of onbekend gebleven personen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van een middel als bedoeld in
de bij de Opiumwet behorende lijst I.
3.
hij, in of omstreeks de periode van 5 juli 2023 tot en met 7 juli 2023, te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, wederrechtelijk
heeft verbleven op een in een haven, luchthaven en/of spoorwegemplacement gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen te weten het besloten terrein van Hutchinson Ports ECT Delta, gelegen aan de [adres02] ,
terwijl hij, verdachte zich, al dan niet met zijn mededader(s), op die besloten plaats de toegang had verschaft tot een gebouw, ruimte of vervoermiddel bestemd voor de distributie, opslag of overslag van goederen, te weten de container(s) [containernummer01] en/of [containernummer02] , door middel van braak en/of inklimming.

Bewijs

Vordering officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden maar dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde.
Oordeel rechtbank
Bewezenverklaring
Bewezen is dat de verdachte:
1.
in de periode van 5 juli 2023 tot en met 7 juli 2023, te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, 441 kilogram cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
3.
in de periode van 5 juli 2023 tot en met 7 juli 2023, te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen te weten het besloten terrein van Hutchinson Ports ECT Delta, gelegen aan de [adres02] , terwijl hij, verdachte zich, met zijn mededaders, op die besloten plaats de toegang had verschaft tot een ruimte bestemd voor de distributie, opslag of overslag van goederen, te weten de container [containernummer01] en [containernummer02] door middel van braak en/of inklimming.
Bewijsmotivering
De bewezenverklaring steunt voor de feiten 1 en 2 op de redengevende inhoud van de bewijsmiddelen. Hieronder is een opgave gedaan van die bewijsmiddelen. Met deze opgave wordt volstaan omdat de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en geen vrijspraakverweer is gevoerd.
Opgave bewijsmiddelen [1]
- Verklaring van de verdachte op de zitting van 9 januari 2024.
- Onderzoek van de politie/douane. [2]
- Onderzoek van de politie/douane. [3]
- Onderzoeksresultaten van het Douane Laboratorium. [4]
Feit 2
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder feit 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

Verboden gedragingen en strafbaarheid

Kwalificaties
1.
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
3.
wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen, terwijl de schuldige zich op de besloten plaats de toegang heeft verschaft tot een ruimte bestemd voor de distributie, opslag of overslag van goederen door middel van braak of inklimming en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid feiten en verdachte
De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

Straf

Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het jeugdstrafrecht toegepast wordt en dat de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 14 maanden (420 dagen), waarvan 315 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en daarbij de bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij Reclassering Nederland, een locatieverbod voor alle havens in Nederland, het volgen van onderwijs en begeleiding van een coach. Daarnaast vordert zij een taakstraf van 120 uren, te vervangen door 60 dagen jeugddetentie.
Oordeel rechtbank
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met anderen als uithaler schuldig gemaakt aan de invoer van ongeveer 441 kilogram cocaïne en het zich wederrechtelijk bevinden op een haventerrein. De verdachte en zijn medeverdachten zijn, door zich in een container te verstoppen, het haventerrein opgereden. Daar hebben zij, terwijl zij telefonisch instructies ontvingen, gewacht tot de container met cocaïne de haven binnen was gekomen en vervolgens hebben zij de pakketten cocaïne uit die container gehaald en deze vervolgens in een andere container gestopt, gericht op de verdere invoer van die pakketten cocaïne. Met zijn handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de internationale drugshandel. Harddrugs vormen een groot gevaar voor de volksgezondheid. De handel in harddrugs gaat bovendien vaak direct dan wel indirect gepaard met andere vormen van (zware) criminaliteit, met alle gevolgen van dien. Dit alles vergroot de gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Deze invoer van cocaïne via de Rotterdamse haven is een ware plaag en de strafrechtsketen in het hele land wordt op dit moment overspoeld met zaken waarin (de handel in) cocaïne een (hoofd)rol speelt. Voor de havens, de haventerreinen, de bedrijven werkzaam in de containersector, douane, politie en justitie leveren de activiteiten rondom deze cocaïnetransporten een enorme kostenpost op. Ter voorkoming en bestrijding van dit fenomeen worden voor dat type feiten en meer in het bijzonder de invoer van cocaïne, in het algemeen hoge straffen opgelegd.
Rol van de verdachte
De rol van de verdachte bij de invoer is die van de zogenaamde uithaler. Uithalers halen de in containers ‘bijgepakte’ cocaïne uit de haven of verplaatsen die naar andere containers zodat anderen deze later onopgemerkt uit de haven kunnen ophalen.
Aan de ene kant is deze rol een hele belangrijke rol bij het plegen van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit die de invoer van cocaïne is. De uithalersactiviteiten zijn immers van essentieel belang om het cocaïnetransport goed te laten verlopen en daarmee zijn uithalers een onmisbare schakel in de internationale transportketen van cocaïne.
Dat de rol belangrijk is, blijkt ook wel uit de bedragen die verdiend kunnen worden met het uithalen. Een medeverdachte heeft verklaard dat hij veel geld zou verdienen met deze klus.
Aan de andere kant is de rol van de verdachte in het geheel beperkt. Het werk van de uithaler is niet meer en niet minder dan de cocaïne voor de eigenaren van die cocaïne uit de haven krijgen. Dat kan een kleine of een grote partij blijken te zijn, hetgeen voor de aard van de werkzaamheden op zich geen groot verschil maakt. Het is een bijzonder risicovolle klus waar andere betrokkenen in de keten hun handen niet graag aan vuil maken.
Het ronselen van uithalers lijkt een eenvoudige zaak. Uithalers zijn namelijk gemakkelijk inwisselbaar en bij ontdekking eenvoudig te vervangen. Dat komt over het algemeen omdat veel relatief jonge mensen de verlokkingen van het snelle geld niet kunnen weerstaan en de risico’s op de koop toe nemen. De verdachte heeft aangegeven dat hij al vaker was gevraagd om drugs uit te halen, maar eerder altijd heeft geweigerd. Uiteindelijk was de verdachte toch nieuwgierig en heeft hij ingestemd.
Persoonlijke omstandigheden
Uit het strafblad van 11 december 2023 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld. De verdachte wordt dus als
first offenderaangemerkt.
Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) heeft een advies over de verdachte uitgebracht. Daaruit blijkt dat de verdachte zijn leven tot het moment van zijn aanhouding eigenlijk best goed op orde had. Hij volgde een opleiding, liep stage en had een weekendbaan. Thuis waren er geen problemen en zijn moeder is zeer betrokken. De reclassering acht het van belang dat de verdachte niet terugkeert naar de gevangenis en zijn opleiding voort kan zetten. De verdachte neemt verantwoordelijkheid voor zijn handelen en ziet in dat wat hij heeft gedaan fout en dom was. De reclassering denkt dat hij heeft gehandeld vanuit ‘jeugdige onbezonnenheid’ en dat hij de gevolgen van zijn handelen niet goed heeft kunnen overzien. Gezien deze geschetste omstandigheden adviseren zij het jeugdstrafrecht toe te passen. Er zijn geen contra-indicaties waargenomen voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Verder adviseren zij een deels voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht, ambulante begeleiding door een coach, een locatieverbod voor het Rotterdamse havengebied en het volgen van onderwijs. Recent heeft de rechtbank nog een aanvulling op het advies ontvangen, waaruit blijkt dat het toezicht sinds 20 oktober 2023 goed verloopt. De verdachte houdt zich aan de bijzondere voorwaarden en werkt goed mee. Hij is een nieuwe opleiding gaan volgen en heeft zijn bijbaan weer opgepakt. Op de zitting heeft de verdachte aangegeven dat hij graag zijn opleiding af zou willen maken en positief naar de toekomst kijkt. De begeleiding van de reclassering stelt hij op prijs en hij merkt dat hij daar baat bij heeft.
Passende strafIn het algemeen maakt een verdachte die inzicht kan geven in zijn beweegredenen en ook kan reflecteren over het verkeerde van zijn handelen, een eerste stap op de weg terug naar een maatschappelijk meer aanvaarde invulling van het leven dan een rol in de georganiseerde criminaliteit. Met zo’n stap komen de mogelijkheden om concreet vorm te geven aan strafdoelen als preventie en resocialisatie beter in beeld. De vergelding als strafdoel op zichzelf verliest hierdoor iets aan belang. Ook kan een betere inschatting worden gemaakt wat er nodig is om te voorkomen dat dezelfde beweegredenen opnieuw tot vergelijkbaar handelen zullen leiden.
De verdachte zwijgt tijdens het eerste politieverhoor, maar heeft bij de rechter-commissaris toch een bekennende verklaring afgelegd. Hij neemt verantwoordelijkheid voor zijn handelen en beseft dat hij fout zit. Op de zitting heeft de verdachte openhartig en uitgebreid verklaard over zijn handelen. Dit biedt ruimte om met de verdachte (en de reclassering) naar de toekomst te kijken. De verdachte is bijna een schoolvoorbeeld. Op de zitting is gebleken dat de verdachte aan een goede toekomst werkt. Hij volgt een opleiding, werkt en voetbalt weer. Na het afronden van deze opleiding wil hij nog verder leren en uiteindelijk hoopt hij met kinderen te kunnen gaan werken. Het contact met de reclassering verloopt goed en hij vindt de begeleiding fijn.
Het uitgangspunt is dat een jongvolwassen verdachte, die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, volgens het volwassenenstrafrecht wordt berecht. De rechtbank kan - als de verdachte ten tijde van het begaan van een strafbaar feit tussen de 18 en 23 jaar oud is - echter ook het jeugdstrafrecht toepassen, indien daar reden voor is gezien de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte de bewezen verklaarde feiten heeft gepleegd toen hij 19 jaar oud was. Gelet op de vordering van de officier van justitie, het advies van de reclassering, de geschetste persoonlijkheid van de verdachte en de overige leefomstandigheden zoals het volgen van een opleiding, het gegeven dat de verdachte nog thuis woont en de betrokkenheid van zijn moeder, zal de rechtbank ten aanzien van het bewezenverklaarde op grond van artikel 77c Sr het jeugdstrafrecht toepassen.
De ernst van de feiten rechtvaardigt in beginsel een hoge, deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf, of in dit geval jeugddetentie. Dat wordt onderstreept door uitspraken in soortgelijke zaken die de rechtbank op een rijtje heeft gezet. De straf die de officier van justitie heeft geëist, is daarom helemaal niet gek en houdt ook goed rekening met de omstandigheden. De rechtbank zal deze eis dan ook volgen. De verdachte hoeft met deze straf niet terug de gevangenis in, zodat hij zijn leven weer verder kan opbouwen en zijn opleiding kan afmaken. In plaats daarvan zal een groot deel van de straf voorwaardelijk worden opgelegd en zal de verdachte daarnaast nog een flinke taakstraf, in de vorm van een werkstraf, moeten verrichten.
Dat een groot deel van de op te leggen jeugddetentie voorwaardelijk is, biedt de verdachte de kans om het anders te gaan doen. Daarbij wordt hij geholpen door de algemene voorwaarde en bijzondere voorwaarden. De algemene voorwaarde waarschuwt hem. Als hij weer in de fout gaat en strafbare feiten pleegt, kan het voorwaardelijke deel alsnog ten uitvoer worden gelegd. Dat kan bij herhaalde invoer, bij wederrechtelijk verblijf in de haven zoals nu bewezenverklaard en ook bij ieder ander strafbaar feit.
De bijzondere voorwaarden - kort gezegd: een meldplicht bij de reclassering, ambulante begeleiding door een coach, een locatieverbod voor het Rotterdamse havengebied en het volgen van onderwijs - moeten de verdachte ook helpen om het niet meer zover te laten komen. Houdt hij zich niet aan deze bijzondere voorwaarden, dan kan ook de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke jeugddetentie volgen. Ondanks het toepassen van het jeugdstrafrecht, zal de huidige reclasseringsinstelling (voor volwassenen) betrokken blijven bij de verdachte, want het toezicht loopt daar naar behoren.
Conclusie
De verdachte wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 420 dagen, waarvan 315 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en daarnaast een werkstraf voor de duur van 120 uren.
Wettelijke voorschriften
Bij de strafoplegging is gelet op de artikelen 47, 77c, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 138aa van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

Beslissingen

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde zoals dit hiervoor is omschreven heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur 420 (vierhonderdtwintig) dagen;
bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
315 (driehonderdvijftien) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde blijft zich melden op afspraken met Reclassering Nederland, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde laat zich begeleiden door een coach van E25 of een soortgelijke instelling. De begeleiding duurt zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde bevindt zich niet in het Rotterdamse havengebied, te weten de Maasvlakte en de Waalhaven, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
de veroordeelde volgt een opleiding voor de duur van het resterende schooljaar 23/24 of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken die zijn gemaakt met de opleiding en houdt de reclassering op de hoogte van de voortgang hiervan;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door, L. Amperse, voorzitter,
en mrs. J.H. Janssen en S. Woudman-Bijl, rechters,
in tegenwoordigheid van S, Hoebe, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting op 9 januari 2024.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.De paginanummers en de documentcode die in de voetnoten worden genoemd verwijzen naar het digitale procesdossier van onderzoek Dreg.
2.Proces-verbaal van bevindingen team bijzondere bijstand, pv-nummer [proces-verbaalnummer01] .AMB, pagina 11 e.v.
3.Proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, pv-nummer [proces-verbaalnummer02] .AMB, pagina 17 e.v.
4.Rapport Douane Laboratorium d.d. 12 juli 2023, kenmerk [kenmerk01] , pagina 470 e.v.