Op 9 juli 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 21 maart 2024 te Rotterdam 1010 gram cocaïne heeft vervoerd. De verdachte, die ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.G.J. Plat. De officier van justitie, mr. F. Koolhof, eiste een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan één maand voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet, maar sprak hem vrij van de medeverdachte, omdat niet bewezen kon worden dat er een overdracht van de cocaïne heeft plaatsgevonden. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijf maanden op en onttrok de in beslag genomen auto aan het verkeer, terwijl de telefoon aan de verdachte werd teruggegeven. De rechtbank overwoog dat het gebruik van en de handel in verdovende middelen schadelijk is voor de volksgezondheid en dat de verdachte een bijdrage heeft geleverd aan het illegale circuit. De rechtbank hield rekening met het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor strafbare feiten, maar vond de ernst van het feit zwaarder wegen.