ECLI:NL:RBROT:2024:6730
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Op 19 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. Verzoekster had een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), met betrekking tot respijtzorg voor de eerste drie weken van augustus 2024. De melding die verzoekster op 26 maart 2024 had gedaan, werd door verweerder op 4 juni 2024 afgesloten. Verzoekster maakte bezwaar tegen deze afsluiting, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de afsluiting geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 8 juli 2024 behandeld, waarbij verzoekster werd bijgestaan door haar gemachtigde en dochter. Tijdens de zitting is het onderzoek geschorst om verweerder de gelegenheid te geven nader onderzoek te doen naar de ondersteuningsbehoefte van verzoekster. Verweerder heeft op 18 juli 2024 gerapporteerd dat het ondersteuningsverslag was verstuurd, maar verzoekster gaf aan niets te hebben ontvangen.
De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen sprake was van een besluit en dat het bezwaar tegen de afsluiting van de melding niet-ontvankelijk zou zijn. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter merkte op dat het aan verzoekster is om akkoord te gaan met het ondersteuningsverslag, waarna verweerder een besluit kan nemen. De uitspraak werd gedaan door mr. A.M.J. Adriaansen, in aanwezigheid van griffier mr. E. Grondman, en is openbaar uitgesproken op 19 juli 2024.