ECLI:NL:RBROT:2024:6729

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juli 2024
Publicatiedatum
19 juli 2024
Zaaknummer
ROT 24/5885
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) wegens ontbreken spoedeisend belang

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de afwijzing van haar aanvraag om zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). De aanvraag van verzoekster werd op 6 juni 2024 afgewezen door verweerder, het Centrum Indicatiestelling Zorg, omdat de blijvendheid van de noodzaak tot 24 uur zorg in de nabijheid niet kon worden vastgesteld. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 16 juli 2024 behandeld. Verzoekster heeft aangevoerd dat zij door haar medische beperkingen volledig afhankelijk is van zorg op grond van de Wlz en dat er een noodzaak bestaat voor 24 uur per dag zorg in de nabijheid. De voorzieningenrechter oordeelt echter dat verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt dat de zorg die haar wordt geboden door haar broer en schoonzus niet kan worden voortgezet totdat op het bezwaar is beslist. Bovendien kan verzoekster een aanvraag indienen voor zorg op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) of de Zorgverzekeringswet (Zvw).

De voorzieningenrechter concludeert dat er geen spoedeisend belang is en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. De uitspraak is gedaan door mr. A.M.J. Adriaansen, in aanwezigheid van griffier mr. E. Grondman, en is openbaar uitgesproken op 22 juli 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/5885

uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 juli 2024 in de zaak tussen

[verzoekster], uit [plaatsnaam], verzoekster

(gemachtigde: mr. M. Kaplan),
en

Centrum Indicatiestelling Zorg, verweerder

(gemachtigde: mr. L.M.R. Kater).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de afwijzing van haar aanvraag om in aanmerking te komen voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz).
1.2.
Verweerder heeft de aanvraag van verzoekster met het besluit van 6 juni 2024 afgewezen. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
1.3.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 16 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden deelgenomen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist. De conclusie is dat er geen spoedeisend belang is. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Op 30 april 2024 heeft de gemachtigde van verzoekster namens haar een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wlz. In de aanvraag is vermeld dat bij verzoekster sprake is van psychische, psychotische en lichamelijke problematiek en dat zij als gevolg daarvan volledig ADL-afhankelijk is.
Het standpunt van verweerder3. Verweerder heeft de aanvraag voor Wlz-zorg afgewezen, omdat de blijvendheid van de noodzaak tot 24 uur zorg in de nabijheid, een van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor Wlz-zorg, niet kan worden vastgesteld. De reden hiervoor is dat voor de psychische klachten nog behandeling mogelijk is en verzoekster nog geen beroep heeft gedaan op zorg uit voorliggende voorzieningen zoals de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) en de Zorgverzekeringswet (Zvw).
Het standpunt van verzoekster
4. Verzoekster heeft aangevoerd dat de spoedeisendheid van haar verzoek is gelegen in de omstandigheid dat zij door haar medische beperkingen volledig afhankelijk is van zorg op grond van de Wlz. Daarnaast stelt verzoekster dat vaststaat dat er een noodzaak bestaat voor 24 uur per dag zorg in de nabijheid. De behoefte aan deze zorg is blijvend. Verzoekster lijdt aan zware reuma als gevolg waarvan zij ernstige pijn heeft, waardoor zij niet in staat is ADL-taken uit te voeren. Zij kan geen huishoudelijke taken verrichten en kan niet zelf voorzien in haar persoonlijke verzorging. Haar been schiet vaak op slot, waardoor zij niet meer kan lopen en op de grond moet gaan zitten en haar broer moet bellen voor hulp. De door verweerder genoemde alternatieve zorgdomeinen, Wmo 2015 en Zvw, zijn niet toereikend voor de zorgbehoefte van verzoekster. Verzoekster stelt verder dat gezien de aard van de psychische problematiek, die bestaat uit een depressie met psychotische verschijnselen, verbetering als gevolg van behandeling niet is te verwachten. Psychoses zijn over het algemeen blijvend van aard en moeilijk te behandelen. Het herstel van een psychose duurt erg lang.
Het oordeel van de voorzieningenrechter
5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het spoedeisend belang tot het treffen van een voorziening ontbreekt. Verzoekster heeft niet met objectieve gegevens of anderszins aannemelijk gemaakt dat de ondersteuning die haar wordt geboden door haar broer en zijn vrouw, niet nog tot de beslissing op bezwaar kan worden voortgezet. Daarnaast is juist van belang dat verzoekster een beroep kan doen op zorg uit een ander zorgdomein, zoals de Wmo 2015 en de Zvw. Door verzoekster is niet onderbouwd waarom zorg op basis van de Wmo 2015 en/of de Zvw voor haar niet toereikend zou zijn. Deze wetten voorzien in de door verzoekster gestelde ondersteuningsbehoefte, zoals hulp bij de huishouding, ADL-ondersteuning en dagbestedingsvoorzieningen. Vanuit de Wmo 2015 kan eventueel ook (taxi)vervoer en persoonlijke begeleiding worden ingezet voor behandeling. Daarnaast kan zorg op basis van de Wmo 2015 en de Zvw zowel op geplande momenten als op afroep worden geleverd (waarmee aldus ook verzoeksters broer en diens vrouw worden ontlast). Het ligt dus voor de hand, zoals verweerder ter zitting heeft benadrukt, dat verzoekster een aanvraag indient op grond van de Wmo 2015 en/of de Zvw.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.J. Adriaansen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Grondman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.