ECLI:NL:RBROT:2024:6729
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) wegens ontbreken spoedeisend belang
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de afwijzing van haar aanvraag om zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). De aanvraag van verzoekster werd op 6 juni 2024 afgewezen door verweerder, het Centrum Indicatiestelling Zorg, omdat de blijvendheid van de noodzaak tot 24 uur zorg in de nabijheid niet kon worden vastgesteld. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 16 juli 2024 behandeld. Verzoekster heeft aangevoerd dat zij door haar medische beperkingen volledig afhankelijk is van zorg op grond van de Wlz en dat er een noodzaak bestaat voor 24 uur per dag zorg in de nabijheid. De voorzieningenrechter oordeelt echter dat verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt dat de zorg die haar wordt geboden door haar broer en schoonzus niet kan worden voortgezet totdat op het bezwaar is beslist. Bovendien kan verzoekster een aanvraag indienen voor zorg op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) of de Zorgverzekeringswet (Zvw).
De voorzieningenrechter concludeert dat er geen spoedeisend belang is en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. De uitspraak is gedaan door mr. A.M.J. Adriaansen, in aanwezigheid van griffier mr. E. Grondman, en is openbaar uitgesproken op 22 juli 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.