In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 19 juli 2024, heeft eiseres een kort geding aangespannen tegen gedaagde met het verzoek om een gebieds- en contactverbod. Eiseres stelt dat gedaagde haar lastigvalt en dreigend gedrag vertoont, wat haar privéleven in gevaar zou brengen. De procedure is gestart na een incident op 30 maart 2024, waarbij een fysieke confrontatie plaatsvond tussen eiseres en gedaagde in de voormalig echtelijke woning van gedaagde en haar ex-partner. Eiseres vordert onder andere dat gedaagde zich niet meer in de buurt van haar woning mag ophouden en geen contact met haar mag opnemen.
De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van eiseres afgewezen. De rechter oordeelt dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van onrechtmatig handelen van gedaagde dat een inbreuk op haar rechten rechtvaardigt. De rechter wijst erop dat gedaagde ook een belang heeft bij de voormalig echtelijke woning, waar haar kinderen wonen, en dat er geen recente meldingen zijn van onrechtmatig gedrag van gedaagde. Bovendien heeft gedaagde tijdens de zitting toegezegd geen contact meer met eiseres op te nemen en niet in de buurt van haar woning te komen.
De voorzieningenrechter concludeert dat de gevorderde maatregelen te ingrijpend zijn en dat de belangen van gedaagde ook in aanmerking moeten worden genomen. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is ondertekend door de rechters en openbaar uitgesproken op dezelfde dag.