ECLI:NL:RBROT:2024:6722

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 juli 2024
Publicatiedatum
19 juli 2024
Zaaknummer
FT RK 24/364
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de schuldsaneringsregeling in het kader van de Faillissementswet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 juni 2024 uitspraak gedaan over een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker, die in financiële problemen verkeerde, had een verzoekschrift ingediend dat op 5 juni 2024 ter zitting werd behandeld. De rechtbank oordeelde dat verzoeker in de toestand verkeerde dat hij had opgehouden te betalen, en dat er onvoldoende grond was voor afwijzing van het verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker niet te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan van zijn schulden, aangezien een groot deel van de schulden binnen de driejaarstermijn was ontstaan. Echter, de rechtbank oordeelde dat verzoeker zijn omstandigheden onder controle had gekregen door zijn onderneming op te heffen en geen nieuwe schulden meer te laten ontstaan. Hierdoor was er sprake van een stabiele financiële situatie, wat leidde tot de toewijzing van het verzoek tot schuldsanering.

De rechtbank heeft de termijn van de schuldsaneringsregeling vastgesteld op achttien maanden, te rekenen vanaf 12 juni 2024, en benoemde mr. M. Aukema tot rechter-commissaris. Tevens werd er een voorschot op de vergoeding van de bewindvoerder toegekend, voor zover de boedel dit toelaat. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. B.J. Tideman, rechter, en griffier A.B.T. Fernandes Pedra. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld door degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
toepassing schuldsaneringsregeling
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 12 juni 2024
[verzoeker],
[adres],
[woonplaats],
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft het verzoek behandeld ter zitting van
5 juni 2024.
Daarbij zijn verschenen en gehoord:
- [verzoeker], verzoeker;
- A. Bharatsingh, werkzaam bij Kredietbank Rotterdam, schuldhulpverlener.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling

Toelating tot de schuldsaneringsregeling
Het verzoekschrift voldoet aan de daaraan gestelde eisen. Verzoeker verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen, dan wel dat redelijkerwijs is te voorzien dat hij niet zal kunnen voortgaan met betaling van zijn schulden. Er is geen, althans onvoldoende grond gebleken voor afwijzing van het verzoek. Verzoeker zal daarom worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling.
Goede trouw
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als voldoende aannemelijk is dat verzoeker ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de drie jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend te goeder trouw is geweest. Voorts dient voldoende aannemelijk te zijn dat hij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan een verzoeker dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin verzoeker kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van verzoeker voor wat betreft zijn inspanningen de schulden te voldoen of acties zijnerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren en dergelijke. Gebleken is dat een grote meerderheid van de schulden van verzoeker zijn ontstaan binnen de driejaarstermijn en niet te goeder trouw zijn. Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat de schulden voortvloeien uit de onderneming van verzoeker. Verzoeker was sinds 2012 werkzaam als zelfstandige. Ten tijde van de coronapandemie kwam verzoeker niet meer aan werk en kreeg hij lichamelijke klachten waardoor hij in de financiële problemen terecht is gekomen.
Het verzoek kan ingevolge artikel 288, derde lid Fw, ondanks het ontbreken van goede trouw (artikel 288, eerste lid onder b) wel worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat verzoeker de omstandigheden, die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van deze schulden, onder controle heeft gekregen waardoor een wending ten goede is ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat van een dergelijke situatie sprake is. Verzoeker heeft zijn onderneming opgeheven op
10 juli 2023. Verzoeker laat geen nieuwe schulden meer ontstaan en zijn financiën worden beheerd door de budgetbeheerder. Deze ontwikkelingen hebben geresulteerd in een stabiele situatie voor verzoeker, met name op financieel gebied. Het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal daarom worden toegewezen.
Bevoegdheid rechtbank
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verzoeker in Nederland ligt.

3.De beslissing

De rechtbank:
- spreekt per de datum van dit vonnis de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres];
- stelt de termijn van de regeling vast op achttien maanden, te rekenen vanaf
12 juni 2024, waardoor deze termijn eindigt op 12 december 2025;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. M. Aukema
en tot bewindvoerder mr. J. van Rijen,
gevestigd te [postadres]
;
- kent toe, voor zover de boedel dit toelaat, een voorschot op de vergoeding van de bewindvoerder van een telkens aan het eind van de maand opeisbaar bedrag. Dit bedrag is gelijk aan 1/19e deel van de overeenkomstig artikel 2 van het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering (Staatsblad 2013, 308) te berekenen vergoeding, verhoogd met de verschuldigde omzetbelasting;
- geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan de schuldenaar gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van
A.B.T. Fernandes Pedra, griffier, in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2024. [1]

Voetnoten

1.