In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 juni 2024 uitspraak gedaan over een verzoek tot een gedwongen schuldregeling, ingediend door verzoeker, die te maken heeft met een aantal schuldeisers. Verzoeker had op 12 april 2024 een verzoek ingediend om een aantal schuldeisers te dwingen in te stemmen met een aangeboden schuldregeling, waarbij hij een percentage van zijn schulden zou aflossen. De schuldeisers, waaronder [schuldeiser 1], [schuldeiser 2], [schuldeiser 3] en [schuldeiser 4], hebben echter geweigerd in te stemmen met deze regeling, wat leidde tot de rechtszaak.
Tijdens de zitting op 5 juni 2024 zijn de schuldeisers niet verschenen, maar hun belangen zijn wel in overweging genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker in totaal € 76.889,07 aan schulden heeft, waarvan hij een regeling heeft aangeboden die gebaseerd is op zijn huidige PW-uitkering. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verzoeker onvoldoende heeft aangetoond dat hij niet in staat is om (minimaal) 36 uur per week te werken, en dat zijn huidige afloscapaciteit mogelijk niet blijvend is. Bovendien heeft verzoeker aangegeven op zoek te zijn naar een goedkopere woning, wat zijn afloscapaciteit zou kunnen verbeteren.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de belangen van de weigerende schuldeisers zwaarder wegen dan die van verzoeker. Het verzoek om de schuldeisers te dwingen in te stemmen met de schuldregeling is afgewezen. De rechtbank zal in een aparte beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen. De uitspraak is gedaan door mr. B.J. Tideman, rechter, en is openbaar uitgesproken op 12 juni 2024.