ECLI:NL:RBROT:2024:6717

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
19 juli 2024
Zaaknummer
FT RK 24/374 en FT RK 24/375
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing gedwongen schuldregeling in faillissementszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 juni 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een gedwongen schuldregeling. Verzoeker, die in financiële problemen verkeert, heeft op 15 april 2024 een verzoek ingediend om één schuldeiser te bevelen in te stemmen met een door hem aangeboden schuldregeling. Deze regeling houdt in dat verzoeker 1,71% aan de preferente schuldeisers en 0,85% aan de concurrente schuldeisers zal betalen, tegen finale kwijting. Verzoeker heeft 27 schuldeisers, waarvan 26 instemden met de regeling, maar één schuldeiser weigerde. Deze schuldeiser, die een vordering van € 5.919,34 heeft, vond het aangeboden bedrag te laag en weigerde mee te werken aan de schuldregeling.

De rechtbank heeft de belangen van de schuldeiser afgewogen tegen die van verzoeker en de overige schuldeisers. De rechtbank concludeert dat de schuldeiser in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, gezien het geringe aandeel van haar vordering in de totale schuldenlast en het feit dat een ruime meerderheid van de schuldeisers akkoord is gegaan met de regeling. De rechtbank oordeelt dat de aangeboden regeling het uiterste is wat verzoeker kan bieden, gezien zijn financiële situatie en de inspanningen die hij heeft geleverd om zijn schulden aan te pakken.

De rechtbank heeft daarom het verzoek van verzoeker toegewezen en de schuldeiser bevolen in te stemmen met de schuldregeling. Tevens is de schuldeiser veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot, aangezien verzoeker niet door een advocaat is bijgestaan. Dit vonnis treedt in de plaats van de vrijwillige instemming van de schuldeisers, waardoor verzoeker kan voortgaan met het betalen van zijn schulden. Het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 12 juni 2024
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 15 april 2024, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om één schuldeiser, te weten:
- [schuldeiser].
die weigert mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Ter zitting van 5 juni 2024 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • I.S.K. van Daele, werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
  • S.N. Tilborg, werkzaam bij Oprails (hierna: beschermingsbewindvoerder);
  • M. Kluitmans en C. Steen-Kluitmans, beiden werkzaam bij [schuldeiser].
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift 27 schuldeisers, waarvan twee preferente en 25 concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 91.079,88 van verzoeker te vorderen.
Verzoeker heeft bij brief van 9 januari 2024 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 1,71% aan de preferente schuldeisers en 0,85% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond.
De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoeker is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van zijn Participatiewet-uitkering. Verzoeker is niet in staat om te werken, aangezien hij zich volledig richt op zijn persoonlijke ontwikkeling en het overwinnen van zijn verslaving. Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd.
Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn beschermingsbewindvoerder voldaan. Daarnaast is verzoeker sinds 12 mei 2023 in behandeling bij Antes om zijn verslaving onder controle te houden.
26 schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. [schuldeiser] stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 5.919,34 op verzoeker, welke 6,5% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

[schuldeiser] heeft ter zitting verklaard dat zij het aangeboden bedrag te laag vindt gezien de aanzienlijke inspanningen die zij heeft geleverd om verzoeker te laten betalen. Ondanks herhaalde beloftes van verzoeker dat hij zou gaan betalen, is er tot dusver geen enkele betaling ontvangen en heeft hij niets ondernomen om de schade te beperken. Hierdoor vindt [schuldeiser] het onrechtvaardig om genoegen te moeten nemen met het aangeboden bedrag.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van [schuldeiser] bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of [schuldeiser] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van [schuldeiser] een gering aandeel vormt in de totale schuldenlast van 6,5%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk 26 van de 27 schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker niet beschikt over betaald werk. Verzoeker is sinds 12 mei 2023 in behandeling bij Antes om zijn verslaving onder controle te houden en aan zichzelf te werken. Hierdoor is verzoeker door de gemeente ontheven van de arbeidsverplichtingen vanaf 22 mei 2024 tot en met 21 mei 2026. Voldoende aannemelijk is geworden dat hij in de komende jaren geen inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan zijn huidige inkomen. Daarnaast heeft verzoeker zich onder beschermingsbewind gesteld en is zijn financiële situatie stabiel.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoeker van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoeker zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden. Daar komt nog bij dat een eventuele bate voor de schuldeisers pas aan het einde van de schuldsaneringsregeling wordt uitgekeerd, terwijl de aangeboden regeling erin voorziet dat het aangeboden bedrag ineens en op korte termijn betaalbaar wordt gesteld.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoeker die vanuit een stabiele situatie zijn schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van [schuldeiser], die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om [schuldeiser] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
[schuldeiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoeker zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden en dat hij niet verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt [schuldeiser] om in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt [schuldeiser] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van
A.B.T. Fernandes Pedra, griffier, in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2024. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.