ECLI:NL:RBROT:2024:6716

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 juni 2024
Publicatiedatum
19 juli 2024
Zaaknummer
FT RK 24/268 en FT RK 24/269
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing gedwongen schuldregeling in faillissementszaak

Op 3 juni 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoekster die een schuldregeling heeft aangeboden aan haar schuldeisers. Verzoekster, die in totaal veertien schuldeisers heeft, heeft een schuld van € 31.889,62. In haar verzoekschrift heeft zij een regeling aangeboden waarbij zij 69,01% aan de preferente schuldeisers en 34,50% aan de concurrente schuldeisers zou betalen. Dertien van de veertien schuldeisers hebben ingestemd met deze regeling, maar [schuldeiser 1] heeft geweigerd. De rechtbank heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat de vordering van [schuldeiser 1] slechts 1,1% van de totale schuldenlast bedraagt. De rechtbank oordeelt dat de belangen van verzoekster en de andere schuldeisers zwaarder wegen dan die van [schuldeiser 1]. De rechtbank heeft daarom besloten om [schuldeiser 1] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling. Tevens is [schuldeiser 1] veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot, aangezien verzoekster niet door een advocaat is bijgestaan. De rechtbank heeft het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de gedwongen schuldregeling in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 3 juni 2024
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 27 maart 2024, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een aantal schuldeisers, te weten:
  • [schuldeiser 1];
  • [schuldeiser 2], in behandeling bij Direct Pay Services B.V.;
  • [schuldeiser 3], in behandeling bij Nijstad & Toonen Gerechtsdeurwaarders,
die weigeren mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
In de contacten met schuldhulpverlening heeft [schuldeiser 2] op 20 februari 2024 te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden regeling.
Nijstad & Toonen Gerechtsdeurwaarders heeft namens haar cliënt, [schuldeiser 3], voorafgaand aan de zitting, bij brief van 2 mei 2024, aan de rechtbank te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
Ter zitting van 27 mei 2024 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • de zus van verzoekster;
  • A. Bharatsingh, werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
  • D. Kaya, ook werkzaam bij Kredietbank Rotterdam;
  • D. Kok, werkzaam bij Kok Financiële Zorgverlening (hierna: beschermingsbewindvoerder).
De weigerende schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift veertien schuldeisers, waarvan één preferente en dertien concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 31.889,62 van verzoekster te vorderen. Verzoekster heeft bij brief van
11 januari 2024 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 69,01% aan de preferente schuldeisers en 34,50 % aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond.
De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De aangeboden regeling is gebaseerd op de afloscapaciteit die verzoekster heeft op basis van haar huidige dienstbetrekking. Verzoekster werkt 32 uur per week en heeft een arbeidscontract voor (on)bepaalde tijd. Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden door haar beschermingsbewindvoerder voldaan.
Dertien schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. [schuldeiser 1] stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 337,50 op verzoekster, welke 1,1% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft [schuldeiser 1] geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten schriftelijk of ter zitting toe te lichten. In de contacten met schuldhulpverlening heeft [schuldeiser 1] geen reden opgegeven voor haar weigering.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van [schuldeiser 1] bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of [schuldeiser 1] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van [schuldeiser 1] een gering aandeel vormt in de totale schuldenlast van 1,1%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk dertien van de veertien schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster beschikt over een baan waar zij 32 uur per week werkzaam is als Hospitality medewerker, op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Verzoekster heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij vanwege mentale klachten niet fulltime (36 uur per week) kan werken. Daarnaast heeft de beschermingsbewindvoerder ter zitting verklaard dat de financiële situatie van verzoekster stabiel is en er geen nieuwe schulden worden gemaakt.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Daar komt nog bij dat een eventuele bate voor de schuldeisers pas aan het einde van de schuldsaneringsregeling wordt uitgekeerd, terwijl de aangeboden regeling erin voorziet dat het aangeboden bedrag ineens en op korte termijn betaalbaar wordt gesteld.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van [schuldeiser 1], die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om [schuldeiser 1] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
[schuldeiser 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt [schuldeiser 1] om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt [schuldeiser 1] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.A. Cnossen, rechter, en in aanwezigheid van
A.B.T. Fernandes Pedra, griffier, in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2024. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.