Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
2.De feiten
3.De beoordeling
4.De beslissing
A.B.T. Fernandes Pedra, griffier, in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2024. [1]
Rechtbank Rotterdam
Op 4 april 2024 heeft verzoeker een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 27 mei 2024 is verzoeker gehoord. Verzoeker ontvangt inkomsten uit een PW-uitkering en heeft een schuldenlast van € 6.999,23. De rechtbank oordeelt dat het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling alleen kan worden toegewezen als verzoeker te goeder trouw is geweest met betrekking tot het ontstaan van zijn schulden in de drie jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift. De rechtbank constateert dat dit in het geval van verzoeker niet aannemelijk is. Een van de schulden betreft een fraudeschuld van € 2.564,37, ontstaan door WhatsApp-fraude, waarbij verzoeker geld heeft ontvangen dat hij niet heeft terugbetaald. Daarnaast heeft verzoeker schulden bij het CJIB wegens boetes voor zwartrijden, die eveneens niet te goeder trouw zijn ontstaan. De rechtbank concludeert dat verzoeker niet in staat zal zijn om de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling na te komen, mede gezien de zorgen van de schuldhulpverlener over de haalbaarheid van de regeling. Daarom wordt het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen. De rechtbank merkt op dat indien verzoeker zijn leven stabiliseert, een volgend verzoek mogelijk meer kans van slagen heeft.