ECLI:NL:RBROT:2024:6714

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 juni 2024
Publicatiedatum
19 juli 2024
Zaaknummer
FT RK 24/307
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens niet te goeder trouw ontstaan schulden

Op 4 april 2024 heeft verzoeker een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 27 mei 2024 is verzoeker gehoord. Verzoeker ontvangt inkomsten uit een PW-uitkering en heeft een schuldenlast van € 6.999,23. De rechtbank oordeelt dat het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling alleen kan worden toegewezen als verzoeker te goeder trouw is geweest met betrekking tot het ontstaan van zijn schulden in de drie jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift. De rechtbank constateert dat dit in het geval van verzoeker niet aannemelijk is. Een van de schulden betreft een fraudeschuld van € 2.564,37, ontstaan door WhatsApp-fraude, waarbij verzoeker geld heeft ontvangen dat hij niet heeft terugbetaald. Daarnaast heeft verzoeker schulden bij het CJIB wegens boetes voor zwartrijden, die eveneens niet te goeder trouw zijn ontstaan. De rechtbank concludeert dat verzoeker niet in staat zal zijn om de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling na te komen, mede gezien de zorgen van de schuldhulpverlener over de haalbaarheid van de regeling. Daarom wordt het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen. De rechtbank merkt op dat indien verzoeker zijn leven stabiliseert, een volgend verzoek mogelijk meer kans van slagen heeft.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
afwijzing toepassing schuldsaneringsregeling
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 3 juni 2024
[verzoeker],
[adres]
[woonplaats],
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 4 april 2024 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker is gehoord ter terechtzitting van 27 mei 2024.

2.De feiten

Verzoeker ontvangt inkomsten uit PW-uitkering. De schuldenlast bedraagt volgens de verklaring als bedoeld in artikel 285 Faillissementswet € 6.999,23.

3.De beoordeling

Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als voldoende aannemelijk is dat verzoeker ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de drie jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest en dat hij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. De rechtbank oordeelt dat het één noch het ander in het voorliggende geval aannemelijk is.
Op de schuldenlijst van verzoeker staat een fraudeschuld aan [naam] van € 2.564,37, die is ontstaan op 10 november 2022. [naam] werd op die datum slachtoffer van WhatsApp-fraude, nu hij via WhatsApp een bericht ontving van iemand die zich voordeed als zijn zoon en hij aan die persoon een geldbedrag heeft overgemaakt. Later bleek dat dit niet zijn zoon was en dat hij geld had overgemaakt naar de bankrekening van verzoeker. Verzoeker heeft verklaard dat hij het geld niet heeft ontvangen en dat hij aangifte heeft gedaan wegens misbruik van zijn rekeningnummer. Verzoeker heeft geen bewijsstukken laten zien om dit aannemelijk te maken. Het valt verzoeker, bij deze stand van zaken, te verwijten dat hij het bedrag waarop geen recht bestond, heeft ontvangen en niet heeft terugbetaald. Aldus is deze schuld niet te goeder trouw ontstaan althans onbetaald gelaten.
Verzoeker heeft ook schulden bij het CJIB. Ter zitting heeft verzoeker verklaard dat deze schulden betrekking hebben op boetes wegens het zwartrijden in het openbaar vervoer, ontstaan in 2023. Deze schulden zijn naar hun aard niet te goeder trouw ontstaan.
Daarnaast moet voldoende aannemelijk zijn dat verzoeker de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. De rechtbank oordeelt dat dit in het voorliggende geval niet aannemelijk is. Ter zitting heeft de schuldhulpverlener verklaard dat hij niet verwacht dat verzoeker de wettelijke schuldsaneringsregeling vol zal houden en dat er een tussentijdse beëindiging dreigt nu de wettelijke schuldsaneringsregeling verplichtingen kent waar verzoeker zeer waarschijnlijk niet aan kan voldoen. Het ingestelde beschermingsbewind verloopt moeizaam. Verzoeker heeft meerdere malen geld ontvangen van derden op zijn leefgeldrekening waarvan niet duidelijk is waarop die betalingen zien. De beschermingsbewindvoerder heeft hierdoor de leefgeldrekening van verzoeker moeten blokkeren. Verzoeker heeft daarnaast recent nieuwe schulden gemaakt, te weten de hiervoor genoemde boetes vanwege zwartrijden. Schuldhulpverlening vreest dat ook in de toekomst nieuwe schulden zullen ontstaan.
De rechtbank is van oordeel dat gelet hierop gevreesd moet worden dat verzoeker de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet naar behoren zal kunnen nakomen.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal daarom worden afgewezen.
Indien het leven van verzoeker zich (verder) stabiliseert zal een volgend verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling mogelijk meer kans van slagen hebben.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat dit niet betekent dat er geen andere feiten of omstandigheden zijn die eveneens tot afwijzing van het verzoek dienen te leiden.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.A. Cnossen, rechter, en in aanwezigheid van
A.B.T. Fernandes Pedra, griffier, in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2024. [1]