4.7.De rechtbank stelt vast dat het debat naar aanleiding van deze stukken nog niet voldoende is gevoerd en/of niet op alle punten duidelijkheid heeft gebracht. Hierna zal de rechtbank (onder a-e) beschrijven wat zij vooralsnog afleidt uit het historisch overzicht in combinatie met de spreekaantekeningen, met daarbij een aantal opmerkingen. Die beschrijving – en dus niet alle teksten bij de foto’s en kaartjes – merkt de rechtbank aan als aan het historisch overzicht te ontlenen stellingen van [eiser] . Partijen zullen vervolgens voor een nader debat in de gelegenheid worden gesteld een conclusie na tussenvonnis respectievelijk antwoordconclusie (in conventie en in reconventie) in te dienen.
a. a) Sinds 1947 heeft een erfdienstbaarheid van voetpad bestaan met als dienend erf (na correcties en vernummering) het [perceel 3] (nu: [gedaagde] ) en als heersend erf [perceel 4] (nu: deels [eiser] ). [eiser] stelt dat [perceel 4] op dat moment een door [naam 1] ‘in bezit genomen oppervlakte’ van 254 m2 had.
b) In 1961 is vanwege dat (vanaf 1931 bestaande) bezit door [naam 1] als gevolg van bevrijdende verjaring na 30 jaar een deel van dienend erf [perceel 3] (tuin) in eigendom gekomen bij het heersend erf. [eiser] gaat er van uit dat de erfdienstbaarheid toen door vermenging teniet is gegaan.
c) In 1965 is [perceel 4] gesplitst in twee delen: [perceel 1] en [perceel 5] , waarbij aan [perceel 1] ( [adres 1] ) ten onrechte de genoemde tuin niet is toegevoegd; als de tuin wel wordt meegerekend heeft perceel [perceel 1] een oppervlakte van 110 m2.
Opmerking rechtbank: Uit het als ‘kadastrale kaart uit 1965’ overgelegde fragment van een kaart, met daarop de aanduidingen [perceel 1] en [perceel 5] , kan de rechtbank niet afleiden dat deze in 1965 is geproduceerd. Niet duidelijk is wat de aanleiding tot deze splitsing is geweest. Mogelijk ziet dit op de stelling in de spreekaantekeningen namens [eiser] dat [perceel 4] in 1967 is verkocht aan [naam 2] en vervolgens is gesplitst in perceel [perceel 1] (126 m2) en [perceel 5] (128 m2). Stukken die daarop betrekking hebben zijn niet overgelegd; de rechtbank kan het voorgaande dan ook niet aan de hand van stukken beoordelen en niet vaststellen of daarin iets is opgenomen over een erfdienstbaarheid.
d) De inbezitneming door [naam 1] van het hele perceel tot aan de brandgang blijkt vervolgens uit de akte van levering van 31 maart 1969 door [naam 2] aan [naam 3] , gelet op de daarin genoemde oppervlakte van ongeveer 110 m2 van het perceel [adres 1] .
Opmerking rechtbank: In deze akte is het perceel aangeduid als een deel van ongeveer 110 m2 van [perceel 4] dat als geheel 221 m2 is (productie I).
e) Volgens de terug-berekening in productie D (p.34) heeft het perceel van [eiser] inclusief de strook grond van circa 9 m2 een oppervlakte van 93 m2, zonder de strook grond een oppervlakte 84 m2.
Productie F – een digitale meting van maten op een luchtfoto – geeft vervolgens ook aan dat het perceel van [eiser] inclusief de strook grond 93 m2 is. Inclusief de 17 m2 die als tuin bij het perceel van [gedaagde] zijn gevoegd, zou het perceel van [eiser] een oppervlakte van 110 m2 hebben.