ECLI:NL:RBROT:2024:6701

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
FT RK 24/507
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing gedwongen schuldenregeling in faillissementszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 juli 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een gedwongen schuldenregeling. Verzoeker, die 100% arbeidsongeschikt is verklaard, heeft op 2 mei 2024 een verzoek ingediend om twee schuldeisers, waaronder Total Tankstation Baris, te bevelen in te stemmen met een aangeboden schuldregeling. Deze regeling voorziet in een betaling van 44,08% aan de preferente schuldeisers en 22,04% aan de concurrente schuldeisers. Tien van de elf schuldeisers hebben ingestemd met de regeling, maar Total heeft geweigerd, stellende dat de schuld niet te goeder trouw is ontstaan en dat zij slachtoffer is van opzettelijk wederrechtelijk handelen door verzoeker.

De rechtbank heeft de belangen van Total afgewogen tegen die van verzoeker en de overige schuldeisers. De rechtbank concludeert dat de vordering van Total slechts 1,93% van de totale schuldenlast bedraagt en dat de meerderheid van de schuldeisers akkoord is gegaan met de regeling. Bovendien is het voorstel goed gedocumenteerd en getoetst door een onafhankelijke partij, Stroomopwaarts. De rechtbank oordeelt dat de aangeboden regeling het uiterste is wat verzoeker kan bieden, gezien zijn financiële situatie en de kosten die een wettelijke schuldsaneringsregeling met zich mee zou brengen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om Total te bevelen in te stemmen met de schuldregeling en haar te veroordelen in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot. Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen, en de rechtbank heeft bepaald dat het vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 11 juli 2024
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 2 mei 2024, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om twee schuldeisers, te weten:
  • Total Tankstation Baris, hierna aangeduid als Total;
  • Stellantis, voorheen genaamd PSA financial service;
die weigeren mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
LAVG TankCollect heeft namens Total Tankstation Baris voorafgaand aan de zitting op 28 juni 2024 een verweerschrift toegezonden.
Stellantis heeft voorafgaande aan de zitting, bij e-mail van 25 juni 2024 aan de rechtbank te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
Ter zitting van 3 juli 2024 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw [persoon A] , werkzaam bij Stroomopwaarts (hierna: schuldhulpverlening);
De weigerende schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift elf schuldeisers, waarvan één preferente en tien concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 27.579,17 van verzoeker te vorderen. Verzoeker heeft bij brief van 25 januri 2024 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 44,08 % aan de preferente schuldeisers en 22,04 % aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. Bij brief van 5 februari 2024 is het aanbod herzien en heeft verzoeker een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 43,07 % aan de preferente schuldeisers en 21,54 % aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond.
De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoeker is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van zijn Ziektewetuitkering. Verzoeker is voor 100 % arbeidsongeschikt verklaard. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn budgetbeheerder voldaan.
Tien schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Total stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 532,41 op verzoeker, welke 1,93 % van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

In haar verweerschrift heeft Total gesteld dat de schuld ontstaan door tanken zonder te betalen door verzoeker, niet te goeder trouw is ontstaan en dat zij te allen tijde bereid is geweest om een acceptabel betalingsplan op te stellen. Van toelating van verzoeker tot de schuldsaneringsregeling kan in de visie van Total Baris geen sprake zijn. Daarnaast stelt zij dat de schulden zijn ontstaan door de verslavingsproblematiek en dat niet is onderbouwd dat verzoeker inmiddels clean is. Ook heeft zij aangevoerd dat zij slachtoffer is geworden van het opzettelijk wederrechtelijk wegnemen van brandstof en dat door het akkoord gaan met het aanbod er een verkeerd beeld zou worden afgegeven aan de maatschappij, namelijk dat diefstal loont. Total Baris is tenslotte van mening dat toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling een beter vooruitzicht geeft voor schuldeisers dan het huidige aanbod.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Total bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Total in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van Total een gering aandeel vormt in de totale schuldenlast van 1,93 %.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk tien van de elf schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Stroomopwaarts. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker niet beschikt over betaald werk. Ter zitting is voldoende aannemelijk is geworden dat hij in de komende jaren (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt zal blijven en geen inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan zijn huidige inkomen. Door schuldhulpverlening is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoeker het maximale ten behoeve van zijn schuldeisers zal afdragen, is voldaan. Verzoeker staat onder bewind. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoeker van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoeker zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoeker die vanuit een stabiele situatie zijn schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van Total die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om Total te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
Total zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoeker zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden en dat hij niet verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt Total Tankstation Baris om in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt Total tankstation Baris in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van mr. C.D. Jonker, griffier, in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2024. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.