ECLI:NL:RBROT:2024:6700

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
FT RK 24/296 en FT RK 24/297
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing gedwongen schuldenregeling in faillissementszaak

Op 11 juli 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een gedwongen schuldenregeling. Verzoekster, die in financiële problemen verkeert, had op 3 april 2024 een verzoek ingediend om een schuldsaneringsregeling toe te passen, waarbij zij een schuldregeling aan haar schuldeisers had aangeboden. De schuldeisers, waaronder Enviem Retail Nederland B.V., weigerden echter in te stemmen met deze regeling. Enviem had een vordering van € 66,41, wat slechts 0,1% van de totale schuldenlast van verzoekster vertegenwoordigde. De rechtbank moest beoordelen of Enviem in redelijkheid kon weigeren in te stemmen met de schuldregeling, gezien het feit dat 29 van de 30 schuldeisers wel akkoord gingen.

De rechtbank overwoog dat het belang van Enviem bij de weigering van de regeling niet opwoog tegen de belangen van verzoekster en de overige schuldeisers. De rechtbank stelde vast dat de aangeboden regeling goed gedocumenteerd was en dat verzoekster, die geen betaald werk had, niet in staat was om meer te bieden. De rechtbank concludeerde dat de aangeboden regeling het uiterste was wat verzoekster kon doen en dat de schuldeisers beter af zouden zijn met deze regeling dan met een wettelijke schuldsaneringsregeling, die aanzienlijke kosten met zich zou meebrengen.

Daarom heeft de rechtbank Enviem bevolen in te stemmen met de schuldregeling en de kosten van de procedure aan Enviem opgelegd, begroot op nihil. De rechtbank verklaarde dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers en wees het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. B.J. Tideman, rechter, in aanwezigheid van mr. C.D. Jonker, griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer 1] – [nummer 2]
uitspraakdatum: 11 juli 2024
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 3 april 2024, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een schuldeiser, te weten:
- Intrum Nederland B.V.,
die weigert mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
LAVG TankCollect heeft voorafgaande aan de zitting, bij brief van 28 juni 2024, een verweerschrift toegezonden waaruit blijkt dat het verzoek zoals dat is gedaan aan LAVG TankCollect kennelijk een onjuiste naam van de schuldeiser vermeldde, maar aan de hand van het kenmerk en de hoogte van het bedrag heeft LAVG Tankcollect vastgesteld dat het een vordering betreft van Enviem Retail Nederland B.V., gevestigd te Harderwijk en o.a. h.o.d.n. Gulf Vaanweg. LAVG TankCollect heeft namens Enviem Retail Nederland laten weten het verzoekschrift om proces economische redenen als aan haar gericht te beschouwen.
De weigerende schuldeiser is niet op juiste wijze opgeroepen, maar was derhalve wel op de hoogte van de zitting. Dit blijkt uit het feit dat zij schriftelijk verweer hebben gevoerd en in dat verweerschrift hebben aangegeven om proceseconomische redenen niet ter zitting te zullen verschijnen.
Ter zitting van 3 juli 2024 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • mevrouw [persoon A] , werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam, (hierna: schuldhulpverlening).
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift dertig schuldeisers, waarvan twee preferente en achtentwintig concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 53.200,39 van verzoekster te vorderen. Verzoekster heeft bij brief van 11 oktober 2023 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 11,54 % aan de preferente schuldeisers en 5,77 % aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoekster is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van haar Ziektewet-uitkering. Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar budgetbeheerder voldaan.
Negenentwintig schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Enviem stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 66,41 op verzoekster, welke 0,1 % van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

In haar verweerschrift stelt LAVG TankCollect namens Enviem dat het aangeboden akkoord is gedaan aan een verkeerde rechtspersoon, te weten Intrum Nederland B.V. voorheen Lindorff, maar aan de hand van het kenmerk en de hoogte van het bedrag heeft LAVG Tankcollect vastgesteld dat het een vordering betreft van Enviem Retail Nederland B.V., gevestigd te Harderwijk (en o.a. h.o.d.n. Gulf Vaanweg). LAVG TankCollect heeft namens Enviem laten weten het verzoekschrift om proces economische redenen als aan haar gericht te beschouwen. Daarnaast stelt Enviem dat verzoekster zich recent brandstof heeft toegeëigend zonder daarvoor te betalen en dat de vordering om deze reden te kwader trouw is ontstaan. Enviem stelt vervolgens dat ondanks dat haar vordering slechts een gering deel van de totale schuldenlast uitmaakt, dit geen reden is waarom zij in redelijkheid het aangeboden akkoord niet heeft kunnen weigeren. Tenslotte stelt Enviem dat er bij het aanbod van het saneringskrediet geen rekening is gehouden met eventuele toekomstige positieve resultaten/opbrengsten en daarom niet het juiste middel zou zijn om een aanbod in te dienen. Hierdoor zou niet het maximaal haalbare aan de schuldeisers zijn aangeboden.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Enviem bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Enviem in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van Enviem een gering aandeel vormt in de totale schuldenlast van 0,1 %. Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk negenentwintig van de dertig schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan. De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster niet beschikt over betaald werk. Voldoende aannemelijk is geworden dat zij in de komende jaren geen inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan haar huidige inkomen. Door schuldhulpverlening is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoekster het maximale ten behoeve van haar schuldeisers zal afdragen, is voldaan. Verzoekster zit in budgetbeheer. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden. Daar komt nog bij dat een eventuele bate voor de schuldeisers pas aan het einde van de schuldsaneringsregeling wordt uitgekeerd, terwijl de aangeboden regeling erin voorziet dat het aangeboden bedrag ineens en op korte termijn betaalbaar wordt gesteld. Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van Enviem die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om Enviem te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
Enviem zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt Enviem om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt Enviem in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van
mr. C.D. Jonker, griffier, in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2024. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.