“Op 16 juni 2021 waren de verdachte en de aangeefster (...) samen in de woning van de verdachte. In de slaapkamer van de verdachte vond [verzoekster] een BB-gun in een zak van een jas, waarna [verzoekster] deze uit de jaszak haalde en aan de verdachte gaf. De verdachte is vervolgens daarmee gaan spelen en had de BB-gun in haar hand, toen zij ineens zag dat [verzoekster] op de grond viel.
[verzoekster] werd door een kogel uit de BB-gun geraakt in haar linkeroog.
Toen de politie ter plaatse kwam en [verzoekster] aantrof, verklaarde zij: “Ik ben in mijn oog geschoten. Het was een ongeluk.” Door de kogel is [verzoekster] blijvend blind aan haar linkeroog.
(…)
Naar het oordeel van het hof zijn de resultaten van het politieonderzoek onvoldoende om aan de hand daarvan met de voor een bewezenverklaring vereiste mate van nauwkeurigheid te kunnen vaststellen wat zich in de slaapkamer van de verdachte precies heeft afgespeeld, nadat de aangeefster de BB-gun uit de jaszak had gehaald. Weliswaar heeft de aangeefster verklaard dat de verdachte de BB-gun op haar had gericht op een afstand van ongeveer 40 centimeter van haar gezicht, maar deze verklaring
vindt verder geen steun in het dossier. Daarbij komt dat de aangeefster deze verklaring niet meteen na het incident, maar eerst op 29 juni 2021, dus bijna 2 weken later, heeft afgelegd, terwijl zij, toen de politie kort na het incident ter plaatse kwam, heeft gezegd dat het een ongeluk was. De politie heeft voorts geen onderzoek laten doen aan de BB-gun en naar het functioneren daarvan, wat ook niet meer mogelijk is nu de BB-gun is vernietigd. Daardoor is op grond van het dossier bijvoorbeeld niet uit te sluiten dat de BB-gun kon afgaan door iets anders dan enkel door het overhalen van de trekker. Dat klemt te meer, nu de BB-gun niet was voorzien van een CE-keurmerk waarmee wordt aangegeven dat
producten met een verhoogd veiligheidsrisico, zoals een BB-gun, voldoen aan de eisen die de Europese Unie stelt op het gebied van veiligheid. De conclusie is dan ook dat het hof niet kan vaststellen of, en zo ja, welke handelingen door de verdachte zijn verricht waardoor de BB-gun is afgegaan. Het causaal verband tussen enig handelen van de verdachte en het ontstane letsel kan
daarom niet (meer) worden vastgesteld. Gelet hierop kan naar het oordeel van het hof niet buiten gerede twijfel worden vastgesteld dat de verdachte schuld in strafrechtelijke zin heeft gehad aan het veroorzaakte letsel.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen
aan de verdachte onder 1 meer subsidiair is tenlastegelegd (opzettelijk zwaar lichamelijk letsel door schuld als bedoeld in artikel 308 van het Wetboek van Strafrecht, toevoeging rb), zodat de verdachte ook daarvan behoort te worden vrijgesproken.”