In deze zaak heeft eiser zich bij de Belastingdienst gemeld voor een herbeoordeling van het recht op kinderopvangtoeslag over de jaren 2013 tot en met 2016. Na het indienen van een bezwaarschrift tegen een besluit van 17 februari 2023, heeft eiser beroep ingesteld wegens het uitblijven van een beslissing op het bezwaar. De rechtbank heeft het beroep op 8 februari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van verweerder aanwezig waren.
De rechtbank constateert dat de termijn voor het nemen van een beslissing op het bezwaar is overschreden. Eiser heeft verweerder in gebreke gesteld, maar er is geen beslissing genomen. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en dat verweerder binnen zes weken na de uitspraak een beslissing op bezwaar moet nemen. Tevens wordt verweerder verplicht een dwangsom van € 100,- per dag te betalen voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
De rechtbank wijst erop dat het beroep gegrond is en dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 50,- moet vergoeden. Daarnaast worden de proceskosten van eiser vastgesteld op € 875,-. De uitspraak is gedaan door mr. N. Boonstra en is openbaar uitgesproken op 21 maart 2024.