ECLI:NL:RBROT:2024:6680

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
10-088839-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en zware mishandeling door inrijden op verbalisanten tijdens politieachtervolging

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 5 juli 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. De verdachte heeft op 13 maart 2024 in Rotterdam een politieachtervolging ontketend door met hoge snelheid in de richting van verbalisanten te rijden. Tijdens de achtervolging negeerde de verdachte stoptekens en reed zij door rood licht, wat leidde tot levensgevaarlijke situaties voor andere weggebruikers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de verbalisanten, en dat zij zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd de verdachte een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor 6 maanden opgelegd. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar eerdere veroordelingen en het gebruik van lachgas tijdens de achtervolging.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-088839-24
Datum uitspraak: 5 juli 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
[detentieadres],
raadsman mr. C.Y. Kekik, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 juni 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Kruit heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag, de onder 2 primair impliciet ten laste gelegde poging tot zware mishandeling en de onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden als door de reclassering geadviseerd;
  • veroordeling van de verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 18 maanden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 2 primair: poging tot doodslag
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de onder 2 primair ten laste gelegde poging tot doodslag niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 2 primair impliciet: poging tot zware mishandeling
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 2 primair impliciet ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte geen opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, ook niet in voorwaardelijke zin. De verdachte is vanuit stilstand weggereden van de controle terwijl de verbalisant zich aan de zijkant van de auto bevond. Gelet daarop valt niet vast te stellen dat er een aanmerkelijke kans was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
4.2.2.
Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte op 13 maart 2024 op de Linker Rottekade in Rotterdam werd gecontroleerd door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]. Terwijl zij bezig waren met deze controle heeft de verdachte de motor van haar auto gestart, is zij naar achteren gereden en is zij vervolgens weggereden. De verdachte heeft hierover verklaard dat zij wilde ontkomen aan de controle omdat zij onder invloed was, lachgas in haar auto had liggen en die dag een afspraak had bij het CBR om haar rijbewijs terug te krijgen. Uit de verklaring van verbalisant [verbalisant 1] volgt dat zij aan de bijrijderskant van de auto stond toen de verdachte opeens naar achteren reed en vervolgens in haar richting naar voren reed. Zij hoorde dat het voertuig van de verdachte hierbij veel toeren maakte en zij zag dat de verdachte haar aankeek. Om niet door de auto geraakt te worden, is zij anderhalve meter achteruit gesprongen. Verbalisant [verbalisant 2] verklaart hierover dat de verdachte met verhoogde snelheid wegreed over de stoep en het gras en hierbij rakelings langs [verbalisant 1] reed.
De vraag is of de verdachte opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Dat de verdachte met die reden willens en wetens is ingereden op de agent kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld. Wel wordt geoordeeld dat sprake is geweest van voorwaardelijk opzet. Van voorwaardelijk opzet op zwaar lichamelijk letsel is sprake als de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zou optreden en zij deze kans vervolgens ten tijde van de gedraging op de koop toe heeft genomen. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. In dit verband neemt de rechtbank in haar overweging mee dat bepaalde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg, dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard. Naar algemene ervaringsregels levert een aanrijding met een persoon door een personenauto een aanmerkelijke kans op dat die persoon daarbij zwaar lichamelijk letsel oploopt. Het kan niet anders zijn dan dat ook de verdachte zich van deze kans bewust is geweest. Desondanks is zij toch plotseling hard weggereden in de richting van de verbalisant die zich op korte afstand van haar auto bevond. Als de verbalisant niet aan de kant was gesprongen, zou zij door de auto van de verdachte zijn geraakt. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel ook bewust heeft aanvaard. De rechtbank acht daarom voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij de verbalisant en daarmee de poging tot zware mishandeling bewezen. Geconcludeerd wordt dan ook dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2 primair impliciet ten laste gelegde poging tot zware mishandeling van de verbalisant [verbalisant 1].
4.3.
Bewijswaardering feit 1 primair: poging tot doodslag
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte geen opzet had op de dood van de verbalisant, ook niet in voorwaardelijke zin. Op grond van het dossier kan niet vastgesteld worden dat sprake was van een aanmerkelijke kans dat de verbalisant zou overlijden als hij door de verdachte geraakt zou zijn. Bovendien kan niet worden bewezen dat de verdachte de kans op het overlijden van de verbalisanten bewust heeft aanvaard.
4.3.2.
Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] zich op de Kerkhoflaan bevonden toen de verdachte wegreed van de controle. Zij waren op dat moment zelf bezig met een controle waardoor er nog maar één rijbaan vrij was. Verbalisant [verbalisant 3] zag het voertuig van de verdachte aankomen, is op de vrije rijbaan gaan staan en heeft de verdachte een stopteken gegeven. Uit de verklaring van de verbalisant volgt dat de verdachte recht op hem afreed en hem hierbij aankeek. Op het moment dat de verdachte op 50 meter afstand was, begon zij te versnellen, waardoor de verbalisant achter zijn dienstvoertuig moest springen om niet door de verdachte geraakt te worden. De verdachte heeft hierover zelf verklaard dat zij niet gestopt is omdat zij weg moest zien te komen van de politie. De snelheid waarmee de verdachte op dat moment reed is niet vastgesteld. De verbalisant geeft echter aan dat de auto van de verdachte hoge toeren maakte en dat hij een zeer sterke rijwind voelde toen het voertuig langs hem reed. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat de verdachte met een hoge snelheid op verbalisant [verbalisant 3] afreed. Dit past ook in het beeld dat verder volgt uit het dossier, namelijk dat de verdachte op enig moment met een snelheid van 90 kilometer per uur reed en verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte (voorwaardelijk) opzet op de dood van de verbalisant. Doordat de verdachte met een hoge snelheid op de verbalisant is afgereden, die op dat moment op de rijbaan stond en een stopteken gaf, was er een aanmerkelijke kans dat de verbalisant door de verdachte zou worden aangereden. Zij reed specifiek richting de verbalisant en kon doordat er nog maar één rijbaan vrij was ook nergens anders heen. Naar algemene ervaringsregels brengt een dergelijke aanrijding van een persoon door een personenauto met een hoge snelheid een aanmerkelijke kans met zich dat deze persoon dodelijk letsel oploopt. Het kan niet anders zijn dan dat ook de verdachte zich van deze kans bewust is geweest. Desondanks is de verdachte met een hoge snelheid doorgereden in de richting van de verbalisant. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dodelijk letsel bewust heeft aanvaard. De rechtbank acht daarom voorwaardelijk opzet op de dood van de verbalisant en daarmee poging tot doodslag bewezen. Geconcludeerd wordt dan ook dat dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag op de verbalisant [verbalisant 3].
4.4.
Bewijswaardering feiten 3 en 4: artikelen 5a en 7 Wegenverkeerswet 1994
4.4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.4.2.
Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen volgt dat er, na de hiervoor genoemde pogingen om de verdachte te stoppen, een achtervolging heeft plaatsgevonden. Tijdens deze achtervolging heeft de verdachte onder meer stoptekens genegeerd, is zij door afzettingen heen gereden en heeft zij andere voertuigen links en rechts ingehaald door over de grasberm te rijden. Ook is zij met hoge snelheden door rood gereden op drukke kruispunten waardoor andere voertuigen een noodstop moesten maken om de auto van de verdachte te ontwijken. Hierbij is de verdachte op het Capelseplein in Capelle aan den IJssel tegen het voertuig van de zwangere aangeefster Heck aangereden, die daarbij schade heeft opgelopen. Na deze botsing heeft de verdachte de plaats van het ongeval verlaten. Ondanks dat verschillende verbalisanten hebben geprobeerd de verdachte tot stilstand te brengen door een tactische botsing uit te voeren, bleef zij doorrijden. Uiteindelijk is de verdachte door een voetgangerstunnel gereden en de Algerabrug opgereden waar zij, nadat ze een fietspad en een busbaan gekruist heeft, klem gereden is door meerdere politieauto’s. De verbalisanten hebben waargenomen dat de verdachte tijdens de achtervolging lachgas gebruikte . Uit later onderzoek is gebleken dat het rijbewijs van de verdachte ten tijde van de achtervolging ongeldig was. De verdachte heeft verklaard dat zij zich door het lachgasgebruik niet alles meer van de achtervolging kan herinneren. De ten laste gelegde gedragingen die zij zich nog wel kan herinneren heeft zij bekend. De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen alle onder 3 en 4 ten laste gelegde feitelijke handelingen bewezen. De verdachte heeft door deze gedragingen de verkeersregels in ernstige mate opzettelijk geschonden en daarmee levensgevaar of gevaar voor lichamelijk letsel voor anderen veroorzaakt. Geconcludeerd wordt dat de verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan de onder 3 en 4 ten laste gelegde overtredingen van respectievelijk de artikelen 5a en 7 Wegenverkeerswet 1994.
4.5.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 5: overtreding artikel 8 WVW
Het onder 5 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.6.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair impliciet, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, op die wijze dat:
1
zij op 13 maart 2024 te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [verbalisant 3] opzettelijk van het leven te beroven, - met een door haar, verdachte, bestuurde personenauto (met kenteken [kenteken]) met een hoge snelheid in de richting van die [verbalisant 3] is gereden en
isblijven rijden en- haar snelheid is blijven verhogen en daarbij een met handgebaren stopteken gegeven door die [verbalisant 3] heeft genegeerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
zij op 13 maart 2024 te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [verbalisant 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- met een door haar, verdachte, bestuurde personenauto (met kenteken [kenteken]) achteruit heeft gereden en vervolgens vooruit heeft gereden en daarbij in de richting van die [verbalisant 1] is gereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
zij op 13 maart 2024 te Rotterdam en Capelle aan den IJssel als bestuurder van een voertuig (personenauto met kenteken [kenteken]), daarmee rijdende op de weg, te weten onder andere de Linker Rottekade en de Bosdreef en de Hoofdweg en de Prins Alexanderlaan en het Capelseplein en de Algeraweg en de Algerabrug, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door onder andere
- meermalen met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid, althans met een gelet op de omstandigheden te hoge snelheid, te rijden en
- meermalen een rood licht te negeren en
- door een voetgangerstunnel te rijden en
- meermalen door de grasberm te rijden en daarbij meerdere auto’s in te halen en
- over een betonnen rand te rijden en vervolgens over de busbaan te rijden en daarbij een of meerdere auto’s in te halen en
- een afgesloten weg in te rijden en daarbij meerdere borden omver te rijden en
- meerdere door verbalisanten gegeven stoptekens te negeren en
- meermalen op één politieauto in te rijden en/daarbij te botsen en
- meermalen door te rijden nadat geprobeerd was verdachte tot stilstand te brengen na een tactische botsing en
- terwijl verdachte onder invloed van lachgas verkeerde en door lachgas te gebruiken tijdens het rijden en
- terwijl het rijbewijs van verdachte ongeldig was verklaard,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
4
zij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging zij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Capelle aan den IJssel op/aan het Capelseplein, op 13 maart 2024 de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
terwijl bij dat ongeval, naar zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [naam]) schade was toegebracht;
5
zij op 13 maart 2024 te Rotterdam en Capelle aan den IJssel
als bestuurder van een voertuig, (personenauto met kenteken [kenteken]), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl
zij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten lachgas (distikstofoxide), waarvan
zij wist , dat het gebruik daarvan de rijvaardigheid kon verminderen, dat
zij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.poging tot doodslag

2.poging tot zware mishandeling

eendaadse samenloop van:

3. overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994

en

5. overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994

4.overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich in een poging aan de politie te ontkomen schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op en een poging tot zware mishandeling van politieagenten door op hen in te rijden. Vervolgens heeft de verdachte zich tijdens een achtervolging schuldig gemaakt aan zeer gevaarlijk rijgedrag. Dit door onder meer, terwijl zij lachgas aan het gebruiken was en geen geldig rijbewijs had, voertuigen links en rechts in te halen en met hoge snelheid op drukke kruisingen door rood te rijden. Daarbij heeft zij ook daadwerkelijk een voertuig met daarin een zwangere vrouw geraakt. De politie heeft meerdere pogingen gedaan om de verdachte te stoppen, maar pas toen zij door meerdere politieauto’s werd klemgereden kwam zij tot stilstand. Het handelen van de verdachte heeft levensgevaarlijke situaties opgeleverd. De verdachte heeft haar eigen belang om zich aan haar aanhouding te onttrekken laten prevaleren boven de lichamelijke integriteit van de verbalisanten en de veiligheid van andere weggebruikers. Dit rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 juni 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor overtreding van de Wegenverkeerswet 1994.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 19 juni 2024. Dit rapport houdt onder in dat de reclassering een patroon van verkeersdelicten ziet, deels in combinatie met drugsgebruik (lachgas). Het middelengebruik van de verdachte is een direct delictgerelateerde factor. Ondanks dat de verdachte sinds eind vorig jaar onder behandeling is bij Antes, is ze teruggevallen in lachgasgebruik. De reclassering ziet een meerwaarde in het middels een reclasseringstoezicht verder controleren en daarmee bestendigen van de behandeling. Middels diagnostiek kan tevens onderzocht worden of er psychosociale problemen spelen die eveneens behandeling behoeven. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd. Omdat de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Door de verdediging is verzocht de duur van het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf te beperken tot de duur van het voorarrest. De rechtbank ziet daarvoor geen ruimte vanwege de aard, de omvang en de ernst van de feiten. Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen gevangenisstraf in combinatie met een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.Vorderingen benadeelde partijen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle vorderingen dienen te worden toegewezen.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, maar heeft wel opgemerkt dat de meerwaarde van de auto die door de benadeelde partij [benadeelde partij 3] gevorderd wordt niet aangemerkt kan worden als rechtstreeks gevolg van het onder 4 ten laste gelegde feit.
8.3.
Beoordeling
8.3.1.
Vordering benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 1] ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 600,= aan immateriële schade. Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 600,=, zodat de vordering zal worden toegewezen. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 13 maart 2024. Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3.2.
Vordering benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 2] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 600,= aan immateriële schade. Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 600,=, zodat de vordering zal worden toegewezen. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 13 maart 2024. Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3.3.
Vordering benadeelde partij Nationale Politie Eenheid Rotterdam
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd Nationale Politie Eenheid Rotterdam ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 7.340,14 aan materiële schade die ziet op de schade aan een politievoertuig. Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding is genoegzaam onderbouwd en door de verdachte niet voldoende gemotiveerd weersproken. Het gevorderde bedrag voor de reparatiekosten van de politieauto is echter inclusief BTW, terwijl de benadeelde partij, als bedrijf, de BTW kan verrekenen. Dit maakt dat de vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van € 6.066,23. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 13 maart 2024. De vordering zal voor het overige deel (de BTW) worden afgewezen. Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3.4.
Vordering benadeelde partij [benadeelde partij 3]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij 3] ter zake van het onder 4 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.790,= aan materiële schade. Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Door de verzekeraar is aan de benadeelde partij een bedrag van € 7000, = uitgekeerd. De meerwaarde ten bedrage van € 1.790,= van de nieuw aan te schaffen auto is voor rekening van de benadeelde partij gekomen. Gelet op de toelichting van de benadeelde partij en nu het een gelijkwaardige auto betreft, acht de rechtbank het billijk dat deze schade voor vergoeding in aanmerking komt. De gevorderde schadevergoeding is genoegzaam onderbouwd en door de verdachte niet voldoende gemotiveerd weersproken. De vordering zal daarom worden toegewezen. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 13 maart 2024. Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] worden integraal toegewezen. De rechtbank bepaalt dat de te vergoeden bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. Tevens wordt de oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f passend en geboden geacht. De vordering van de benadeelde partij Nationale Politie Eenheid Rotterdam wordt toegewezen tot een bedrag van € 6.066,23. Voor het overige wordt de vordering afgewezen. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2024.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 55, 57, 287 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5a, 7, 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart
niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart
bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 primair impliciet, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als
algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als
bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde meldt zich bij op verslavingsreclassering GGZ Fivoor op het volgende adres: Marconistraat 2, 3029AK in Rotterdam. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde laat zich onderzoeken en behandelen bij een instelling voor (forensische) verslavingszorg, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
6 (zes) maanden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2], te betalen een bedrag van
€ 600,= (zegge: zeshonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 13 maart 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 2] te betalen
€ 600,=(hoofdsom,
zegge: zeshonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
12 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1], te betalen een bedrag van
€ 600,= (zegge: zeshonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 13 maart 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 1] te betalen
€ 600,=(hoofdsom,
zegge: zeshonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
12 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij Nationale Politie Eenheid Rotterdam, te betalen een bedrag van
€ 6.066,23 (zegge: zesduizend zesenzestig euro en drieëntwintig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 13 maart 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 3], te betalen een bedrag van
€ 1.790,= (zegge: duizend zevenhonderdnegentig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 13 maart 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 3] te betalen
€ 1.790,=(hoofdsom,
zegge: duizend zevenhonderdnegentig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
35 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J.M. Janssen, voorzitter,
en mrs. M.J.M. van Beckhoven en B. Verheesen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Voorwinden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
zij op of omstreeks 13 maart 2024 te Rotterdam, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[verbalisant 3]
opzettelijk
van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- met een door haar, verdachte, bestuurde personenauto (met kenteken [kenteken]) (met een hoge, althans aanzienlijke snelheid) in de richting van die [verbalisant 3] is gereden en/of blijven rijden en/of
- haar snelheid is blijven verhogen, althans niet heeft geremd en/of geen snelheid heeft geminderd en/of (daarbij) een met handgebaren stopteken gegeven door die [verbalisant 3] heeft genegeerd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 13 maart 2024 te Rotterdam
[verbalisant 3] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door
- met een door haar, verdachte, bestuurde personenauto (met kenteken [kenteken]) (met een hoge, althans aanzienlijke snelheid) in de richting van die [verbalisant 3] te rijden en/of te blijven rijden en/of
- haar snelheid te blijven verhogen, althans niet te remmen en/of geen snelheid te minderen en/of (daarbij) een met handgebaren stopteken gegeven door die [verbalisant 3] te negeren;
2
zij op of omstreeks 13 maart 2024 te Rotterdam, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[verbalisant 1]
opzettelijk
van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- met een door haar, verdachte, bestuurde personenauto (met kenteken [kenteken]) achteruit heeft gereden en/of (vervolgens) vooruit heeft gereden en/of (daarbij) (met een hoge, althans aanzienlijke snelheid) in de richting van die [verbalisant 1] is gereden en/of blijven rijden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 13 maart 2024 te Rotterdam
[verbalisant 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door
- met een door haar, verdachte, bestuurde personenauto (met kenteken [kenteken]) achteruit te rijden en/of (vervolgens) vooruit te rijden en/of (daarbij) (met een hoge, althans aanzienlijke snelheid) in de richting van die [verbalisant 1] te rijden en/of te blijven rijden;
3
zij op of omstreeks 13 maart 2024 te Rotterdam en/of Capelle aan den IJssel en/of Krimpen aan den IJssel, althans in Nederland,
als bestuurder van een voertuig (personenauto met kenteken [kenteken]), daarmee rijdende op de weg, te weten onder andere de Linker Rottekade en/of de Bosdreef en/of de Boszoom en/of de Hoofdweg en/of de Prins Alexanderlaan en/of het Capelseplein en/of de Algereweg en/of de Algerabrug, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door onder andere
- meermalen en/of over een langere periode met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid, althans met een gelet op de omstandigheden te hoge snelheid, te rijden en/of
- meermalen althans éénmaal, een rood licht te negeren en/of
- door een voetgangerstunnel te rijden en/of
- meermalen door de grasberm te rijden en/of (daarbij) een of meerdere auto’s in te halen en/of
- over een betonnen rand te rijden en/of (vervolgens) over de busbaan te rijden en/of (daarbij) een of meerdere auto’s in te halen en/of
- een afgesloten weg in te rijden en/of (daarbij) een of meerdere borden omver te rijden en/of
- meerdere door verbalisanten gegeven stoptekens te negeren en/of
- meermalen, althans éénmaal, (met een hoge snelheid) op één of meerdere politieauto’s in te rijden en/of (daarbij) te botsen en/of
- meermalen, althans éénmaal, door te rijden nadat geprobeerd was verdachte tot stilstand te brengen na een tactische botsing en/of
- terwijl verdachte onder invloed van lachgas verkeerde en/of door lachgas te gebruiken tijdens het rijden en/of
- terwijl het rijbewijs van verdachte ongeldig was verklaard,
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
4
zij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging zij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Capelle aan den IJssel op/aan het Capelseplein, op of omstreeks 13 maart 2024
de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
terwijl bij dat ongeval, naar zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [naam]) schade was toegebracht;
5
zij op of omstreeks 13 maart 2024 te Rotterdam en/of Capelle aan den IJssel en/of
Krimpen aan den IJssel, althans in Nederland,
als bestuurder van een voertuig, (personenauto met kenteken [kenteken]), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten lachgas (distikstofoxide), waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;