Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag, de onder 2 primair impliciet ten laste gelegde poging tot zware mishandeling en de onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden als door de reclassering geadviseerd;
- veroordeling van de verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 18 maanden.
4.Waardering van het bewijs
isblijven rijden en- haar snelheid is blijven verhogen en daarbij een met handgebaren stopteken gegeven door die [verbalisant 3] heeft genegeerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
zij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten lachgas (distikstofoxide), waarvan
zij wist , dat het gebruik daarvan de rijvaardigheid kon verminderen, dat
zij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
5.Strafbaarheid feiten
1.poging tot doodslag
2.poging tot zware mishandeling
3. overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994
en
5. overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
4.overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straffen
8.Vorderingen benadeelde partijen
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Bijlagen
11.Beslissing
niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 primair impliciet, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
algemene voorwaarde:
bijzondere voorwaarden:
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
6 (zes) maanden;
€ 600,= (zegge: zeshonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 13 maart 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 2] te betalen
€ 600,=(hoofdsom,
zegge: zeshonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
12 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
€ 600,= (zegge: zeshonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 13 maart 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 1] te betalen
€ 600,=(hoofdsom,
zegge: zeshonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
12 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
€ 6.066,23 (zegge: zesduizend zesenzestig euro en drieëntwintig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 13 maart 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
€ 1.790,= (zegge: duizend zevenhonderdnegentig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 13 maart 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 3] te betalen
€ 1.790,=(hoofdsom,
zegge: duizend zevenhonderdnegentig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
35 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;