ECLI:NL:RBROT:2024:6675
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening Ziektewetuitkering wegens gebrek aan spoedeisend belang
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 juli 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het UWV om zijn Ziektewetuitkering per 17 mei 2024 stop te zetten. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang was aangetoond. Verzoeker stelde dat hij meer klachten had dan het UWV had vastgesteld en dat hij financieel in de problemen kwam door het stopzetten van de uitkering. Echter, de voorzieningenrechter oordeelde dat de financiële situatie van verzoeker niet zodanig was dat er sprake was van een onomkeerbare situatie, zoals faillissement of acute financiële nood. De voorzieningenrechter benadrukte dat verzoeker de mogelijkheid had om nadere medische informatie in te dienen tijdens de bezwaarprocedure, maar dat er op dat moment geen bewijs was dat het UWV een onvolledig beeld had van zijn medische situatie. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om voorlopige voorziening niet kon worden toegewezen, omdat het besluit van het UWV niet evident onrechtmatig was. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. H. Sabanovic, en is openbaar uitgesproken.