Op 16 juli 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoekster, die de rechter mr. F. Aukema-Hartog wilde wraken in een civiele zaak. Verzoekster vreesde dat de rechter vooringenomen was, gebaseerd op eerdere uitspraken in een arbeidsgeschil tussen de Gemeente Rotterdam en een ex-collega van verzoekster. De wrakingskamer oordeelde dat de door verzoekster aangevoerde omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat er een objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid bestond. De stellingen van verzoekster waren voornamelijk gerelateerd aan de zaak van haar ex-collega en niet aan haar eigen zaak. De rechter werd geacht onpartijdig te zijn, en het gevoel van verzoekster dat de rechter niet onpartijdig zou zijn, was onvoldoende om het wrakingsverzoek te honoreren. De rechtbank wees het verzoek tot wraking af, met de conclusie dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor partijdigheid van de rechter.