In deze zaak heeft verzoeker op 25 april 2024 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 van de Faillissementswet (Fw), waarin hij vroeg om een voorlopige voorziening ex artikel 287b, eerste lid, Fw. Dit verzoek was gericht op het voorkomen van de ontruiming van zijn woonruimte, die was bevolen in een eerder vonnis van 31 januari 2024. Tijdens de zitting op 17 mei 2024 was de stichting 3B Wonen, als verweerster, niet verschenen, ondanks dat zij daartoe was opgeroepen. De rechtbank heeft de zaak vervolgens beoordeeld en op 7 juni 2024 uitspraak gedaan.
De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een bedreigende situatie voor verzoeker, aangezien hij een kopie van het vonnis tot ontruiming had overgelegd. De rechtbank benadrukte dat de wetgever met artikel 287b Fw een adempauze voor schuldenaren heeft beoogd, zodat zij de kans krijgen om met schuldeisers tot een regeling te komen. Echter, de rechtbank vond dat er onvoldoende aannemelijk was gemaakt dat verzoeker in staat zou zijn om de huurtermijnen te voldoen, vooral gezien de aanzienlijke huurschuld van meer dan € 10.000,-.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling. De rechtbank gaf aan dat verzoeker in de toekomst een nieuw verzoek kan indienen indien de omstandigheden veranderen.