Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.ZUIDERZEE VASTGOED PROJECTEN B.V.,
HOLLAND BUILDING SYSTEMS B.V.,
[gedaagde]q.q. executeur in de nalatenschap van [naam 1],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 30 november 2022 en de daarin genoemde stukken (hierna: het tussenvonnis);
- de akte houdende overlegging aanvullende producties met producties 18 tot en met 21 van Zuiderzee c.s.;
- de akte overlegging bewijsstukken met productie A tot en met F van [eiseres];
- de akte houdende overlegging aanvullende producties met producties 22 tot en met 25 van Zuiderzee c.s.;
- de akte uitlating bewijs, met productie J, van [eiseres];
- de akte uitlating bewijs, met productie 26, van Zuiderzee c.s.;
- de akte strekkende tot aanzegging schorsing ex artikel 225 Rv met productie 27, van Zuiderzee c.s.;
- de akte houdende overlegging aanvullende productie 28 van Zuiderzee c.s.;
- de akte houdende overlegging aanvullende producties, met producties 29 en 30, van Zuiderzee c.s.;
- de brief van 29 april 2024 met een aanvullende productie van [eiseres];
- het pleidooi van 16 mei 2024 en de toen door partijen overgelegde spreekaantekeningen.
2.De verdere beoordeling
nietin het geding hebben gebracht. Zuiderzee c.s. hebben gesteld dat [naam 1] alles met betrekking tot de appartementen uit eigen zak heeft bekostigd en voor eigen rekening en risico is gaan ontwikkelen en dat daarbij ook tekeningen zouden zijn geproduceerd en grondonderzoek zou zijn gedaan. Maar Zuiderzee c.s. hebben geen stukken overgelegd waaruit dit blijkt. Er zijn door Zuiderzee c.s. bijvoorbeeld geen facturen voor tekeningen of iets dergelijks in het geding gebracht. De rechtbank trekt niet in twijfel dat [naam 1] werkzaamheden heeft verricht voor de appartementen, maar mist stukken waaruit blijkt dat hij de kosten hiervan heeft gedragen en deze niet ten laste van de samenwerking zijn gekomen. De informatie over deze gestelde kosten ligt volledig in het domein van Zuiderzee c.s. en zij hadden in het kader van de bewijsvoering met die informatie over de brug moeten komen. Dat die informatie ontbreekt, geeft voor de rechtbank de doorslag.
handelsrente over dit bedrag wordt enkel ten aanzien van ZVP toegewezen. Voor een toewijzing van wettelijke handelsrente is ten aanzien van [naam 1] en HBS is geen plaats, omdat het ten aanzien van hen niet gaat om een handelsovereenkomst als bedoeld in artikel 6:119a lid 1 BW. Artikel 6:119 BW, welk artikel de
gewonewettelijke rente regelt, is wel van toepassing ten aanzien van [naam 1] en HBS. De gewone wettelijke rente wordt voor hen toegewezen zoals in de beslissing vermeld. De rente zal in alle gevallen worden toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, te weten 12 januari 2022, zoals gevorderd.