ECLI:NL:RBROT:2024:664

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 februari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
672552 / HA RK 24-71
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Verschoning
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek tot verschoning in een strafzaak tegen een rechtspersoon

Op 1 februari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin de rechter-commissaris P.M. van Russen Groen verzocht om zich te mogen verschonen in de strafzaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte, een rechtspersoon. De rechter-commissaris had dit verzoek ingediend naar aanleiding van de gang van zaken rondom het filterproces van digitale gegevens die in beslag waren genomen in het kader van een langlopend onderzoek. De officier van justitie had aanvullende informatie verstrekt die niet met de verdediging mocht worden gedeeld, wat leidde tot vragen over de onpartijdigheid van de rechter-commissaris. De rechtbank overwoog dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank concludeerde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor een gebrek aan onpartijdigheid en wees het verzoek tot verschoning af. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer bestaande uit drie rechters, met de griffier die de uitspraak ondertekende.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor verschoningszaken
Zaaknummer / rekestnummer : 672552 / HA RK 24-71
Beslissing van 1 februari 2024
op het verzoek van:
P.M. van Russen Groen,
rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Rotterdam, team kabinet RC (hierna: de rechter-commissaris),
ertoe strekkende zich te mogen verschonen in de strafzaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte:
[naam vennootschap] B.V.,
gevestigd te [adres] ,
(hierna: de verdachte),
advocaten mr. K. de Lange en mr. R. de Bree te Den Haag.

1.Het procesverloop en de processtukken

1.1.
Bij de rechter-commissaris is in behandeling de strafzaak van het Openbaar Ministerie tegen verdachte met parketnummer 10/996557-19.
1.2.
Op 23 januari 2024 heeft de rechter-commissaris een schriftelijk verzoek tot verschoning gedaan.
1.3.
Aan de verschoningskamer is ter beschikking gesteld:
  • het bericht van 10 november 2020 van de officier van justitie aan de voorganger van de rechter-commissaris;
  • het proces-verbaal van bevindingen van 24 november 2020 van de voorganger van de rechter-commissaris;
  • het proces-verbaal van bevindingen van 19 april 2021 van de voorganger van de rechter-commissaris;
  • het bericht van 5 december 2022 van de officier van justitie aan de rechter-commissaris;
  • het memo van 17 juli 2023 van de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst aan het Openbaar Ministerie in het onderzoek [naam] .
1.4.
Op 31 januari 2024 heeft de rechter-commissaris zijn verzoek op de zitting van de verschoningskamer mondeling toegelicht.

2.Het verzoek en het verweer daartegen

2.1.
Ter adstructie van het verzoek om verschoning heeft de rechter-commissaris
- verkort weergegeven - het volgende aangevoerd:
2.1.1.
In de strafzaak tegen verdachte is onder andere een grote hoeveelheid digitale gegevens in beslag genomen. Binnen dit inmiddels langlopende onderzoek zijn tussen het OM en de verdediging procedure-afspraken gemaakt voor het uitfilteren van gegevens waarop mogelijk verschoningsrecht rust.
2.1.2.
De officier van justitie heeft aan de rechter-commissaris onlangs verzocht het filterproces van deze gegevens opnieuw, via een andere methode uit te voeren, kort weergegeven om de kans te verkleinen dat ten onrechte gegevens worden aangemerkt als gegevens waarop verschoningsrecht berust.
2.1.3.
Op een regiebijeenkomst heeft de rechter-commissaris dit verzoek met de officier van justitie en de verdediging besproken. Afgesproken is toen dat de officier van justitie in een notitie zou uiteenzetten waarom een nieuw filterproces noodzakelijk zou zijn en de verdediging in een notitie zou uiteenzetten waarom dit, en de methode van filteren die de officier van justitie voorstaat, bezwaarlijk is. Op 18 januari 2024 zou daarover opnieuw op een regiebijeenkomst worden gesproken.
2.1.4.
Op 17 januari 2024 ontving de rechter-commissaris per e-mail de gevraagde notities van de verdediging en van de officier van justitie. De officier van justitie stuurde de rechter-commissaris nog een tweede e-mail waarin het belang van een nieuwe filtering wordt onderstreept, met de aantekening deze e-mail niet mag worden gedeeld met de verdediging. De regiebijeenkomst is vervolgens afgezegd.
2.1.5.
De rechter-commissaris heeft de officier van justitie medegedeeld zich genoodzaakt te zien deze tweede e-mail wel met de verdediging te delen en hij heeft de officier van justitie nog in de gelegenheid gesteld zich daarover nader uit te laten.
2.1.6.
Op 22 januari 2024 heeft de officier van justitie de rechter-commissaris telefonisch laten weten dat de tweede e-mail nog niet met de verdediging kan worden gedeeld.
2.1.7.
Daarmee is de situatie ontstaan dat de rechter-commissaris over de eventuele noodzaak van een nieuw filterproces meer informatie heeft dan de verdediging.
2.1.8.
De rechter-commissaris voelt zich thans daardoor niet meer vrij daarover een beslissing te nemen omdat partijen naar zijn oordeel door de gang van zaken tot nog toe de verwachting mochten hebben dat alle standpunten over het filterproces in dit onderzoek transparant en uitputtend zouden worden besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Verschoning is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Voorop dient te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.2.
Aan de door de rechter-commissaris aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter-commissaris - subjectief - niet onpartijdig is.
3.3.
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde omstandigheden niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de vrees dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden - objectief - gerechtvaardigd is.
3.4.
Vooropgesteld wordt dat de officier van justitie op grond van de wet de rechter-commissaris gevraagd en ongevraagd dient te voorzien van de inlichtingen die nodig zijn voor de uitoefening van zijn onderzoekstaak. Aan de rechter-commissaris draagt de wet op de officier van justitie over zijn onderzoek in te lichten, en ook de verdachte, dat laatste tenzij het belang van het onderzoek zich daartegen verzet.
3.5.
Tegen deze wettelijke achtergrond levert de omstandigheid dat de officier van justitie na de regiezitting de rechter-commissaris in een tweede e-mail ongevraagd voorzien heeft van aanvullende informatie die zij van belang acht voor de beslissing over het filterproces en die nog niet gedeeld mag worden met de verdediging dan ook geen zwaarwegende aanwijzing op als hiervoor onder 3.3 bedoeld.
3.6.
Het verzoek wordt om deze reden afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek van P.M. van Russen Groen zich in de strafzaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte rechtspersoon [naam vennootschap] B.V. met parketnummer 10/996557-19 te mogen verschonen.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter, mr. W.P.M. Jurgens
en mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, rechters en door de voorzitter en J.A. Faaij, griffier ondertekend op 1 februari 2024.