3.9.In die processen-verbaal staan de volgende verklaringen:
verklaring van [verzoeker01] , voor zover hier van belang:
“[…]
Het klopt dat wij, toen het ongeval op 19 oktober 2016 plaatsvond, op weg waren naar een training. Met wij bedoel ik mijn vrouw en ikzelf. Wij waren daar met zijn tweeën al een keer of vijf eerder geweest met de hond. We wisten dus waar we moesten zijn. […] Ik was de bestuurder van de auto en had mijn verlichting aan.
U vraagt mij naar de toedracht van het ongeval. Vlak voor de Rijksstraatweg, waaraan de
trainingslocatie ligt, reden wij nog door een dorpje. Waarschijnlijk zijn dit de uitlopers van Dordrecht. Je mag daar een stukje nog dertig kilometer per uur. Dan is er een overgang, daarna mag je zestig. Die overgang is een soort heuvel in de weg met wit met rode paaltjes vlak na de heuvel waar de weg tijdelijk iets versmalt. […] Gezien vanuit onze rijrichting bevond die trainingslocatie zich links van de weg. Om daar te komen moest ik dus, links afslaand, de andere weghelft over. Toen ik daar bijna was kon ik links afslaan, er waren geen tegenliggers. Ik heb geen ander verkeer gezien. […] Toen wij nog in het stukje Dordrecht reden hadden wij tegen elkaar gezegd dat we ons niet zouden haasten […] We waren wel iets te laat, maar dat hadden wij doorgegeven. […]
U vraagt mij of ik mijn richtingaanwijzer aan heb gezet. Daar ga ik vanuit, dat is een automatisme. Als u mij nu vraagt of ik daar een bewuste herinnering aan heb, kan ik dat niet met honderd procent zekerheid zeggen.
Op het moment van de aanrijding reed ik niet hard. Je kunt, omdat je af moet slaan, niet hard rijden en bovendien ligt de trainingslocatie iets naar beneden. Daarnaast is de afrit naar die locatie niet goed geëgaliseerd. Ik zal dus hoogstens vijftien kilometer per uur hebben gereden.
Vanaf het punt waarop je op de Rijksstraatweg zestig mag rijden tot aan de trainingslocatie is het denk ik maximaal een kilometer rijden. […] Ik zal vanaf dat moment ongeveer vijftig zijn gaan rijden. Ik heb afgeremd om naar links af te kunnen slaan. Ik ben dus blijven rijden. Ik heb gekeken of ik naar links kon. Ik heb volgens mij ook in mijn achteruitkijkspiegel gekeken en niets gezien, geen lichten van een achteropkomende auto, niets eigenlijk. Ook aan het in mijn spiegels kijken heb ik geen bewuste herinnering.
[…] Ik heb niet stil gestaan voor ik links afsloeg.
[…] het is ook onlogisch: wij wisten waar we moesten zijn en we waren al iets te laat. Waarom zouden we dan enkele meters van de afrit naar de locatie stil zijn gaan staan.
[…]”
verklaring van [naam01] , voor zover hier van belang :
“[…]
Wij, dat wil zeggen mijn man en ik – de heer [verzoeker01] was toen nog mijn vriend –, waren op weg naar een puppytraining met de hond. Het schemerde al, ik denk dat het rond zeven uur ‘s avonds was. Wij zouden iets later zijn, daarover had ik de cursusleiding geïnformeerd. Op weg daarheen kom je eerst over een stuk weg waar je dertig mag. Dit is vóór de weg waar de trainingslocatie aan ligt […] Vervolgens komt er een stuk waar je zestig mag. Het is van daaraf niet heel ver tot je naar links moet voor de cursuslocatie. Je rijdt daar over een provinciale weg met aan weerskanten weilanden. Waar je linksaf moet, ligt een boerderij, dat is de trainingslocatie. We zagen die al liggen, we keken er recht vooruit kijkend al op, en vanaf dat moment weet ik niets meer tot ik wakker werd.
[…]
Ik weet wel dat wij de verlichting van onze auto aan hadden. Ik kan me nog herinneren dat mijn man de lichten aan deed, dat was toen we thuis weg reden.
U vraagt mij hoe hard wij reden vlak voor de aanrijding. Dat was niet hard, ik denk stapvoets. Op uw vraag of we hebben stil gestaan voordat we linksaf sloegen, antwoord ik dat we volgens mij niet hebben stil gestaan. We wisten waar we moesten zijn en ik weet nog dat er geen tegenoverliggend verkeer was waarvoor we moesten wachten voordat we het erf op konden. Je remt natuurlijk af voordat je afslaat en we reden dus heel langzaam. Nu ik mijn verklaring hoor teruglezen, wil ik hierbij opmerken dat het zou kunnen dat we voordat we linksaf sloegen op de weg een of twee seconden hebben stil gestaan, dan wel heel langzaam reden.
[…]
U vraagt mij of mijn man met zijn knipperlichten heeft aangegeven linksaf te willen slaan.
Daar ga ik vanuit, hij doet dat altijd. Ik kan niet zeggen dat ik heb gezien dat hij de richtingaanwijzer aan deed.
U houdt mij voor dat er andere getuigen zijn die zeggen dat wij in de berm van de weg stil hebben gestaan voordat wij linksaf sloegen. U vraagt mij om een reactie. […] Wij hebben daar niet stil gestaan. Waarom zou je dat ook doen als je daar elke week komt.
Desgevraagd kan ik nog zeggen dat er bij de overgang van waar je eerst dertig en dan zestig mag een hobbel in de weg is.
[…]
Op vragen van mr. Janssens antwoord ik als volgt:
[…]
U vraagt mij hoe vaak ik daar voor het ongeval samen met mijn man geweest was. Ik moet dit schatten. […] Ik denk dat we er samen wel twaalf keer waren geweest voor de aanrijding.
Op vragen van mr. Loman antwoord ik als volgt:
U vraagt mij of mijn man, voordat we afsloegen naar links, voorsorteerde. Mijn antwoord is dat hij al rijdend naar links is gegaan. Hij heeft gekeken en omdat er niets aankwam, kon hij linksaf slaan vanaf de baan waarop wij reden. Dat is gebeurd doordat hij vanaf de rechterbaan waarop wij reden een bocht naar links heeft gemaakt.
[…]”
verklaring van getuige [naam04] , voor zover hier van belang:
“[…]
Ik bevond mij in de loods waar de puppytraining plaatsvindt, dat is een vrij hoge loods […]
Bovenin, vlak bij het plafond van die loods bevinden zich ramen met daaronder een muur. Die ramen bevinden zich denk ik op een meter of drie hoogte. Ik heb door die ramen een auto door de lucht zien tollen. […] De trainingslocatie bevindt zich iets lager dan de weg waarop de auto moet hebben gereden. […]
[…] ik zat met het gezicht naar het raam. […] mijn aandacht werd getrokken door de door de lucht vliegende auto, ook door het licht daarvan. Desgevraagd kan ik zeggen dat die auto volgens mij dus de verlichting aan had. […]
Ik ben direct naar buiten gerend. […] Ik ben toen naar de auto links daarvan gegaan, een Kia Picanto. Met links daarvan bedoel ik gezien vanuit de richting waar ik gekomen was. Toen zag ik dat dit [voornaam verzoeker01] en [voornaam01] waren, dat wil zeggen de heer [verzoeker01] en mevrouw [naam01] , die ik uiteraard al kende van de training. […] Ik was er zelf al een keer of tien geweest en ik denk dat ik hen in de helft van die gevallen samen heb gezien. [voornaam01] kwam ook wel alleen of met haar zusje. […]
Toen ik buiten kwam was de verlichting van de Kia nog aan. Ik weet dit zeker, omdat die verlichting uitging toen ik de sleutel omdraaide om motor uit te zetten. […]
U vraagt mij naar de knipperlichten van de beide auto’s. Van de Ford Ka kan ik mij daaromtrent niets herinneren. Van de Kia weet ik dat er een knipperlicht aanstond. Desgevraagd denk ik één knipperlicht, maar het is lang geleden. Ik weet niet meer welk van de twee knipperlichten.
[…]”
verklaring van getuige [naam05] , voor zover hier van belang:
“[…]
U houdt mij voor dat het vandaag gaat over een ongeval dat plaatsvond op 19 oktober 2016 omstreeks 19:00 uur. […] Ik was op dat moment in een loods voor een puppycursus waar ik aan deelnam. […] De loods ligt aan de Rijksstraatweg te Dordrecht.
[…]
Op uw vraag hoe de inrit naar de loods eruit ziet, kan ik zeggen dat die onverhard is, van een soort gravel en vrij breed. Ik denk dat er wel 4 auto’s naast elkaar door de inrit zouden kunnen. Er is direct als je de inrit opdraait een flinke put in het onverharde wegdek, daar moet je voor uitkijken als je erop rijdt. Dit betekent dat je niet hard kan rijden als je de inrit oprijdt. […]
[...] Op het moment van aanvang stond ik met mijn rug naar de deur. Ik hoorde een auto aankomen en keek opzij door het raampje. Ik zag daar het bovenste deel van een auto die aankwam en wilde roepen dat er nog een cursist bij kwam. Op dat moment gebeurde het ongeluk. Ik zag dat de auto die aan was komen rijden werd gelanceerd. De auto maakte een rol en een draai, de lichten schenen de loods in.
[…]
Wat mij wel opviel toen ik buiten kwam is dat de auto van [verzoeker01] de lichten nog aan had […]
Op een vraag van mr. Loman antwoord ik als volgt.
U vraagt mij of ik naast de verlichting van de auto van [verzoeker01] ook heb gezien of deze knipper-lichten aan had toen ik buiten kwam. Dat durf ik niet te zeggen, volgens mij heb ik dat niet gezien.
[…]”
verklaring van getuige [naam06] , voor zover hier van belang:
“[…]
U houdt mij voor dat het vandaag gaat om een ongeval dat plaatsvond op 19 oktober 2016.
[…] Ik nam toen deel aan een puppycursus en bevond mij in een ruimte, een soort loods die links aan de Rijksstraatweg ligt die loopt tussen Dordrecht en Moerdijk. De loods ligt links komende vanuit Dordrecht. Het ongeval vond ‘s avonds plaats, ik denk 19:00 uur á 19:30, althans dat was de tijd waarop de cursus begon.
[…]
U vraagt mij of de cursus al was begonnen toen het ongeval plaatsvond. Dat is het geval […] Op de plek waar ik mij in de loods bevond had ik uitzicht op de deur. In die deur zitten raampjes waar je uitzicht had op de weg die ik dus kon zien.
[…]
Ik werd opgeschrikt door een harde klap. Direct daarna zag ik de lichten van een auto in een boog door de loods schijnen. Ik heb twee lichten gezien. […] Ik kan dit beschrijven als dat de lichten, die ik van rechts naar links zag gaan door de vier raampjes in de deur, als het ware zweefden door de lucht.
[…]”.
verklaring van [verweerder01] , voor zover hier van belang:
“[…]
U vraagt mij naar de toedracht van het ongeval. Wij kwamen aanrijden vanuit, als gezegd, de richting Dordrecht. […] Toen wij van de dijk af reden richting pompstation, zagen wij verderop, net iets voor de boerderij, rechts een auto met de rechter voorband en rechter achterband in de berm staan. Die auto bevond zich op dat moment naar mijn schatting zo’n 400 á 500 meter van ons af. Ik zag de remlichten van die auto en nam daarom gas terug om te zien wat die auto ging doen. Toen wij ter hoogte van de auto waren zag ik dat er geen tegemoetkomend verkeer was en besloot ik de auto in te halen. De auto ging op dat moment ineens naar links zonder richting aan te geven. Vervolgens herinner ik mij een knal, wij zijn rond gaan draaien met onze auto. Daarna stonden wij stil voor de ingang van de boerderij.
U vraagt mij of de auto, nu ik verklaar dat ik deze zag staan, en ook de remlichten zag, stilstond of reed. Ik verklaar dat de auto stilstond in de berm. Kennelijk had de bestuurder het rempedaal ingedrukt. De lichten van deze auto waren niet aan. […]
U houdt mij voor dat, behalve de bestuurder en inzittende van de andere auto, drie andere getuigen hier hebben verklaard dat zij van deze auto de lichten door de lucht hebben zien vliegen vanuit de boerderij, waar zij zich bevonden voor een cursus. U vraagt mij om een reactie. Ik ben het daar niet mee eens. Ik heb de auto zonder lichten in de berm gezien. Vanaf het moment dat ik deze voor het eerst zag, net voor de verkeersdrempel direct na de dijk, hebben wij deze constant kunnen zien. Al die tijd stond de auto stil met de remlichten aan en zonder ander licht. Er waren twee remlichten, geen remlicht boven aan de achterruit.
[…]
Op vragen van mr. Janssens antwoord ik als volgt.
U vraagt mij of ik voor het ongeval vaker op de Rijksstraatweg kwam. Dat is het geval, ik ken de weg goed.
[…]”
verklaring van [naam02] , voor zover hier van belang:
“[…]
U houdt mij voor dat het vandaag gaat om een ongeval dat plaatsvond op 19 oktober 2016. […]
Wij kwamen uit de richting Dordrecht en gingen naar een op de Rijksstraatweg, die loopt tussen Dordrecht en Moerdijk gelegen Starbucks om koffie te halen. […] Ik kende de weg destijds redelijk goed, we gingen vaker koffie halen bij de Starbucks.
[…]
U vraagt mij naar de toedracht van het ongeval.
Als gezegd wilden wij koffie halen bij de Starbucks op de Rijksstraatweg en voordat je daar bent is dat een rechtdoor gaande weg. Het was donker. Ik zag een auto met de rechter voorband en de rechter achterband in de berm staan. Ik zag daarvan alleen de achterlichten of de remlichten, geen voorlichten. Wij reden op dat moment ongeveer 60 km/u, voordat wij de auto inhaalden. Ik dacht, omdat het niet duidelijk was wat de auto ging doen, dat het goed was om wat afstand te nemen en minder hard te rijden. De heer [verweerder01] remde wat af en reed denk ik tussen de 50 en 55 km/u toen we de auto gingen inhalen. Deze ging opeens naar links toen we naast de auto waren. De heer [verweerder01] probeerde de auto nog te ontwijken maar dat lukte niet. Ik heb geen waarschuwing gezien dat de auto opeens naar links ging.
Op uw vraag waar wij ons bevonden en waar de andere auto zich bevond toen ik deze voor het eerst zag, antwoord ik dat de auto iets voorbij een boerderij stond waar een puppycursus gegeven wordt. Wij waren op dat moment nog een stuk terug, een paar honderd meter. U vraagt mij naar de hobbel in de weg waar ik eerder over verklaarde. Ik denk dat wij, toen we de auto zagen, daar zo’n 2 á 3 minuten voorbij waren, naar schatting zat er 200 meter tussen.
U vraagt mij hoe ik weet dat ik de remlichten van de auto zag. Gewoon, als ik rijd en het rempedaal indruk zie je remlichten. Ik zag voorlichten niet branden. Wij hebben de auto vanaf de hobbel in de weg steeds kunnen zien terwijl wij er op af reden. Toen wij dichterbij kwamen zagen we dat de auto stilstond, dat was vreemd. Omdat ik het niet vertrouwde heb ik tegen mijn partner gezegd, ga er maar iets verder omheen. Toen we ter hoogte van de auto waren en deze opeens optrok en naar links ging, zat er denk ik 5 meter tussen onze auto en die andere auto. Wij hebben die auto volgens mij geraakt net voorbij het linker portier, bij het linker voorwiel.
U houdt mij voor dat de inzittenden van de andere auto en drie andere getuigen die in de boerderij deelnamen aan een puppycursus hebben verklaard dat ze van de andere auto lichten door de lucht hebben zien vliegen. U vraagt mij om een reactie. Ik kan dat niet verklaren, ik heb geen voorlampen zien branden van de andere auto. U houdt mij ook voor dat een van deze getuigen, een dierenarts die ook bij die puppycursus was, heeft verklaard zeker te weten dat zij na het ongeval de lichten van de andere auto heeft uitgedaan. Ook dat kan ik niet verklaren, ik heb die lichten niet zien branden.
U vraagt mij, nu ik heb verklaard dat wij toen we vlakbij de auto waren, zagen dat deze stilstond, heb gezien of deze de hele tijd stilstond vanaf het moment dat wij hem zagen. Ik antwoord dat ik me, toen we de auto voor het eerst zagen, afvroeg, staat hij nou stil? Daarna heb ik er niet direct meer over nagedacht. Toen wij dichterbij kwamen zag ik dat de auto stilstond.
[…]”