ECLI:NL:RBROT:2024:6623

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
FT RK 24/384
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot gedwongen schuldregeling in faillissementszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 juni 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot gedwongen schuldregeling van de heer [verzoeker]. De verzoeker heeft op 16 april 2024 een verzoek ingediend om toepassing van de schuldsaneringsregeling, waarbij hij een schuldregeling heeft aangeboden aan zijn schuldeisers. Van de acht schuldeisers hebben zeven schuldeisers ingestemd met de regeling, maar ABNAMRO, die een vordering van € 35.437,56 heeft, heeft geweigerd in te stemmen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 19 juni 2024, waarbij ABNAMRO niet is verschenen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm en dat verzoeker zijn afloscapaciteit heeft aangetoond. ABNAMRO heeft in haar verweerschrift aangevoerd dat het aanbod niet betrouwbaar is gedocumenteerd en dat het aanbod gebaseerd is op toekomstige wetgeving. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de belangen van verzoeker en de overige schuldeisers zwaarder wegen dan die van ABNAMRO, die heeft geweigerd in te stemmen met de regeling.

De rechtbank heeft het verzoek om ABNAMRO te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en ABNAMRO veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op nihil. Dit vonnis treedt in de plaats van de vrijwillige instemming van de schuldeisers en is uitvoerbaar bij voorraad. De uitspraak kan binnen acht dagen na de uitspraak worden aangevochten door degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 27 juni 2024
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 16 april 2024, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een twee schuldeisers, te weten:
  • ABNAMRO bank N.V. (hierna: ABNAMRO);
  • de belastingdienst;
die weigeren mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
ABNAMRO heeft voorafgaand aan de zitting een verweerschrift toegezonden.
De belastingdienst heeft voorafgaande aan de zitting, bij brief van 11 juni 2024 de rechtbank te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
Ter zitting van 19 juni 2024 zijn verschenen en gehoord:
- de heer [verzoeker] , verzoeker
- de heer mr. P.A. Loeff, advocaat, (hierna aangeduid als advocaat)
- de heer S. Huikeshoven, beschermingsbewindvoerder, (hierna aangeduid als beschermingsbewindvoerder)
ABNAMRO is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift acht schuldeisers, waarvan één preferente en zeven concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 75.966,76 van verzoeker te vorderen. Verzoeker heeft bij brief van 15 juni 2023 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 66,66 % aan de preferente schuldeisers en 33,33 % aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De aangeboden regeling is gebaseerd op de afloscapaciteit die verzoeker heeft op basis van zijn fulltime dienstbetrekking gedurende een termijn van 18 maanden. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn beschermingsbewindvoerder voldaan.
Zeven schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. ABNAMRO stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 35.437,56 op verzoeker, welke 46,65 % van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

In haar verweerschrift van 14 juni 2024 stelt ABNAMRO dat het aanbod dat op 15 juni 2023 is ontvangen, gebaseerd is op een aflostermijn van 18 maanden. Op het moment dat het voorstel werd ingediend was de wetswijziging van de Faillissementswet nog niet van kracht en bedroeg de schuldsaneringsregeling 36 maanden. ABNAMRO stelt dat er een voorstel is gedaan op basis van toekomstige wetgeving en acht dit onjuist. Daarnaast stelt ABNAMRO dat het aanbod niet betrouwbaar gedocumenteerd is nu het onduidelijk is of de afloscapaciteit in de VTLB-berekening met betrekking tot het gebruik van de leaseauto op de juiste wijze wordt berekend. Gelet op het voorstaande kan ABNAMRO niet concluderen dat het gedane aanbod het maximaal haalbare voor schuldeisers is.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft ABNAMRO geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Ter zitting heeft de advocaat een boedeloverzicht verstrekt waaruit blijkt dat het aanbod goed en controleerbaar is gedocumenteerd. De berekeningen van het vrij te laten bedrag (hierna: VTLB-berekeningen) zoals aangedragen door de advocaat zijn kloppend. Uit het ter zitting verstrekte overzicht boedelafdrachten blijkt dat de netto bijtelling met betrekking tot de auto is opgeteld bij het inkomen. Voor de berekening van de boedelafdracht is het VTLB afgetrokken van de netto inkomsten inclusief de bijtelling.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of ABNAMRO in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
Uitgangspunt hierbij is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van ABNAMRO bij haar weigering vast.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk zeven van de acht schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker beschikt over een fulltime baan. Dat betekent dat verzoeker reeds voldoet aan de in de schuldsaneringsregeling bestaande werkverplichting voor 36 uur per week. Door de advocaat is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoeker het maximale ten behoeve van zijn schuldeisers zal afdragen, is voldaan. Verzoeker heeft beschermingsbewind. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
Het standpunt van ABNAMRO dat het aanbod op 15 juni 2023 voor 36 maanden had moeten worden ingediend volgt de rechtbank niet. De wetgever heeft geen overgangsrecht bepaald voor de nieuwe wetgeving over de schuldsaneringsregeling die na 1 juli 2023 van kracht werd. Dit betekent dat de rechtbank de belangenafweging dient te maken op het moment van het behandelen van het verzoek. Aangezien de rechtbank het verzoekschrift behandelt na 1 juli 2023 is de nieuwe wetgeving op de schuldsaneringsregeling van toepassing. De rechtbank dient derhalve de vergelijking te maken naar huidig recht: een minnelijk traject en een schuldsanering met een looptijd van 18 maanden.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoeker die vanuit een stabiele situatie zijn schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van ABNAMRO, die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om ABNAMRO te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
ABNAMRO zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu niet is gebleken dat de verzoeker kosten voor rechtsbijstand heeft gemaakt, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt ABNAMRO om in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt ABNAMRO in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van C.D. Jonker, griffier, in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2024. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.