In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar tegen de door de staatssecretaris op 26 juni 2023 aan hem opgelegde bestuurlijke boete vanwege overtreding van de Tabaks- en rookwarenwet. De staatssecretaris heeft het bezwaar van eiser tegen het boetebesluit niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaar te laat is ingediend. Eiser had tot en met 7 augustus 2023 de tijd om bezwaar te maken, maar heeft zijn bezwaarschrift pas op 6 september 2023 verstuurd. De rechtbank heeft op 10 juli 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij het boetebesluit niet heeft ontvangen, en de enkele stelling dat hij niet eerder bekend was met het besluit is onvoldoende om het vermoeden van ontvangst te ontzenuwen. De rechtbank concludeert dat eiser niet tijdig bezwaar heeft gemaakt en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Hierdoor blijft het bestreden besluit in stand en hoeft de staatssecretaris het bezwaar van eiser niet inhoudelijk te beoordelen. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.
De uitspraak is gedaan door mr. S.M. Goossens, rechter, en is openbaar uitgesproken op 18 juli 2024. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.