ECLI:NL:RBROT:2024:6617

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
ROT 23/4305
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete opgelegd aan Maatschap [naam maatschap] wegens overtreding van de Wet dieren

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van Maatschap [naam maatschap] tegen de door de minister opgelegde bestuurlijke boete vanwege overtreding van de Wet dieren. De minister had op 31 maart 2023 besloten een boete van € 1.500,- op te leggen, welke later werd verlaagd naar € 1.350,-. De rechtbank constateert dat er twijfels zijn over de juistheid van het rapport van bevindingen, dat de basis vormde voor de boete. Belangrijke punten van twijfel zijn het ontbreken van een foto van het oornummer van het varken en een discrepantie van 4,5 uur tussen het tijdstip van lossen in het vervoersdocument en het rapport van bevindingen. De rechtbank oordeelt dat de minister niet heeft voldaan aan de bewijslast en vernietigt het bestreden besluit, waardoor de boete vervalt. De rechtbank stelt ook dat de minister het griffierecht en proceskosten aan eiseres moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/4305

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juli 2024 in de zaak tussen

Maatschap [naam maatschap] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. D. Teeuwsen).
en
[verweerder], voorheen [voormalige naam verweerder]
(gemachtigde: mr. A.F. Kabiri).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de door de minister aan haar opgelegde bestuurlijke boete vanwege overtreding van bij of krachtens de Wet dieren gestelde voorschriften. Hiertoe heeft de minister op 31 maart 2023 besloten.
1.1.
Met het bestreden besluit van 19 mei 2023 op het bezwaar van eiseres is de minister bij dat besluit gebleven, maar heeft hij de boete verlaagd van € 1.500,- tot € 1.350,-.
1.2.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Eiseres heeft aanvullende stukken ingediend.
1.4.
De minister heeft een aanvullend verweerschrift ingediend.
1.5.
Eiseres heeft hierop gereageerd met een aanvullende stuk.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 10 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [persoon A] namens eiseres, bijgestaan door zijn gemachtigde en de gemachtigde van de minister, vergezeld door [persoon B] , werkzaam als toezichthoudend dierenarts bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).

Totstandkoming van het besluit

2. De minister heeft zijn besluit gebaseerd op het rapport van bevindingen van 13 oktober 2022 (2022/171325/138496), opgemaakt door een toezichthoudend dierenarts van de NVWA. In het rapport van bevindingen staat onder meer het volgende:
“(…)
Bevinding(en):
Datum en tijdstip van de bevinding: 24 februari 2022 omstreeks 12:00 uur.
(…) Ik zag daar, dat de chauffeur een slachtvarken met oornummer [nummer] (zie vervoersdocument) aan het lossen was uit een door hem bestuurde vrachtwagen met trailer kenteken [kentekennummer] en dat dit varken naar mening van ondergetekende niet transportwaardig was.
Dit varken met oornummer [nummer] had namelijk een ernstige ontsteking ter plaatse van de staartaanzet (zie foto 1 en 2). Ik zag dat de staartaanzet rood en gezwollen was, hetgeen op een ernstige ontsteking duidt. Het was ook goed te zien dat de staart ontbrak. Het ontbreken van de huid ter plaatse van de staartaanzet, het ontbreken van de staart, de roodheid samen met de zwellingen
betekenen dat het om een ernstige open wond gaat. De roodheid, zwelling en korstjes laten zien, dat deze ernstige open wond al enige tijd (zeker een paar dagen) voor het transport aanwezig was. Foto 1 van het achteraanzicht laat duidelijk de korsten zien, rondom de ernstige open wond, samen met het feit dat er geen vers bloed te zien is, betekent dat de ernstige open wond al een paar dagen oud is. Op het vervoersdocument VKI/IKB vleesvarkens zag ik dat het dier op 24 februari om 4.30 uur is geladen. Aangezien mijn inspectie op dezelfde dag plaatsvond maak ik ook hieruit op dat de ernstige open wond voorafgaand aan het transport aanwezig was. Hier had veterinaire hulp op het bedrijf van herkomst uitkomst kunnen bieden. Dit varken mocht met deze pijnlijke aandoening en met een ernstige open wond niet vervoerd worden.
(…) Vervoer van dit dier kan -door extra en voor het dier onvoorspelbare bewegingen van de vrachtwagen- in deze situatie onnodig extra lijden betekenen. Bij het optrekken, remmen en het nemen van bochten door de vrachtwagen kan het dier met deze ernstige open wond zich stoten aan de hekjes in de vrachtwagen, met kans op extra pijn en op bijvoorbeeld bloedingen.
Ik categoriseerde de staart van het varken met oornummer [nummer] als score 5 in de categorie indeling van staartbijten volgens de Europese richtsnoeren voor het bepalen van de geschiktheid voor vervoer van varkens, omdat de staart niet meer aanwezig was. Varkens met een score 3 tot en met 5 staartbijten worden beschouwd als ongeschikt voor vervoer (zie bijlage staartbijten van de Europese
Richtsnoeren transportwaardigheid Varkens).
Op het vervoersdocument IKB/VKI vleesvarkens staat vermeld dat het varken met oornummer [nummer] afkomstig is van [code bedrijf] . Bij het raadplegen van het identificatie- en registratiesysteem voor dieren bleek dit UBN te zijn van Maatschap [naam maatschap] te [plaats] . (…)”
2.1.
Op 21 maart 2023 heeft de minister zijn voornemen kenbaar gemaakt om aan eiseres een bestuurlijke boete op te leggen. Eiseres heeft op 22 maart 2023 een zienswijze op dit voornemen naar voren gebracht.
2.2.
Bij besluit van 31 maart 2023 heeft de minister aan eiseres een bestuurlijke boete van € 1.500,- opgelegd vanwege het vervoeren van een varken dat niet geschikt was voor het voorgenomen transport, omdat het varken ernstige open wonden vertoonde.
Volgens de minister heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, in verbinding met artikel 4.8, van de Regeling houders van dieren, in verbinding met artikel 3, aanhef en onder b, en artikel 8, eerste lid, en bijlage I, hoofdstuk I, paragraaf 1 en paragraaf 2, onder b, van de Verordening (EG) nr. 1/2005.
2.3.
Het bestreden besluit berust - samengevat - op de volgende overwegingen. Uit de inhoud van het boeterapport en de daarbij behorende bijlagen, zoals de foto’s, leidt de minister af dat eiseres een varken liet vervoeren dat niet geschikt was voor het voorgenomen transport, omdat dat varken een ernstige open wond vertoonde. Het staat vast dat eiseres de overtreding heeft begaan. De minister heeft daarom terecht de boete aan haar opgelegd. De minister is voldoende ingegaan op de zienswijze van eiseres en heeft de stelling van eiseres over het oornummer van het varken gemotiveerd weerlegd. Eiseres stelt terecht dat zij pas dertien maanden na de constatering op de hoogte is gesteld van de overtreding. Nu zij voldoende mogelijkheden heeft gehad om de bevindingen van de toezichthouder tegen te spreken, is zij in dit geval niet in haar bewijspositie geschaad. Eiseres heeft dat ook niet geconcretiseerd. Ondanks dat vindt de minister het onzorgvuldig dat bijna dertien maanden zijn verstreken tussen de constatering van de overtreding en het moment waarop eiseres daarvan op de hoogte bent gebracht. Daarom ziet hij aanleiding om de boete te matigen met 10% tot een bedrag van € 1.350,-.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid en de evenredigheid van de aan eiseres opgelegde bestuurlijke boete. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. Het beroep is gegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Mocht de minister de bestuurlijke boete baseren op het rapport van bevindingen?
5. Eiseres betoogt dat het rapport van bevindingen aan alle kanten rammelt en dat hij de deskundigheid en bevindingen van de toezichthoudend dierenarts wil weerleggen met een rapport van een andere deskundige, namelijk dierenarts [persoon C] . Eiseres heeft op 26 april 2024 en 24 juni 2024 verklaringen van hem overgelegd. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres nog op twee punten gewezen. In de eerste plaats ontbreekt bij het rapport van bevindingen een foto van het oornummer van het varken. Daarom kan niet worden vastgesteld dat het een varken is van eiseres. In de tweede plaats staat op het vervoersdocument een andere lostijd dan in het rapport van bevindingen.
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt.
5.2.
Uit vaste rechtspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven [1] volgt dat in gevallen als deze, waarin boetes zijn opgelegd, de bewijslast dat sprake is van overtredingen, gelet op het vermoeden van onschuld, rust op het bestuursorgaan dat de boetes heeft opgelegd. In beginsel mag een bestuursorgaan uitgaan van de bevindingen in een rapport van bevindingen, indien de controle is verricht en het rapport is opgemaakt door een hiertoe bevoegde toezichthouder en het rapport zelf geen grond biedt om aan de juistheid van de bevindingen te twijfelen. Een toezichthouder wordt geacht te beschikken over de benodigde expertise om het wettelijk geregelde toezicht te houden. Aan de bevindingen van een toezichthouder van de NVWA kan daarom niet lichtvaardig worden voorbijgegaan. Indien de bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd. Daarbij zal doorgaans van belang zijn de wijze waarop de bedoelde waarnemingen in het rapport zijn weergegeven en onderbouwd, alsmede de aard van de waarneming en daarbij in het bijzonder in welke mate die waarneming waarderende elementen kent.
5.3.
Gelet op eerdergenoemde rechtspraak is het van groot belang dat de rechtbank kan uitgaan van de juistheid van het rapport van bevindingen. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat echter zodanige twijfel aan de bevindingen van de toezichthoudend dierenarts dat deze niet aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd.
5.3.1.
In de eerste plaats stelt eiseres terecht dat bij het rapport van bevindingen geen foto zit van het oornummer van het varken. Ook bij de aanvullende verklaring van de toezichthoudend dierenarts, die bij het aanvullende verweerschrift is overgelegd en waarbij ten opzichte van het rapport van bevindingen één nieuwe foto zit, zit geen foto van het oornummer van het varken. Ter zitting heeft de gemachtigde van de minister gesteld dat het maatregelnummer dat bovenaan de pagina’s waarop de foto’s staan is opgenomen correspondeert met het maatregelnummer van het rapport van bevindingen. Dit betekent echter hooguit dat het rapport van bevindingen ziet op het varken op de foto’s. Daarmee staat echter nog niet vast dat dat varken ook afkomstig is van het bedrijf van eiseres.
5.3.2.
In de tweede plaats stelt eiseres terecht dat de lostijd op het vervoersdocument (7:30 uur) niet overeenkomt met de lostijd in het rapport van bevindingen (omstreeks 12:00 uur). De gemachtigde van de minister heeft ter zitting geen verklaring kunnen geven voor dit verschil van vierenhalf uur. Daar tegenover staat de onweersproken stelling van [persoon A] dat het lossen van 205 varkens ongeveer een half uur in beslag neemt.
5.3.3.
Gelet op deze twee omstandigheden tezamen bestaat ook bij de rechtbank twijfel of het varken waar het rapport van bevindingen op ziet wel afkomstig is van het bedrijf van eiseres.
5.4.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat de minister niet heeft voldaan aan zijn bewijslast dat de overtreding is gepleegd. De minister was dan ook niet bevoegd om de boete aan eiseres op te leggen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met de artikelen 3:2, 3:46 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent dat de minister het boetebesluit onzorgvuldig heeft voorbereid en onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres de overtreding volgens hem heeft gepleegd. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit en zal met toepassing van artikel 8:72a van de Awb het boetebesluit herroepen. Dit betekent dat de boete vervalt.
6.1.
Omdat het beroep gegrond is moet de minister het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. De proceskosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1) en € 52,- aan reiskosten. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 19 mei 2023;
- herroept het besluit van 31 maart 2023;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit;
- bepaalt dat de minister het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt de minister tot betaling van € 1.726,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.M. Goossens, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M.J. Bos, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:2
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Artikel 3:46
Een besluit dient te berusten op een deugdelijke motivering.
Artikel 7:12, eerste lid
De beslissing op het bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. (…)
Verordening (EG) nr. 1/2005
Artikel 3, aanhef en onder b
Het is verboden dieren te vervoeren of te laten vervoeren op zodanige wijze dat het de dieren waarschijnlijk letsel of onnodig lijden berokkent.
Bovendien moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
b) de dieren zijn geschikt voor het voorgenomen transport.
Artikel 8
1. De houders van dieren op de plaats van vertrek, overlading of bestemming zorgen ervoor dat de technische voorschriften van bijlage I, hoofdstuk I, en hoofdstuk III, afdeling 1 met betrekking tot het vervoer van dieren nageleefd worden.
Bijlage I, Hoofdstuk I
Paragraaf 1 en 2, aanhef en onder b
1. Alleen dieren die geschikt zijn voor het voorgenomen transport mogen worden vervoerd, en de vervoersomstandigheden moeten van dien aard zijn dat de dieren geen letsel of onnodig lijden kan worden berokkend.
2. Gewonde, zwakke en zieke dieren worden niet in staat geacht te worden vervoerd, met name in de volgende gevallen:
b) wanneer zij ernstige open wonden of een prolaps vertonen.
Wet dieren
Artikel 6.2, eerste lid
Het is verboden in strijd te handelen met bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften van EU-verordeningen betreffende onderwerpen waarop deze wet van toepassing is.
Artikel 8.7
Onze Minister kan een overtreder een bestuurlijke boete opleggen.
Regeling houders van dieren
Artikel 4.8
Als voorschriften als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van de wet, worden aangewezen de artikelen:
– 3 (…) van verordening (EG) nr. 1/2005 (…).

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraak van 11 juni 2024, ECLI:NL:CBB:2024:390.