ECLI:NL:RBROT:2024:6614

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
10/157227-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor deelname aan terroristische organisatie en opruiing met gevangenisstraf en voorwaarden

Op 27 juni 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van deelname aan de terroristische organisatie Islamitische Staat (IS) en opruiing tot een strafbaar feit. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1], was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte gedurende een lange periode actief betrokken was bij extremistische activiteiten, waaronder het delen van IS-propaganda via verschillende social media-accounts, waaronder TikTok en Telegram. De verdachte heeft een video geplaatst waarin opgeroepen werd tot geweld tegen de (moslim) LHBTI+ gemeenschap, wat de rechtbank als opruiing beschouwde. Ondanks haar betrokkenheid bij deze activiteiten werd de verdachte in (sterk) verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht, gezien haar psychische problemen en de invloed van een extremistisch netwerk. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 365 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, en stelde diverse bijzondere voorwaarden vast, waaronder een meldplicht en een verbod op het gebruik van sociale media. Tevens werden de in beslag genomen telefoons, een neppistool en een IS-vlag verbeurd verklaard. De rechtbank benadrukte het belang van een passend plan van aanpak voor de verdachte om haar te helpen ontworstelen aan het extremistische netwerk en om de samenleving te beschermen tegen toekomstig crimineel gedrag.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/157227-23
Datum uitspraak: 27 juni 2024
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres],
raadsman mr. H. van Asselt, advocaat te Roosendaal.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 13 juni 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, waarbij de oorspronkelijke opgave van de feiten als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering op vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De nadere omschrijving is vervolgens overeenkomstig de vordering van de officier van justitie gewijzigd.
De tekst van de nader omschreven en vervolgens gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er zakelijk weergegeven op neer dat verdachte zich zou hebben schuldig gemaakt aan deelname aan een terroristische organisatie en dat zij zou hebben opgeruid tot een terroristisch misdrijf.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Spaans heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, met partiële vrijspraak van de strafverzwarende omstandigheid dat is opgeruid tot het plegen van een terroristisch misdrijf;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar, met de algemene en bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van een volledig verbod op het gebruik van sociale media, en met dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden en het op te leggen reclasseringstoezicht.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging/officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde en het onder 2 ten laste gelegde, met uitzondering van de strafverzwarende omstandigheid dat is opgeruid tot het plegen van een terroristisch misdrijf.
De verdediging heeft zich, ten aanzien van het ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.1.2.
Beoordeling
Volgens vaste jurisprudentie is Islamitische Staat (hierna: IS) een organisatie als bedoeld in artikel 140a van het Wetboek van Strafrecht die het plegen van terroristische misdrijven tot oogmerk heeft. Van ‘deelneming’ aan een dergelijke organisatie kan slechts dan sprake zijn als de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte zich gedurende een periode van ruim een jaar heeft bezig gehouden met extremisme en jihadisme en dat zij aan het radicaliseren was. Op haar telefoon zijn veel afbeeldingen en video’s aangetroffen gerelateerd aan terrorisme en jihadisme. Ook heeft zij meerdere accounts op social media (o.a. Telegram) gehad, waarop zij propaganda van onder andere IS postte, deelde en verspreidde. Dit betrof ook zeer gewelddadige en extremistische content. De accounts van de verdachte hadden (zeer) veel volgers, waaronder volgers die onderdeel uitmaken van extremistische netwerken. Zodra een account werd gesloten door het betreffende platform vanwege de extremistische en gewelddadige inhoud van hetgeen de verdachte plaatste, opende zij een nieuw account om haar handelen voort te zetten.
Het handelen van de verdachte past naadloos in de mediastrategie van IS. Daarbij wordt vooropgesteld dat IS niet alleen een fysieke strijd op het slagveld voert maar ook een ideologische oorlog via (sociale) media. In verschillende officiële oproepen van IS wordt media-activisme zelfs gelijkgesteld aan de taak op het slagveld. In de telefoon van de verdachte is een gedeelte aangetroffen van een video uit oktober 2018, geproduceerd door het Al-Hayat Media Centre (de media-afdeling van IS), waarin wordt opgeroepen om online tot actie over te gaan en waarin wordt gemeld dat aanhangers die niet kunnen uitreizen en niet in staat zijn tot het plegen van een aanslag moeten deelnemen aan de elektronische jihad.
De verdachte heeft op de terechtzitting erkend dat zij wist wat IS was en dat zij ook wist wat zij deed. Zij heeft daarbij verklaard dat zij onder druk van mannen met extremistisch of terroristisch gedachtegoed stond om deze content te plaatsen. Met een aantal van deze mannen is zij gedurende een korte periode islamitisch gehuwd geweest. Wat er ook zij van de door haar ervaren druk, de rechtbank heeft ter terechtzitting vastgesteld dat er ook periodes waren dat zij niet onder druk van anderen kon staan en dat zij in die periodes doorging met het plaatsen van dergelijke content.
Door gedurende een langere periode via verschillende accounts propaganda van IS te verspreiden, heeft de verdachte aan de oproep van IS om deel te nemen aan de elektronische jihad op een zodanige manier en in een zodanige mate gevolg en vorm gegeven, dat zij niet slechts als sympathisant van IS is aan te merken, maar is gaan behoren tot het samenwerkingsverband van IS. Zij heeft met het verspreiden van de IS-ideologie ook een bijdrage geleverd aan de terroristische oogmerken van IS. Gelet hierop concludeert de rechtbank dat de verdachte heeft deelgenomen aan de terroristische organisatie IS.
Ten aanzien van feit 2
De officier van justitie heeft op de terechtzitting de tenlastelegging gewijzigd, in die zin dat de pleegperiode is verruimd en dat is toegevoegd dat sprake is van medeplegen. Hoewel de rechtbank deze wijziging gelet op de verklaring van de verdachte ter terechtzitting kan volgen, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van medeplegen.
Zoals onder feit 1 is vastgesteld, heeft de verdachte gedurende lange periode (extremistische) content geplaatst op haar social media-accounts, waaronder op het TikTok-profiel genaamd [profielnaam] ([profiel]). De verdachte heeft verklaard dat dit haar account betrof.
De rechtbank heeft verder vastgesteld dat op het moment dat de betreffende opruiende video werd geplaatst, op 14 december 2022, zij geen relatie had met één van de mannen die in het dossier voorkomen. Zij was op dat moment alleen, had geen contact met hen en stond als gevolg daarvan niet onder invloed of druk van één van hen, althans dit is niet aannemelijk geworden. De rechtbank concludeert dan ook dat het de verdachte zelf is geweest die de video op haar TikTok-account heeft geplaatst en vervolgens online heeft laten staan.
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte toen zij het filmpje op haar telefoon zag naar de politie is gegaan om dit te rapporteren. Hiervan geeft het dossier echter geen blijk, zodat de rechtbank hieraan voorbij zal gaan.
De rechtbank is tot slot met de officier van justitie van oordeel dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van de strafverzwarende omstandigheid dat sprake zou zijn van opruien tot het plegen van een terroristisch misdrijf. Hoewel de video is geplaatst op een account waarop veel extremistische content is geplaatst, welk account ruim 14.000 volgers kende die ook onderdeel uitmaken van een extremistisch netwerk, kan van deze specifieke video niet worden vastgesteld dat wordt opgeruid tot het plegen van een terroristisch misdrijf.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
4.2.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
zij in de periode van 20 september 2022 tot en met 30 oktober 2023 in Nederland, heeft deelgenomen aan een terroristische organisatie, te weten Islamitische Staat (IS), danwel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) en/of Islamic State of Iraq and Levant (ISIL), welke organisatie tot oogmerk had en heeft het plegen van terroristische misdrijven, te weten:
A.
het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht), begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176a Wetboek van Strafrecht) en/of
B.
doodslag begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a Wetboek van Strafrecht) en/of
C.
moord begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289/289a jo. 83 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
D.
de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176a en/of 289a en/of 96 lid 2
Wetboek van Strafrecht)
2.
zij in de periode van 14 december 2022 tot 1 januari 2023 in Nederland in het openbaar bij geschrift of afbeelding, tot enig strafbaar feit heeft opgeruid,
immers heeft zij, verdachte , op een openbaar online TikTok-profiel de volgende tekst en video geplaatst en daarna online laten staan:
- vanaf TikTok-profiel genaamd [profielnaam] ([profiel]) een video waarin personen die zich identificeren met de (moslim) LHBTI+ gemeenschap worden weergegeven, gevolgd door het geluid van zwaarden of messen en de tekst (al dan niet gedeeltelijk doorstreept): Whoever you find doing the action of the people of Lut, kill the one who does it, and the one to whom it is done;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1. Het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven;

2. Het in het openbaar, bij geschrift of afbeelding opruien tot enig strafbaar feit.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich langer dan een jaar schuldig gemaakt aan het deelnemen aan een terroristische organisatie (Islamitische Staat). De verdachte heeft verschillende social media-accounts gehad waarop veelvuldig propaganda van IS werd gedeeld en verspreid. Daarnaast heeft zij een Telegramgroep en/of -chats beheerd waarin gewelddadig, extremistisch en opruiend materiaal gedeeld werd. De verdachte heeft hiermee aan de terroristische oogmerken van IS bijgedragen.
Ook heeft de verdachte zich op het sociale mediaplatform TikTok schuldig gemaakt aan opruiing tot enig strafbaar feit door een filmpje op haar account te plaatsen, waarin personen die zich identificeren met de (moslim) LHBTI+ gemeenschap worden weergegeven, gevolgd door het geluid van zwaarden en messen en een dreigende tekst, waarin wordt opgeroepen tot het doden van deze mensen. Hoewel deze video op zichzelf geen terroristisch karakter kent, is het wel (veelvuldig) gedeeld binnen het extremistische netwerk waarin de verdachte zich op dat moment bevond.
Dit betreffen zeer ernstige strafbare feiten, met een groot gevaarzettend karakter. Terrorisme wordt internationaal gezien als één van de ernstigste misdrijven. Het raakt rechtstreeks de openbare orde en/of de veiligheid en stabiliteit van een samenleving en haar burgers. Hoewel de verdachte zelf geen geweld heeft gebruikt of wilde gebruiken, heeft zij wel een actieve rol gespeeld in de verspreiding van het jihadistisch gedachtegoed met alle eventuele gevolgen van dien.
De Nederlandse samenleving is divers en een ieder die in Nederland woont dient ongeacht zijn of haar culturele achtergrond of geaardheid tegen geweld te worden beschermd. De verdachte is hieraan volledig voorbij gegaan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 februari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
Reclassering Nederland heeft op 7 juni 2024 een schriftelijk advies toegezonden.
De reclassering adviseert aan de verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op leggen met bijzondere voorwaarden. De reclassering is niet tot een sluitend advies betreffende toepassing van het jeugdstrafrecht gekomen. Het toezicht dient te worden uitgevoerd door de reclassering dat beschikt over een specialistisch team dat zich bezig houdt met strafzaken gericht op terrorisme, extremisme, radicalisering en polarisatie. De reclassering is op zoek naar passende zorgaanbieders. De trajecten daarvoor lopen, maar bieden nog geen concreet beeld. Er is dan ook nog geen sluitend plan van aanpak beschikbaar.
In aanvulling hierop hebben de deskundigen [naam 1] en [naam 2] van de Reclassering Nederland op de terechtzitting toegelicht dat voor toepassing van het jeugdstrafrecht een pedagogisch leefklimaat nodig is. Dat is in het geval van de verdachte niet aanwezig. Er is inmiddels gezocht naar een plek voor de verdachte en zij kan op korte termijn terecht bij de ambulante zorginstelling De Horst van Exodus Venlo. De reclassering heeft nog ongeveer een maand nodig om alle kaders op te zetten en een goed plan van aanpak voor de hulp en ondersteuning van de verdachte op te stellen.
GZ-psycholoog [naam 3] en forensisch milieuonderzoeker [naam 4] hebben een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 23 mei 2024. Dit rapport houdt het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een posttraumatische stressstoornis en zwakbegaafdheid, grenzend aan een beneden gemiddelde intelligentie. Daarnaast is sprake van hechtingsproblematiek. Dit was ten tijde van het ten laste gelegde ook aan de orde en beïnvloedde haar gedragskeuzes en gedragingen. Over de mate van toerekening kan ten aanzien van het eerste feit geen uitspraak worden gedaan, omdat de verdachte dit feit ontkent. Ten aanzien van feit 2 kan worden gesteld dat zij ten tijde van dit feit kampte met ernstige (en chronische) psychische problematiek die voor een groot deel haar keuzevrijheid beperkte. Gelet hierop wordt geadviseerd om haar dit feit, indien bewezen, in (sterk) verminderde mate toe te rekenen. Het risico dat opnieuw misbruik van haar wordt gemaakt na detentie en dat zij daardoor mogelijk opnieuw tot delictgedrag komt, wordt hoog geschat. Het recidiverisico wordt als het gaat om de intentie en motivatie van de verdachte laag geschat. Zij heeft duidelijk afstand genomen van extremistische overtuigingen en is gemotiveerd om een deradicaliseringsprogramma te volgen. Ook heeft zij enig inzicht gekregen in het netwerk waarin zij is beland. In algemene zin heeft zij een goed ontwikkeld geweten. Geadviseerd wordt om het jeugdstrafrecht toe te passen, nu de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde nog niet was toegekomen aan de taken en verantwoordelijkheden die bij de volwassen leeftijd horen. Daarnaast wordt geadviseerd aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld een aantal bijzondere voorwaarden. Te denken valt aan de verplichting om zich op te laten nemen in een beschermde woonvorm en behandeling te volgen zolang als nodig wordt geacht door de reclassering. Naast de toepassing van het jeugdstrafrecht wordt geadviseerd om volwassen reclassering op te leggen.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van een ideologisch duidingsrapport over de verdachte, uitgevoerd door ‘Nuance door Training & Advies’ (NTA), gedateerd 29 maart 2024. Uit dit rapport komt - concluderend - naar voren dat de verdachte een periode – al dan niet vrijwillig – is blootgesteld aan extremistisch gedachtegoed, extremistische attitudes en levensstijl door haar veelvuldige en intensieve contacten met extremistische personen in binnen- en buitenland. Hoewel zij in de periode voor de detentie in ernstige mate onder invloed stond van extremistische personen, is op dit moment geen sprake van geweldslegitimering of extremistische interpretaties van de theologische concepten jihad, takfir, al walaa wal baraa. Ook toont zij geen vijandigheid ten aanzien van andersdenkenden en de democratische rechtsorde. Op dit moment distantieert de verdachte zich van extremistische groeperingen, zoals ISIS en Al Qaida. Zij neemt ook in felle bewoordingen afstand van de extremistische netwerken waarin zij verkeerde en de sympathieën die in deze netwerken werden geuit over onder meer ongelovigen en legitimering van aanslagen. De verdachte is zich bewust van de risico’s van sociale media en de invloed en macht van extremistische personen. Zij is zich echter onvoldoende bewust van de kluwen waarin zij nog steeds verstrikt zal zitten na haar detentie. Zij heeft de wil tot verandering en heeft enige mate van zelfreflectie, maar heeft intensieve sociaal-maatschappelijke, psychische en theologische begeleiding nodig om op duurzame wijze nieuwe wegen in te kunnen slaan. Ze is daar zelfstandig niet toe in staat.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusie van de psycholoog gedragen wordt door de bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusie over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde in (sterk) verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van feit 2 een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij in (sterk) verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht. De rechtbank gaat ervan uit dat de psychische gesteldheid van de verdachte tijdens feit 2 dezelfde was als ten tijde van het begaan van feit 1. Daarom zal de verdachte ook ten aanzien van feit 2 in verminderde mate toerekeningsvatbaar worden geacht.
Anders dan de verdediging ziet de rechtbank geen aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen, onder andere gelet op het ontbreken van het pedagogische leefklimaat, alsook de omstandigheid dat de hulp en ondersteuning aan de verdachte moet worden gezocht binnen het volwassen kader.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank is met de officier van justitie, de verdediging en de reclassering van oordeel dat de verdachte gebaat is bij hulp en ondersteuning. De verdachte heeft gedurende een lange periode onderdeel uitgemaakt van een (zeer) extremistisch netwerk en is zeer beïnvloedbaar en kwetsbaar gebleken. De vrees bestaat dat zij, wanneer zij uit detentie komt, zich niet zonder hulp kan ontworstelen aan dat netwerk of, gelet op haar beïnvloedbaarheid, terecht komt in een ander (crimineel) netwerk dat misbruik van haar zal maken. Het is daarom van groot belang dat een passend plan van aanpak met de nodige voorwaarden wordt opgesteld om niet alleen de veiligheid van de verdachte te waarborgen, maar ook de samenleving te beschermen tegen eventueel toekomstig crimineel handelen van de verdachte.
De rechtbank zal daarom een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden, inhoudende een contactverbod, locatieverbod, een meldplicht, zinvolle dagbesteding, begrenzing van het gebruik van social media, ambulante behandelverplichting en opname in een instelling voor begeleid wonen/maatschappelijke opvang en het op te leggen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de twee in beslag genomen telefoons van de verdachte verbeurd te verklaren en het inbeslaggenomen neppistool en de IS-vlag te onttrekken aan het verkeer.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de telefoon van de verdachte teruggave verzocht, nu de verdachte haar contacten wenst te behouden. Ten aanzien van het overige is geen verweer gevoerd.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen telefoons zullen worden verbeurd verklaard. De telefoons behoren aan de verdachte toe. Hoewel de rechtbank het verzoek van de verdediging begrijpt, zijn de bewezen feiten met behulp van deze voorwerpen begaan en zullen zij daarom verbeurd worden verklaard.
Het in beslag genomen neppistool en de IS-vlag zullen worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het algemeen belang.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36d, 57, 131 en 140a van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 365 (driehonderdvijfenzestig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
100 (honderd) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met:
- [naam 5] (geboren [geboortedatum 2]),
- [naam 6] (geboren [geboortedatum 3]),
- [naam 7] (geboren op [geboortedatum 4]),
- [naam 8] (geboren op [geboortedatum 5] 2006),
- [naam 9] (geboren op [geboortedatum 6]),
- [naam 10] (geboren op [geboortedatum 7]),
- [naam 11] (geboren op [geboortedatum 8]),
- [naam 12] (geboren op [geboortedatum 9]),
- [naam 13] (‘[naam 13]’),
gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
2. de veroordeelde zal zich bevinden in Nederland en zich niet vestigen bij personen in het buitenland, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt; de veroordeeld werkt, indien en zolang als de reclassering dat nodig vindt, mee aan elektronische monitoring van dit locatieverbod;
3. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
4. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen bij de forensische psychiatrische polikliniek De Horst of een soortgelijke ambulante instelling voor forensische zorg voor haar problematiek, zolang de reclassering in overleg met de behandelinstelling dit noodzakelijk vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
5. de veroordeelde zal verblijven in de instelling voor begeleid/beschermd wonen/ maatschappelijke opvang, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de directeur van die instelling worden gegeven, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de directeur van die instelling verantwoord vindt;
6. de veroordeelde zal actief meewerken aan het verkrijgen en behouden van passende woonruimte, een legaal inkomen en een structurele en zinvolle (betaalde) dagbesteding;
7. de veroordeelde zal zich houden aan een beperking in het gebruik van social media verbod, inhoudende dat zij zich niet zal bezig houden met extremistische of jihadistische content, en verplicht wordt mee te werken aan controles van haar digitale gegevensdragers, ook wanneer dit inhoudt dat het digitale onderzoek door een externe deskundige wordt verricht, waarbij het aantal controles wordt gemaximeerd op zes keer per jaar, dit alles gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering verantwoord acht;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
geeft aan Reclassering Nederland opdracht om, indien en voor zover zij dit nodig acht, elektronisch toezicht te houden op de naleving van de onder 2 genoemde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten:
1. STK Telefoontoestel
(omschrijving: RTRAA23034_789373, Rood, merk: Apple)
2. 1 STK Telefoontoestel
(omschrijving: RTRAA23034_789372, Donker grijs, merk: Apple)
- verklaart onttrokken aan het verkeer:
3. 1 STK Wapen (nep pistool)
(omschrijving: RTRAA23034_789380, Zwart)
4. 1 STUK Vlag (IS vlag)
(omschrijving: RTRAA23034_789379, meerkleurig);
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Feraaune, voorzitter,
en mrs. L. Amperse en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
Tekst nader omschreven en gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij in de periode van 20 september 2022 tot en met 30 oktober 2023 in Rotterdam, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een terroristische organisatie, te weten Islamitische Staat (IS), danwel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) en/of Islamic State of Iraq and Levant (ISIL), welke organisatie tot oogmerk had en/of heeft het plegen van terroristische misdrijven, te weten:
A.
het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl
daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht), begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176a Wetboek van Strafrecht) en/of
B.
doodslag begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a
Wetboek van Strafrecht) en/of
C.
moord begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289/289a jo. 83 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
D.
de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot
eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176a en/of 289a en/of 96 lid 2).
2.
zij
in de periode van14 december 2022
tot 1 januari 2023in Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander,in het openbaar mondeling en/of bij geschrift of afbeelding, tot enig strafbaar feit heeft opgeruid, terwijl datgeen waartoe wordt opgeruid een terroristisch misdrijf inhoudt,
immers heeft
/hebbenzij, verdachte
en/of haar mededader, op een of meer openba(a)r(e) online profielen/ TikTok-profiel(en) de volgende tekst(en) en/of video(s) en/of afbeelding(en) geplaatst
en daarna online laten staan:
- vanaf TikTok-profiel genaamd [profielnaam] ([profiel]) een video waarin personen die zich identificeren met de (moslim) LHBTI+ gemeenschap worden weergegeven, gevolgd door het geluid van zwaarden of messen en de tekst (al dan niet gedeeltelijk doorstreept): Whoever you find doing the action of the people of Lut, kill the one who does it, and the one to whom it is done.